ACHTERGROND - Een tijdje geleden fietste ik van Groningen naar Assen en passeerde ik een hunebed. Het stond daar gewoon in het landschap, stil en onverstoorbaar. Er ging iets sereens van uit. Dit was iets dat er al eeuwen, millennia was, even vanzelfsprekend als het opkomen van de zon of de wisseling van de seizoenen. Het monument was op een wonderlijke manier aantrekkelijk.
Ik besloot dat ik álle tweeënvijftig Drentse en twee Groningse hunebedden wilde bekijken en dat heb ik in de afgelopen maanden, als er geen lockdowns waren, ook gedaan. Voor wie meer wil weten zijn er ook musea, zoals het Drents Museum in Assen, het Muzeeaquarium in Delfzijl en het Hunebeddencentrum in Borger.
Trechterbekercultuur
De hunebedden zijn gebouwd tussen pakweg 3350 en 2750 v.Chr. v.Chr. door mensen die behoren tot wat archeologen aanduiden als de Trechterbekercultuur. Die is genoemd naar het aardewerk, dat een vrij karakteristieke vorm heeft.
De Trechterbekermensen waren geen jagers en verzamelaars meer maar landbouwers. Hieronder is een reconstructie van een boerderij.
Hoewel op de Balkan al koper en goud werd bewerkt en in het Middellandse Zee-gebied de Bronstijd op het punt stond te beginnen, gebruikten de mensen in de Lage Landen nog stenen voorwerpen. Deze messen zijn opgegraven in Elp.
De mensen droegen sieraden, zoals deze kralen van barnsteen.
Door de aard van de Drentse bodem bleven menselijke resten in de grafmonumenten slecht bewaard, maar archeologen hebben wel aardewerk en werktuigen gevonden. We weten verder zeker dat de Trechterbekercultuur een boerensamenleving was. Verder vermoeden we dat de hunebedden, waar de voorouders rustten, tevens dienden om aan te geven “dit gebied hier is van ons”.
Zoals u inmiddels zult hebben begrepen, zijn de hunebedden bijna vier millennia ouder dan de Hunnen. Daarmee heeft de naam dan ook niets te maken. Het woord is afgeleid van hunen ofwel reuzen. Dat waren de bouwers immers, dachten de eerste, zeventiende-eeuwse onderzoekers. Mensen als dominee Johan Picardt en de Groningse dichteres Titia Brongersma, die het hunebed D27 bij Borger onderzocht.
Sloop en onderzoek
Ooit waren er zeker tachtig hunebedden bekend. Tegenwoordig zijn er nog vierenvijftig. Ze hebben nogal geleden onder moedwillige sloop. De zware stukken steen bleken namelijk nuttig voor de versterking van de dijkbeschoeiingen toen de paalwormepidemie vanaf 1730 Nederland trof. In de negentiende eeuw zijn verschillende grafmonumenten “onoordeelkundig gerestaureerd”, wat een eufemisme is voor het verwijderen van de dekheuvels. Daardoor kwamen de stenen vrij te liggen, wat een ons vertrouwd plaatje opleverde, maar niet bijdroeg aan de conservering.
Pas na de Tweede Wereldoorlog is vastgesteld dat die dekheuvels vaak in twee of drie fasen waren gebouwd, ook ná de Trechterbekertijd. De monumenten waren dus oorspronkelijk deels onbedekt. De grafvelden zelf bleven, ook toen men geen hunebedden meer bouwde, nog eeuwenlang in gebruik. In Rolde liggen twee hunebedden naast een kerkhof, wat een continuïteit van funerair erfgoed suggereert van een slordige vijf millennia.
Boeken over hunebedden
Wie meer wil weten, kan Herman Clerinx’ mooie boek over de Trechterbekercultuur lezen, Een paleis voor de doden. Over hunebedden, dolmens en menhirs, of Wijnand van der Sandens Gids voor de hunebedden in Drenthe en Groningen. Beide boeken verschenen in 2017. Verder vindt u veel informatie op Hunebeddeninfo.nl en Hunebedden.nl.
Reacties (1)
Nuance; de hunebedden stonden daar niet al eeuwen, tenminste, niet in die vorm. De hunebedden zijn eigenlijk allemaal in elkaar gevallen en, ergens begin deze eeuw meen ik – behoudens, geloof ik, een of twee die door de Moffen weer weg zijn gehaald omdat er een vliegveld moest komen – door een wetenschapper gereconstrueerd. Dus: de stenen lagen er wel, maar ze lagen niet zo mooi op elkaar.