Morgen vergadert de Tweede Kamer over haar eigen functioneren. Hierover hadden we al een schot voor de boeg twee weken geleden. Maar nu heb ik ook het gehele rapport gelezen. Daarom nog wat aanvullende commentaren straks.
Maar eerst even een kort rondje langs de media. Twee kranten plaatsen de huidige reflectie in een historisch perspectief en geven er blijk van kennis genomen te hebben van het rapport zelf. Dat leidt met name bij Trouw tot een interessante beschouwing.
De Volkskrant kiest de makkelijke weg en laat de voor- en tegenstanders van de voorstellen aan het woord. Daardoor hoeft het rapport zelf niet aan de orde te komen.
Dus dan hier maar wat punten over het rapport zelf. Maar eerst een plaatje, anders is de voorpagina zo saai.
Het eerste plaatje spreekt voor zich en staat ook (in twee stukken) in het rapport. De trend in de laatste jaren is duidelijk.
Het tweede plaatje geeft het gemiddelde aantal maanden ervaring per kamerlid weer. De rode lijnen zijn de verkiezingen. In het rapport wordt gesproken over steeds minder ervaring in het parlement. Strikt genomen is dat zo. Maar het is voor een groot deel toe te schrijven aan de snelle opvolging van verkiezingen. Het is maar de vraag of dit een wezenlijke trend is. Wanneer dit kabinet zijn termijn uitzit, zal de lijn weer bijna op het oude niveau uitkomen. Er komt namelijk nog zeker twee maal 10 maanden bij (rekening houdend met tussentijdse wisselingen).
Verder met rapport zelf. De eerste algemene conclusie is dat er geen schokkende aanbevelingen staan in het rapport. Het gaat om sleutelen in de marge. De structuur of het wezen van de Tweede Kamer zal niet veranderen. Een compromis op voorhand.
Een belangrijke discussie die in het stuk wel opgeworpen wordt, is die van “gezamenlijk” versus “tegen elkaar”. Met verwijzing naar de historie geeft men aan dat de Tweede Kamer vroeger streefde naar het komen tot een gezamenlijk standpunt. Deze houding is veranderd naar eentje van “tegen elkaar opboksen” en dan maar zien wie de meerderheid krijgt.
Dat laatste is ook wat je nu oppositiepartijen als SP en PVV hoort roepen. Hun redenering is dat zij kiezers vertegenwoordigen met een “andere” mening en dat ze daar dus hard voor moeten knokken.
“Minder aandacht is er voor de aloude rol van Kamerleden om met elkaar een manier te vinden om de maatschappij te ordenen. De Kamer is de arena waarin de verscheidenheid aan meningen in de samenleving.”
Een andere discussie is daarbij tevens relevant, die over wetgeving. Veel van wat de volksvertegenwoordiging wil wordt vastgelegd middels “wetten”. De vraag is of dit wel de juiste weg is.
Dit stukje bevat wat denkstof (blz 10):
“Volgens met name externe gesprekspartners is het wetgevingshuis min of meer ‘af’ en hoewel er uiteraard een behoefte zal blijven bestaan aan herziening van beleid en regelgeving is de verwachting van deze gesprekspartners dat de komende jaren veel sturen en bijsturen zal gebeuren binnen de bestaande wettelijke kaders. De Kamer moet ook niet wet op wet gaan stapelen; de problemen doen zich volgens de overgrote meerderheid van deze gesprekspartners veelal voor bij de uitvoering. Dáár zou veel meer aandacht naar uit moeten gaan. De Tweede Kamer zou niet – zoals de regering overigens ook pleegt te doen – bij de constatering van een probleem direct naar het wetgevingsinstrument moeten grijpen5, maar veeleer moeten onderzoeken waar het probleem nu werkelijk ligt. De Kamer moet dus naar het spel gaan kijken in plaats van naar de spelregels, meer naar de uitvoering dan naar de wetgeving.
Een verschuiving van de aandacht van de Kamer van productie naar onderzoek, van minder medewetgeving naar meer systematische controle zou wenselijk zijn. Bijvoorbeeld door middel van het ontwikkelen van een uitvoeringstoets die op zowel bestaande als nieuwe wetgeving en beleid wordt uitgevoerd. De Kamer zou dan bij uitstek met een maatschappelijke verankering een eigen positie innemen tussen burgers en bestuur. Niet als verlengstuk van dat bestuur maar ook niet als kritiekloos doorgeefluik van wat er onder de bevolking leeft. Het Kamerlid als ‘intelligente leek’ die toetst of voorstellen vanuit het bestuur maatschappelijk wel vertaalbaar zijn. Deze visie wordt echter niet door alle partijen gedeeld. Daarbij wijzen sommigen ook op de in hun ogen zorgwekkende ontwikkeling dat steeds minder fracties deelnemen aan het wetgevingsproces.”
Jammer genoeg zijn de bijbehorende aanbevelingen wat matjes (blz 11).
