Een achterhoedegevecht voor de eentaligheid

Foto: Max Fischer on Pexels

Het tij begint voorzichtig te keren. Waar het Nederlandse onderwijs de afgelopen decennia heeft gezucht onder een puur door de politiek afgedwongen eentaligheid – op school moest iedereen altijd en alleen maar Nederlands spreken, we waren toch potdorie in Nederland! – met rampzalige resultaten, begint men nu voorzichtig in te zien dat wat aandacht voor de realiteit – kinderen die thuis andere talen spreken hebben daarmee een enorm reservoir aan kennis dat we kunnen aanboren om hun Nederlands te verbeteren.

Maar onmiddellijk staan er dan mensen op die het negentiende-eeuwse ideaal van één volk heeft één taal niet willen opgeven. Zoals de psycholoog Iris Breetvelt in een stuk op Vakdidactiek Nederlands.

Alle middelen

De mensheid is op het grootste deel van de wereld op een volkomen natuurlijke manier meertalig – in veel samenlevingen in bijvoorbeeld Afrika spreekt iederéén meerdere talen en wisselt die moeiteloos af. Maar het gebruik van meer talen, vooral op school werd in de Nederlandse politiek sinds ongeveer het begin van deze eeuw vooral als probleem gezien – iets wat maar zou leiden tot alles waar iederee bang voor is, zoals “taalachterstand”, “achterstandswijken”, “risicoleerlingen”. Dat is allemaal gebaseerd op een zeer diep in de Nederlandse, in de Europese geest, gewortelde ideologie: dat één volk één taal moet hebben, en dat je als individu slechter af bent als je niet al je talen in alle mogelijke domeinen – van de keukentafel tot het katheder – kunt gebruiken.

Maar die ideologie is net zo diepgeworteld als weinig onderbouwd. Er is geen enkele aanleiding om te denken dat een samenleving in elkaar stort, of dat individuen het niet meer aankunnen, als er meer dan één taal gebruikt wordt.

Nu komt er eindelijk wat serieuze aandacht voor de vraag hoe je die talige rijkdom kunt benutten. De Onderwijsraad publiceerde hierover onlangs een advies, instellingen als SLO denken mee, er zijn lectoraten, hoogleraren, handreikingen. Er wordt kortom allerwege serieus nagedacht hoe we op school alle middelen kunnen inzetten om leerlingen op een zo hoog mogelijk niveau Nederlands te laten leren. Waarbij die middelen óók kunnen zijn: de andere talen uit het omgeving van het kind.

Thuistaal

Maar dat alles is kennelijk tegen de zin van Iris Breetvelt, die meent dat de (alleen) “Nederlandstalige leerling” nu naar de marge zou worden geduwd.

Het is een bekend bezwaar: door meer aandacht voor gemarginaliseerde groepen dreigen degenen die van huis uit alles al meekregen naar de marge geduwd! Feminisme is oneerlijk voor mannen, gratis lunches zijn zielig voor de kinderen die van huis uit altijd een goedgevulde lunchbox gewend zijn, de christen heeft te lijden onder het feit dat er allerlei andere godsdiensten blijken te zijn. En nu moeten de eentaligen dus leiden onder het feit dat de meerderheid van de mensheid in meerdere wereld leven.

De gedachte is daarbij dat de eigen ideologie eigenlijk geen ideologie is. Het patriarchaat, het neoliberalisme, het christendom, die zijn gewoon de status quo. De uitdagers moeten eerst maar eens bewijzen dat ze echt zoveel beter zijn.

In haar stuk laat Iris Breetvelt er weinig twijfel over bestaan wat voor haar het ideaal is: onderdompeling in het Standaardnederlands, de hele dag, door iedereen, wat hun achtergrond ook is. Meertaligheid noemt ze een “strategische herformulering” van anderstaligheid (want meertaligheid klinkt positiever dan anderstaligheid), dialecten worden “oneigenlijk” met andere talen op één lijn gezet, en de koppeling aan wereldburgerschap is verdacht. Meertalige didactiek is volgens haar zwaar, tijdrovend, methodologisch dubieus én mogelijk schadelijk voor de meerderheid van de leerlingen, van wie 76% immers Nederlands als thuistaal heeft.

In haar stuk laat Iris Breetvelt er weinig twijfel over bestaan wat voor haar het ideaal is: onderdompeling in het Standaardnederlands, de hele dag, door iedereen, wat hun achtergrond ook is. Meertaligheid noemt ze een “strategische herformulering” van anderstaligheid (want meertaligheid klinkt positiever dan anderstaligheid), dialecten worden “oneigenlijk” met andere talen op één lijn gezet, en de koppeling aan wereldburgerschap is verdacht. Meertalige didactiek is volgens haar zwaar, tijdrovend, methodologisch dubieus én mogelijk schadelijk voor de meerderheid van de leerlingen, van wie 76% immers Nederlands als thuistaal heeft.

