RECENSIE - In 1945 verscheen Bertrand Russells A History of Western Philosophy. Het boek was direct een geweldig succes. Dat had waarschijnlijk alles te maken met het feit dat het het levenslicht zag in het laatste oorlogsjaar. Na de waanzin van de Tweede Wereldoorlog bracht de beroemde filosoof een hoopvolle boodschap. A History was een hoopgevende samenvatting van de groei van het westerse filosofische denken, van de tijd van Socrates tot aan… Russell himself. Jazeker, er bestond vooruitgang. Russell schetste een lange keten van denkers die op elkaars inzichten hadden voortgebouwd, die ons denken hadden verdiept, en die leidde naar de moderne filosofen die door middel van linguïstische analyse de laatste filosofische vragen zouden kunnen oplossen. Voor dat stralende vooruitzicht (eigenlijk voor zijn hele oeuvre, maar de jury noemde expliciet A History) kreeg Bertrand Russell in 1950 de Nobelprijs voor de literatuur.
Russells boek maakte de geschiedenis van de filosofie tot een huiskameronderwerp. Maar het had uiteindelijk hetzelfde effect als Gibbons Decline and Fall of the Roman Empire.
Latere auteurs konden niet anders dan eer betonen aan deze voorganger, aan zijn fraaie stijl, zijn overzicht en rechtlijnige visie. Hier lag een niet te negeren monument van wijsheid. Elke geschiedenis van de filosofie werd daar voortaan ter controle langs gelegd. En het was een boek met een niet te negeren boodschap: filosofie is een uniek westers concept, en een ongehoord succesverhaal. Vrijwel alle latere auteurs moesten zich daarnaar gedragen. What more was there to tell?
Hoe heilzaam ook in die eerste naoorlogse jaren; de laatste decennia begint het raamwerk van Russell aan te voelen als een keurslijf, en begint het aan alle kanten te knellen en te scheuren. Het canonieke Russelliaanse vertoog is té bekend geworden; de namen, de verhalen, de ideeën – ze zijn gaan vervelen. Bovendien wordt te westers bevonden, en klinkt het verdacht. Zo’n lange stoet respectabele dode blanke mannen, daar kun je tegenwoordig niet meer mee aankomen. Je kunt er vast iets mee bewijzen (zie hierboven) maar de moderne filosofieconsument ‘voelt’ dat hij of zij een té gepolijst verhaal voorgeschoteld krijgt. Dat er méér moet zijn.
Er is meer
Sinds een aantal jaren wordt het Grote Verhaal van de filosofie daarom vaak aangevuld met terzijdes die dat moeten compenseren. Met hoofdstukjes over de oudste, ‘Oosterse’, Afrikaanse, Indiase filosofie, en ga zo maar. Dergelijke uitstapjes worden vaak gekenmerkt door koudwatervrees en onkunde. Een van de problemen is dat in het niet-westerse denken God, of het bovennatuurlijke, een centrale plaats inneemt, terwijl de westerse filosofische traditie er juist trots op is dat ze God buiten de deur heeft weten te werken. Zodra hier een denker ‘God’ erbij haalt, is het geen ‘echte’ filosofie meer. Een tweede probleem is dat onze kennis van het niet-westerse denken heel beperkt en schematisch is. We kennen grote lijnen, maar wat betreft de ontwikkeling van dat denken, en de onderlinge uitwisseling van ideeën (ook met het Westen) weten we vaak bitter weinig. Hierdoor blijven die extra hoofdstukken op zichzelf staande, starre verstarde Fremdkörper. Aanhangsels bij dat grote verhaal – waardoor dergelijke werken vaak onbedoeld het negentiende-eeuwse cliché bevestigen dat ‘West’ synoniem is met verandering, met dynamiek, terwijl men elders op aarde al eeuwenlang hetzelfde doet en denkt.
Een uitdaging
Maar even terug naar die saaiheid, die voorspelbaarheid. Dat de geschiedenis van de filosofie vaak saai wordt gebracht, dat realiseert Kees Alders zich ook. Alders (een medewerker van Sargasso) schreef ongeveer een jaar geleden zijn eigen geschiedenis van de filosofie van de oudheid, ‘De wereld vóór God’. Veel van die boeken zijn ‘erg droog’, schrijft hij in de inleiding van zijn eigen boek, en ‘lastig te verteren’. Andere boeken proberen weer leuk te zijn maar bereiken dat door oppervlakkig te blijven, ‘wat heel erg jammer is, want filosofen gaan nu eenmaal graag de diepte in’. Dat gebrek aan diepgang zorgt er volgens hem voor dat de meeste inleidingen in de filosofie niet gaan ‘leven’. Alders belooft dat hij zijn uiterste best zal doen beknopt en begrijpelijk te blijven. ‘Best een uitdaging, denk ik, aan jou straks het oordeel of het mij gelukt is.’ Inderdaad, hij spreekt de lezer aan met jou.
