In 1995 zal de Deense regisseur Lars von Trier op een Parijse conferentie een toespraak houden over de toekomst van de film. Op het moment dat hij zal aanvangen begint hij echter rode pamfletten over het publiek uit te strooien, onderwijl verkondigend dat de huidige cinema “rubbish” is. Trier kondigt zo op ludieke wijze de oprichting van de Dogma 95 beweging aan.
Het doel is eenvoudig: film moet weer teruggebracht worden tot zijn essentie met behulp van een Gelofte van Kuisheid. Deze omvat tien regels die het verbieden om overdadige actiescènes te gebruiken, filmen moet vanuit de hand en geluid en locatie moeten in al de echte wereld aanwezig zijn. Studio-opnamen, achtergrondmuziek en rekwisieten die niet al aanwezig zijn, zijn uit den boze. Een secretariaat wordt opgericht waar filmmakers hun film kunnen laten keuren.
De beweging scoort gelijk al een succes met haar eerste film, Festen, maar de lijst van goedgekeurde projecten bevat verder weinig bekendere films. Wellicht logisch, want veel low-budget films komen natuurlijk al snel in aanmerking. In 2002 wordt de beweging opgeheven en zijn de oprichters inmiddels “on to bigger, better things”. Vooral Von Trier is bekend geworden met bijvoorbeeld Dogville.
Ondanks haar korte bestaan lijkt de beweging toch veel invloed te hebben gehad. Tenminste, ik meen zelf de roep voor films zonder al te veel trucage, spaars gebruik van muziek, stille momenten en aandacht voor het verhaal terug te zien in mainstream producties The Sixth Sense en American Beauty. Al is het verband in de “filmhuisfilm” duidelijker.
Met deze achtergrond kom ik nu op de films die ik hier wil bespreken, Red Road en Flandres. Eerstgenoemde heeft een duidelijke link met de Dogma beweging, daar het behoort tot het Advanced Party project van Trier: drie regisseurs moeten met dezelfde locatie (Glasgow) en dezelfde negen karakters (gespeeld door dezelfde acteurs) binnen zes weken ieder een film maken.
In Red Road, geregisseerd door Andrea Arnold, speelt Kate Dickie een vrouw die werkt voor City Eye. Met camera’s wordt de stad vanuit een controle-centrum in de gaten gehouden. In het begin lijkt de film welhaast op Amélie, als ze met weemoed de levens van een paar mensen volgt. Daarna blijkt al snel de zinloosheid van haar leven. Ze werkt, komt thuis en doet niks, werkt, laat zich op een afgelegen plek in de auto nemen door een hork van een vent, en gaat weer naar werk. Maar dan ziet ze een man op haar camera, een wilde vent met rood haar, die ze obsessief begint te volgen. Eerst alleen via de camera, later ook fysiek, tot aan de ongure flatgebouwen aan Red Road aan toe. Geen muziek, geen voice over, geen emotie. Alleen als de vrouw in contact komt met de vrienden van de man zijn er gesprekken met humor en wat interessante ontwikkelingen.
De film Flandres speelt zich in het eerste gedeelte af op het platteland. De boer Demester en zijn kennisen doen daar in het veld hun werk. Hij rijdt met de tractor, repareert wat, ruimt een hoop zand op, enzovoorts. Eigenlijk gebeurt er niks, behalve als dorpsmeisje Barbe langskomt voor een boswandeling. Als ze ver weg genoeg zijn laten ze hun broek zakken, neuken kort, en liggen ze uitgeput op elkaar. Broek omhoog, en weer terug wandelen. Zo k(r)abbelt het leven – ook weer zinloos zou ik zeggen – door. Totdat Demester en een paar anderen besluiten om dienst te nemen in het Vreemdelingenlegioen. In een ver arabisch ogend woestijnland maken ze vervolgens vreselijke dingen mee, en Barbe heeft het thuis geestelijk zwaar. Bij terugkomst moet eenieder zien verder te leven met wat er in de tussentijd gebeurd is.