Traditie

Wat Breetvelt níet doet, is een alternatief uitwerken dat verder gaat dan: meer van hetzelfde, maar dan harder. Meertalige (sorry, anderstalige) leerlingen scoren lager op Cito en PISA, dus moeten we vooral meer tijd besteden aan lezen, schrijven, spreken en luisteren in het Nederlands. Maar dat doen scholen nu al sinds het begin van deze eeuw, en zie eens waar het ons gebracht heeft. Al die jaren van eentalige onderdompeling hebben precies geleid tot de cijfers waar Breetvelt nu mee schermt.

Waarom zou nóg meer eentaligheid dan plots wél de doorbraak opleveren?

Tekenend is de asymmetrie in Breetvelts bewijsvoering. Voor meertalige interventies eist ze “sterk empirisch bewijs” en wijst ze op systematische reviews (van Huang & Chalmers; Veerman e.a.) waar de effecten niet eenduidig zijn. Dat is op zichzelf natuurlijk terecht: onderwijsvernieuwingen moeten stevig onderbouwd zijn. Maar dezelfde norm past Breetvelt niet toe op haar eentalige uitgangspunt. Er bestaat geen meta-analyse waaruit blijkt dat “monolinguaal Nederlands, zonder systematische inzet van thuistalen” de best mogelijke aanpak is voor een diverse klas. Het is traditie, geen evidence-based interventie.

Verstandig

De verklaring daarvoor is dat Breetvelt vermoedelijk denkt dat het volkomen vanzelf spreekt dat eentaligheid zo niet de realiteit dan toch het ideaal is. Geen enkele twijfel heeft ze daarover: dat het Nederland van veertig, vijftig jaar geleden waarin zij (en ik trouwens ook) opgroeiden, wereldwijd en in de historie een anomalie is. De mens is een meertalig wezen.

Ook de manier waarop ze onderzoek inzet in haar stuk, is naar mijn smaak selectief. Ze haalt bijvoorbeeld Schepens, Van der Slik & Van Hout (2016) aan over taalafstand: hoe verder L1 van het Nederlands afstaat, hoe moeilijker het leren van Nederlands als derde taal. Dat klopt – maar het zegt niets over de vraag of je die verre L1 dan beter kunt negeren. Jim Cummins en veel andere onderzoekers laten juist zien dat goed opgebouwde moedertaalvaardigheid kan doorwerken in nieuwe talen, en dat taalbewustzijn en vergelijking (Cenoz, Duarte, García) krachtige hulpmiddelen kunnen zijn. Breetvelt hekelt “meertaligheidsdidactiek”, maar de wetenschappelijke discussie gaat al lang niet meer over de simpele vraag “Nederlands of thuistaal?”, maar over hóe je het repertoire van leerlingen verstandig inzet.

Nostalgisch taalideaal

Maar het allertreurigst is Breetvelts beeld van de “Nederlandstalige leerling”. Die zou 20% van de lestijd verveeld en gedemotiveerd raken door meertalige werkvormen, en zo “stilzwijgend naar de marge” worden verplaatst. Empirisch onderbouwt de schrijver die anders zo staat op empirie dat niet. Bovendien is de “eentalige Nederlander” in 2025 vooral een didactische fictie: kinderen groeien op met dialect, straattaal, Engels uit games en sociale media. Al die variëteiten horen óók bij hun repertoire. Taalbewust onderwijs sluit hen niet uit, maar erkent juist wat ze al kunnen.

Het is op zijn minst ironisch dat een voorzichtig pleidooi om meertaligheid niet langer uitsluitend als probleem te framen, direct wordt teruggefloten vanuit een heel oude ideologie: die van de vanzelfsprekende eentalige natiestaat. Over de precieze vorm van meertalige didactiek kun je – en móét je – stevig discussiëren. Maar wie die discussie begint met de eis dat iedere poging tot verbetering eerst tot op de komma bewezen moet zijn, terwijl de oude, eentalige praktijk vrijgesteld blijft van dezelfde toetsing, verdedigt geen wetenschap, maar een nostalgisch taalideaal.