Begrijpelijk is zijn boek zeker. Wie een vlot leesbare inleiding in de klassieke filosofie zoekt, kan prima terecht bij ‘De wereld vóór God’. (De titel is verwarrend; God is in dit boek ruimschoots aanwezig.) Alders is in staat om abstracte filosofische ideeën helder uit te leggen, al kan ik persoonlijk niet echt bespeuren dat hij daarbij de diepgang zoekt. Of zijn verhaal de filosofie doet ‘leven’, het oordeel daarover laat ik graag aan elke lezer over. Persoonlijk ligt zijn relaas me nog te dicht bij wat we al weten uit eerdere werken. Alders geeft korte historische inkijkjes (die vaak nogal knullig overkomen), en maakt zo nu en dan een uitstapje naar de recente geschiedenis of moderne wetenschap, maar het zijn geen substantiële stappen out of the box. Hij komt zoals velen met een paar aparte hoofdstukjes over wat er elders werd geloofd of gedacht – met het reeds aangestipte effect. En zo, nauwelijks tredend buiten het oude ‘Russelliaanse’ vertoog, wordt het heel lastig om niet saai te zijn. Maar ja, what more is there to tell? Welnu, heel veel. Al kan het nog heel lang duren voordat dat verhaal ook wérkelijk verteld zal worden.
Een achterwaarts geconstrueerde keten van Grote Denkers
We zullen ooit afscheid nemen van dat enge keurslijf van de rechtlijnige, superieure ‘westerse filosofie’. Er is immers zo veel meer. Binnen én buiten het Westen. Het probleem is dat de belangstelling daarvoor, en het onderzoek daarnaar, nog in de kinderschoenen staat. De ‘westerse filosofie’ bestaat uit een lange reeks denkers die geselecteerd en gegroepeerd zijn als betrof het één continue causale keten van toenemende diepgang en subtiliteit. Die keten is ten tijde van de Verlichting achterwaarts ‘gereconstrueerd’. Daarbij werd en wordt het werk van eerdere filosofen zodanig geïnterpreteerd dat hij in die keten opgenomen kan worden. Plato was de eerste relativist; Aristoteles de eerste wetenschapper; Descartes ‘eigenlijk’ de eerste atheïst – enzovoorts. Bij dit snoeiproces vielen niet alleen niet-westerse culturen buiten de boot maar ook een groot aantal westerse denkers en stromingen. Om diezelfde reden werden en worden vele eeuwen simpelweg verwijderd omdat er ‘niks’ zou zijn gebeurd. Dat wil zeggen, het denken in die tijd past niet in die geconstrueerde ontwikkelingslijn. ‘God’ vormde (en vormt) daarbij een grote Steen des Aanstoots. Denk aan het ‘verval’ van de filosofie door de versmelting van laatantieke filosofie en christelijke theologie in de eerste eeuwen van de jaartelling; of denk aan de magisch-occulte filosofie ten tijde van de Renaissance. Magie is geen kennis, zo werd naderhand besloten, dus kon ook dat kind met het badwater weggegooid. Of neem de middeleeuwse scholastiek – een grensgeval want Thomas van Aquino had immers Aristoteles ‘gered’. (Russell heeft een hoofdstukje over hem, om die reden, maar hij sluit dat af met een verwerping.) Het liefst springen auteurs van geschiedenissen in één keer van het stoïcisme van Seneca naar Descartes (gereduceerd tot een atheïst, wat hij niet was.) Het westerse denken heeft, kortom, allemaal muurtjes opgetrokken om de eigen rationele superioriteit aan te tonen. Alles wat daarbuiten valt, is academisch niet respectabel en daardoor veelal onbekend. We weten er veel te weinig van. En dan krijg je van die hulpeloze achterafstraatjes in je boeken. En dan geldt voor velen óók nog het adagium: wat we niet kennen zal ook wel niet belangrijk zijn.
Buiten onze westerse oogkleppen
Alders ontkomt ook niet aan die nauwe definitie. Hij beschouwt de opkomst van het christendom als een bron van verval: ‘Eigenlijk kan men zeggen dat dat na de derde eeuw niet zozeer aan het Romeinse rijk, maar eerder aan de cultuur van de oudheid een einde kwam’ (p. 336). Ja, men kan het zeggen. Maar het is niet erg slim. En op pagina 340: ‘Na het tijdperk van de patristiek [van de Kerkvaders, mh] volgde een lange periode van intellectuele stilstand, tot in de elfde eeuw het tijdperk van de scholastiek zou aanbreken.’ De scholastiek mag van hem blijkbaar meedoen, dat valt mee, maar verder gaan hier vele eeuwen en vele grote denkers hopsakee de vuilnisbak in. Wat er mis is met die eeuwen is uiteraard niet dat er niks interessants gebeurde, maar dat ze nooit behoorlijk onderzocht zijn. Ze vallen buiten onze westerse oogkleppen. Het was toch allemaal verval toen, niet dan? En elders… ach, daar was men nog niet zo ver dat men filosofie kon scheiden van religie? Daar stond men stil, eigenlijk. Gelukkig komt er de laatste decennia verandering in deze houding. Steeds meer onderzoekers schrikken niet terug voor andere gezichtspunten, die eerder irrationeel en verwerpelijk werden gevonden. Maar het ontsluiten van de primaire bronnen moet in veel gevallen nog van de grond komen. Het kan nog héél lang duren voordat we die verworpen eeuwen op waarde weten te schatten. Als het ooit zo ver komt.