Bij het onderdeel over incidentpolitiek blijkt heel even behoorlijk wat zelfinzicht:
“Een ander vraagstuk waarover meermalen is gesproken en dat wellicht nog het sterkst bijdraagt aan de problematiek van de incidentenpolitiek is dat partijpolitieke doelen bijzonder overheersend zijn geworden ten opzichte van parlementaire belangen. Constitutionele waarden zijn als het ware verdwenen uit het parlementaire debat. Daarbij geldt dat de Kamer meer relativeringsvermogen zou mogen ontwikkelen, Den Haag heeft veel minder invloed dan soms lijkt. Niet alles is politiek en niet alle politiek speelt zich, zoals eerder gezegd, af in de Tweede Kamer.”
Het is maar de vraag of ieder mega-veel-kamervragen-stellend kamerlid begrijpt wat hier staat. Vanuit de kaasstolp bekeken kan je jezelf wijsmaken dat het belangrijk is. Maar 99,9% van de burgers ziet er feitelijk niets van. Dus waarom dan die drang tot profilering waarbij ook nog eens de structurele problemen ondersneeuwen?
Dat ziet het rapport ook zo (blz 15):
“Tot slot erkent bijna iedereen het belang van inhoudelijk deskundige backbenchers maar wordt tegelijk geconstateerd dat deze een zittingsduur van vier jaar bijna niet kunnen overleven vanwege de hoge mate van profilerings- en scoringsdrang. Het zou een positieve ontwikkeling zijn als leden daar niet zozeer als dat nu gebeurt, op af worden gerekend, binnen en buiten hun partij. De kans dat dit tij nog gekeerd wordt achten de meeste gesprekspartners echter zeer klein.”
Interessante observatie uit Noorwegen bij dit punt (ja, ze hebben over de grens gekeken):
“Noorwegen kampt ermee dat vaste commissies veel tijd besteden aan kleinigheden waardoor men aan langetermijnplanning niet toekomt. Als oorzaak voor incidentenpolitiek voert men ook een ‘barometer based democracy’ aan. Door constante peilingen, populariteitspolls en dergelijke worden politici beïnvloed in hun focus op incidenten en onderwerpen.”
Lees de rest van het rapport gerust zelf. Het is leesbaar en er staan ook nog een paar interessante stukken in. Niet dat er veel zal veranderen. En ik durf te wedden dat morgen een groot deel van het debat gaat over spoeddebatten. Over tijdsverspilling gesproken.
Reacties (9)
Dank Steeph voor deze analyse. Mijn onderbuikgevoel is dat kamerleden deze discussie veel te gemakkelijk naast zich neer leggen terwijl de tweede kamer bij uitstek het medium is waar de burger haar gramschap zou moeten kunnen halen. De tweede kamer heeft te weinig macht/invloed, dat is een van de cruciale punten die op de agenda zou moeten staan.
Tot slot erkent bijna iedereen het belang van inhoudelijk deskundige backbenchers maar wordt tegelijk geconstateerd dat deze een zittingsduur van vier jaar bijna niet kunnen overleven vanwege de hoge mate van profilerings- en scoringsdrang.
Is het dan misschien een idee om inhoudelijk experts, op verzoek van een partij, spreektijd te geven in de 2e kamer, ook al zijn ze geen kamerlid?
(of bestaat die mogelijkheid al?)
@Rembrandt Je wilt die Kamer, gebukt onder enorme scoringsaandrang, duidelijk meer invloed geven? Dan moet het functioneren van die Kamer wel verbeteren, anders schieten we er niks mee op. Dat is dan weer mijn onderbuikgevoel.
Gronk, volgens mij bestaat dat al, ook staatssecretarissen mogen soms spreken en experts ook als ik me niet vergis.
@4:maar, omdat de heren politici moeten scoren voor hun mediamoment, komen ze zelden aan bod…
Tsja.
De kamer mag volgens mij iedereen uitnodigen die ze willen horen, meestal gebeurt dat uiteraard niet voor het volledige parlement maar binnen de verschillende commissies.
@Cracken lees voor het historisch perspectief op commissies dat stuk in Trouw. Best interessant.
De ‘denkstof’ herken ik wel en daar zie ik ook beweging. De Kamers bemoeien zich steeds meer met uitvoering. Zie bijvoorbeeld het debat van vandaag over slimme meters. Moeilijkheid voor de regering is dat steeds meer uitvoering van beleid is gedecentraliseerd of ondergebracht bij agentschappen en zbo’s. Dan is het moeilijk verantwoording afleggen en bijsturen.
Uit het stuk van Trouw begrijp ik dat de oorzaak ligt in het wegwerken van een stuk jeugdwerkloosheid.
Waarmee dan ook gesteld kan worden: men lost één probleem op, maar creërt er een ander mee.
Op zich geen kenmerkend verschijnsel van kabinetten of parlementen alleen.
Overigens heeft de Kamer wel behoefte aan versterking van de controlerende functie van het parlement. Zo duid ik tenminste de toename van parlementaire onderzoeken en enquêtes.