Reacties (5)

#1 petronella

Volgens Mark van Oostendorp is er geen enkele aanleiding om aan te nemen dat het beter is om één standaardtaal voor een land te hanteren. Hij meent dat door het leren en gebruiken van meerdere talen een mens makkelijker in staat zou zijn zich goed uit te drukken. De nadruk op het leren van de Nederlandse taal (toch behoorlijke klus met al die regelmatig opwaarderingen) is volgens hem overdreven.
Naar mijn idee wordt er nog steeds Engels, Duits en Franse les gegeven op middelbare scholen. De Engelse taal wordt als tweede taal het meest gebruikt, hele universiteitsprogramma’s zijn in het Engels te volgen.
Een bekend en veelbesproken thema is echter dat de kennis van Nederlandse taal bij veel jonge mensen onder de maat is. Met de komst van AI heb je ook niet veel kennis meer nodig zou je kunnen denken. Taalachterstand, achterstandswijken en risicoleerlingen zijn thema’s die volgens Marc niet meer aan de orde zijn. Hoe hij daarbij komt mag hij mij nog uitleggen in de Nederlands of Engelse taal.
Kortom: het hele informatieve stukje tekst komt bij mij onwerkelijk alsook onwenselijk over. Waarom het taalgebruik nog ingewikkelder willen maken terwijl dit toch het meest gebruikte en belangrijke communicatiemiddel is.
Het lijkt een beetje op het experiment Esperanto wat maar heel kort een hype was en ook niet bruikbaar bleek.

#1.1 Gajes - Reactie op #1

Ik heb hier een andere positie in.
Sws dump de talen Frans en Duits want met Google translate kun je ook een stokbrood met bratwurst bestellen.
Zet sws een taal als Arabisch in om kinderen beter Nederlands te leren, sws op de eerste groepen. Je kunt klassen en scholen daarop indelen.

Laat ook meer woorden toe als officiële taal, onze taal heeft al veel woorden van andere culturen, de digitale taal, en wat is er mis met wolla of mattie. Dus een vorm van pidgin wat van West Afrika naar Haïti gaat, en geschiedenisles is dan wel handig om te begrijpen dat dit een taal is die door contact met slavenhandelaren tot stand kwam.
Ik denk dat dit ook kan zorgen voor meer interculturele verbinding in ons land, ay ;)

We kunnen blijven zeuren over grenzen dicht en “omvolking”, maar beter is onze wereld te gaan voorbereiden op massa migratie als ik zo de klimaattop eens bekijk.

Maar ook bij Klaas Kaas en Jan BoterhammetHagelslag wordt meer en meer laaggeletterdheid of moeite met begrijpend lezen geconstateerd, dus verander het leer format ook. Kortere onderdelen en meer afwisseling in 1 taalles. Waar je ook bv een vorm van duolingo kunt gebruiken, WhatsApp, game formats ed.

Geschiedenis is belangrijk maar, aardrijkskunde, voegt dat nog iets toe ?
Dus welke vakken zijn anno 2025 nog relevant en kunnen we taallessen uitbreiden qua tijd, maatschappijvoorbereiding en beweging daarvoor in de plaats zetten ?

We zien dat onderwijs in deze vorm niet voldoende werkt, ook niet voor de leraren trouwens die verdrinken in regels en adm, extra taken.

Dus ik sta zeker open voor suggesties die meer out of the box zijn, bv ook input van kinderen, testlessen om onderdelen te toetsen aan de praktijk.
Desnoods in een zomervakantie waar je kinderen dan kunt belonen met uitstapjes. Kinderarbeid wat eindelijk eens lonend is voor kinderen zelf :)

Statushouders ook beter inzetten, en dat kan door de procedures te versnellen, en deze gelijk in een leerproces te zetten.

Ik denk dat er best veel te winnen valt als we afstappen van onze Hollandse spruitenlucht tradities en praktisch en realistisch onze bevolking gaan bekijken.

En haal aub bij artikel 23 de religie eruit.
Dat maakt de indeling van scholen al makkelijker en religie voegt maatschappelijk 0 toe. Brainwash je kind thuis maar met God en Allah.

Interessant artikel trouwens, dank je wel.
👍🏼

#1.2 Emile M - Reactie op #1.1

Er zijn mensen voor wie religie betekenis heeft. Voor mij geldt dat niet maar ik respecteer dat wel. Als zijn hun kind daarmee willen opvoeden mogen ze dat dan. Ook het door het kind te volgen onderwijs kan daar wat mij betreft een rol in hebben. Dat is voor mij de grondwettelijke vrijheid die in ons land bestaat.

#2 Emile M

Is er ooit onderzoek gedaan naar verschillen in taalvaardigheden tussen Hollandse kinderen en Friese kinderen die thuis Fries spreken?

#2.1 Frans - Reactie op #2

Toen ik in Leek in 1971 naar de lagere school ging bleek een medeleerling de juf nauwelijks te kunnen verstaan,
en dat is nog maar plat Gronings.
Mijn plat Drents verstaan ze overigens ook niet in Amsterdam en omstreken.

Er was, vroeger iig, in die zin al een grote meertaligheid in Nederland,
dat we allemaal dezelfde taal leerden op school was broodnodig en aantoonbaar succesvol.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

| Registreren

*
*
*