Doorbreek traditionele grenzen
Ik ben het dus eens met Alders dat verreweg de meeste boeken over de geschiedenis van de filosofie erg saai zijn. Maar dat komt volgens mij niet doordat ze droog zijn of oppervlakkig. Ik vind ze saai omdat ze ons niets nieuws vertellen. We kennen het verhaal al. En we weten inmiddels donders goed dat er een veel groter en interessanter verhaal te vertellen valt. Daarvoor moeten auteurs die achteraf geconstrueerde keten van filosofen loslaten, ze moeten hun afkeer van religie overwinnen en ze moeten buiten de westerse intellectuele grenzen gaan kijken. Dan zouden ze een compleet nieuwe kosmos van opvattingen over de mens ontdekken. Nogmaals, het onderzoek dat daarvoor noodzakelijk is, staat nog in de kinderschoenen. Het ontbreekt aan belangstelling, prestige en dus geld. Ik neem het Alders zeker niet kwalijk dat hij geen poging waagt om de traditionele grenzen te doorbreken, en nu eens buiten de lijntjes te kleuren. Maar wat mij betreft is dát de enige weg uit de saaiheid.
‘Blijf de aarde trouw’
In zijn slothoofdstuk komt Alders bij de vraag wat voor nut de klassieke filosofie zou kunnen hebben. Die vraag leidt tot een aantal bespiegelingen rond de ‘klassieke’ filosofische vraag hoe te leven (‘Deze vraag heeft veel mensen tot waanzin gedreven,’ lezen we.) Alders stelt dat klassieke filosofen veel subtieler over God dachten dan bijvoorbeeld atheïsten en ‘ietsisten’, die filosofisch ‘lui’ zouden zijn. Maar hij stelt ook dat we de klassieke kritiek op de metafysica (een werkelijkheid áchter de werkelijkheid) niet moeten vergeten. We doen er goed aan doen om het adagium van Nietzsche ‘blijf de aarde trouw!’ te blijven volgen. (Dat is wat atheïsten doen.) Om vervolgens te concluderen dat het pantheïsme (God is alles, alles is God) eigenlijk niet te weerleggen valt. En na deze verwarrende merry go round besluit hij met de conclusie (het is zijn laatste zin): de klassieke filosofie kan ‘een richtlijn zijn voor de moderne tijd’. Ongetwijfeld. Maar hebben we die oude filosofen daar ook écht voor nodig? En zijn er niet veel meer inzichten waar we iets van kunnen opsteken? Laten we daar oog voor krijgen.
Kees Alders, De wereld vóór God. 400 blz., uitgegeven in eigen beheer, zie https://dewereldvoorgod.nl/
Reacties (3)
‘Zodra hier een denker ‘God’ erbij haalt, is het geen ‘echte’ filosofie meer.’
Nee, want Spinoza en Pascal, en godbetert Kant, zijn geen echte filosofen.
‘We zullen ooit afscheid nemen van dat enge keurslijf van de rechtlijnige, superieure ‘westerse filosofie’.’
Dat is de vraag. Om daar te komen, moet je namelijk filosofie als een rechtgeaard wetenschappelijk streven definieren. En volgens mij zijn / waren niet heel veel culturen daar intrinsiek toe gewillig en / of in staat. Omdat het nu eenmaal zo is dat, voorbij een gebbetje van een of andere machthebber, die een vent met een dik brein een plekje gaf aan zijn hof en de vrijheid om wat dan ook te schrijven, er een idee moet zijn dat dit waardevol is, en iets om te continueren. En dat zijn al twee problemen in 1 zin.
De Grieken en Romeinen (wiens erfgenamen wij zijn) en de universiteit (eerst die van Parijs, ergens in de elfde eeuw meen ik), beschouwden het iig wel als zodanig.
De Chinese filosofie is vergeten. Juist nu dat land een wereldmacht is geworden. En het confucianisme nog steeds, ook bij de communisten, het streven naar harmonie, leidend is.
Verder denk ik dat als je in een doorsnee openbare bibliotheek nu kijkt dat je filosofie kan aantreffen op een paar planken. Naast de enorme hoeveelheid zelfverwezenlijking, levenskunst, etc. Wat je in de oudheid al zag. En ik denk met spiritualiteit de synthese is tussen religie en filosofie.