Beide films werden in 2006 gelauwerd op Cannes. Red Road won de Juryprijs, voor Flandres was er de Grote Prijs en regisseur Bruno Dumont werd genomineerd voor een Gouden Palm. Maar eerlijk gezegd heb ik me bij deze twee films op zitten vréten in de bios. En de laatste keer dat dat gebeurde was bij het verschrikkelijke Lost Highway.
Het probleem zit hem niet in de boodschap die deze rolprenten willen overbrengen – namelijk iets in de trant van de zinloosheid van het leven, de leegheid van de levens van de hoofdpersonen en een verklarende of zingevende onthulling aan het einde – maar de manier waarop dat wordt geprobeerd. In het begin krijgen we veel beelden van gebeurtenissen zonder veel betekenis te zien. Het leven is saai, lijken de makers te willen zeggen. Vervolgens krijgen we iets opmerkelijks voorgeschoteld (het volgen van de man in Red Road, de neukpartijen in Flandres). Maar er volgt geen hint voor een uitleg. Er is geen spannende muziek ter begeleiding. Er is geen verteller die context schept. Zoek het zelf maar uit, lijken de makers te willen zeggen.
Je kunt natuurlijk argumenteren dat dat juist een prachtige innovatie is. Niet àlles hoeft uitgelegd te worden om mooi of interessant te zijn! En dat is waar. Het probleem ligt eigenlijk dieper: omdat de karakters geen enkele emotie tonen, geen voorkeuren of afkeuren hebben, kortom geen enkele eigenschap van een karakter bezitten, is er niks interessants te ontdekken of iets om emotioneel van te worden in het verhaal. De momenten die beide films nog de moeite waard zouden maken zijn juist de momenten dat de hoofdpersonen daadwerkelijk in contact treden met anderen en daarbij iets van zichzelf tonen – maar daarvan zijn er helaas te weinig. Eerlijk gezegd vond ik The Sixth Sense ook een saaie film, maar daar was de pay-off aan het einde zo groot dat het een van de meest geslaagde Hollywood-experimenten van het decennium was. Dat maakt de slappe spanningsboog die zwak gevuld is met karakterontwikkeling nog te behappen. Zo’n pay-off ontbreekt bij Red Road en Flandres, waardoor ik besloten heb voortaan Dogmatische films te mijden als de pest.
Reacties (5)
Ik heb een stuk of vijf van die dogma-films gezien en ik moet zeggen dat ik er niet erg van onder de indruk was. Vooral van het gehypte Festen kon ik niet wakker liggen.
Teruggaan naar de essentie van de film, naar het verhaal is een goed streven. Maar je kan teveel willen.
Deze stroming mag wat mij betreft stoppen. Het punt is gemaakt, gaan we nu weer gewoon verder met films maken zonder je verkrampt aan allerlei regeltjes te moeten houden?
Want verkrampt, dat is het.
En oh ja! Lost highway! Mijn principe “niet weglopen onder films, anders mis je misschien nog wat” is daar bijna gesneuveld.
De helft van de zaal liep toen wel weg. Ik droom nog steeds wel eens over die weg…
Het lijkt erop dat Von Trier de beperking als gimmick gaat gebruiken, in plaats van dat het verhaal op de voorgrond blijft staan. Zo bereikt hij juist het tegenovergestelde van wat ooit de bedoeling was, lijkt me.
Een film hoeft echt niet “realistisch” te zijn, het enige criterium is of het je boeit.
Ik moet er trouwens wel bijzeggen dat mijn filmgenote beide films juist wel goed vond, dus er is – zeker ook gezien de lovende recensies – wel een markt voor dit type film. Mij is het allemaal net iets te ver doorgevoerd.
Von Trier houdt zich trouwens al een tijdje niet meer aan zijn eigen 10 regels; niets erger dan dogmatische Dogma-films, nietwaar?
Precies, verschillende regels werden/worden regelmatig overtreden. Maar in sommige gevallen heeft hij de beperkingen zelfs verscherpt (Dogville, geen decors).
Maar welke versie van de regels er gehanteerd wordt is niet zo van belang. Het gaat erom of je een goeie film kunt afleveren binnen die beperkingen, en ik vermoed dat de beperkingen te, euh, beperkend zijn :-)