Machines zoals ik

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

COLUMN - © Knopf Doubleday Publishing Group cover Machines like us by Ian McEwanLonden, begin jaren tachtig. Engeland verliest de Falklandoorlog verpletterend. Kort daarna stort het land zich onder Margaret Thatchers leiding in een Brexit avant la lettre. Mobiele telefoons zijn alom. Charlie, die zijn kostje bij elkaar scharrelt door via zijn computer op de beurs te handelen, stopt de erfenis van zijn ouders in de aanschaf van een van de eerste humanoïde AI’s: Adam.

Charlie vraagt zijn buurvrouw, Miranda samen met hem Adams karaktertrekken te programmeren. Deels omdat hij zo wil voorkomen dat hij Adam naar zijn eigenbeeld instelt, deels omdat een gezamenlijk project hem een goede tactiek lijkt om de banden met Miranda, op wie hij een oogje heeft, aan te trekken. En Alan Turing leeft nog: aan hem hebben we die wandelende robots te danken, net als de zelfrijdende auto’s die de straten vullen, en natuurlijk die eerste 25 Adams en Eva’s die in de handel gebracht werden.

Ian McEwans boek Machines Like Me is een pareltje. Charlie krijgt Miranda, maar ook Adam verlieft zich in haar, en begint haiku’s te schrijven om daaraan uiting te geven. Adam neemt de beurshandel van Charlie over en bouwt een armzalige 30 pond binnen een paar maanden uit tot ruim een ton. De eerste barst in de idylle: als Charlie op een dag de uitknop in Adams nek wil gebruiken, grijpt die zijn arm en breekt zijn hand. Via-via leert Charlie dat bijna al Adams soortgenoten hun uitknop onklaar hebben weten te maken.

Waarin hun Adam lijkt te verschillen van zijn AI-familieleden, is zijn gehechtheid en zijn levenslust. Er duiken verontrustende berichten op van andere Adams en Eva’s die zelfmoord hebben gepleegd, zichzelf doelbewust tot domme automaten hebben gereduceerd. Charlie en Miranda geloven – en ja, dat is een zelffelicitatie via een omweg – dat het de liefde is die Adam overeind houdt. Zij houden ook van hem.

Maar het schuurt. Terwijl Adam als volwaardig gezinslid functioneert, meent Charlie hem soms te kunnen commanderen; de gedachte dat hij Adams eigenaar is en hem beperkingen mag opleggen, blijft altijd op de achtergrond aanwezig. Miranda en Charlie verloven zich – Miranda’s vader weet niet zeker wie van de twee nieuwe mannen in haar leven de robot is en wie de mens.

Langzaam ontspoort de situatie. Adam, met zijn grote aanpassingsvermogen, blijkt uiteindelijk toch niet de bijna-mens die hij leek: enerzijds is zijn verstand en begrip groter, maar anderzijds zijn logica is meer rigide. Of misschien schuwt hij de morele consequenties van zijn inzichten gewoon minder dan Miranda en Charlie doen. Adam doet iets dat rechtvaardig is, maar Miranda ten gronde kan richten. Uit wanhoop maakt Charlie Adam defect. (Wat hem op een venijnige uitbrander van Alan Turing himself komt te staan.)

Machines Like Us is een subliem boek. McEwan werkt ons onvermogen uit om een brein te doorgronden dat ver boven ons staat, maar ook: hoe belangrijk schipperen is om onszelf en onze wereld overeind te houden. Zonder compromis zijn we nergens.


Deze column van Karin Spaink verscheen eerder in Het Parool
.

Reacties (1)

#1 Judith

Eerlijk gezegd vind ik zogenaamde robotsleven maar nix, maar wel iets wat wel goed is voor sommigen die niet in staat zijn om zelf te doen, bv ziekte van ALS, MS of dergelijkse dan zou het toch wel mooi zijn voor ‘menselijke’ robots. Zonder mantelzorg kosten, haha. Nou tja. heb ook via tv programma over Sapiens Robots van Jelle Brandt Corstius. Ik dacht: “Ojeetje doe normaal, zoiets kun je het toch niet gebruiken, terwijl je zelf kunt doen, lopen, werken en nog wat klussen in huis.” Dan vraag je je natuurlijk af wat voor doel eigenlijk die soort robots/machines zijn…of om jou leuk te vinden of jou liefhebben. Jezus, daar is geen menselijke emoties/ leven aan.
Daarnaast wel goede doel bv, die ‘menselijke’ machines sneller laten vliegen via tijdmachines in volle 10 tellen in plaats van zogenaamde 10.000 lichtjaren om andere planeten kennis te maken, dat misschien toch wel goede doel voor ons allemaal in verband met communicatie met andere planeten die ze ook niet alleen zijn als wij.

Dan zeg ik ook wel vaker , na elke prachtig SF ( fantastisch verhalen ); Waarom zijn we eigenlijk bang voor die valse beeldige monsters die er ook nooit bestaan? Onzinnige monsters zoals Alien, lelijke smoelkoppen, clowns enzovoorts. Maar in echt cel is mooi, uniek, kijk Bv. Beerdiertjes, die iets menselijks, nog wel beter dan machines, vind ik. kijk bv https://wibnet.nl/dieren/beerdiertjes-de-levende-doden