COLUMN - Onder de titel ‘Een giftig pact‘ publiceerde de NRC in samenwerking met enkele andere Europese media het resultaat van een onderzoek naar een oliewinningsproject in Kazachstan van Shell en zes andere oliemaatschappijen. Het project is om meerdere redenen giftig: het vervuilt de natuur, er is sprake van corruptie, de plaatselijke bevolking heeft te lijden onder luchtverontreiniging en de vissers wordt een belangrijke inkomstenbron ontnomen. Milieuactivisten worden bedreigd. Volgens een van hen, Max Bokaj, die vijf jaar vast heeft gezeten, leidt de olie-industrie enkel tot versterking van de positie van invloedrijke families.
Wat in Kazachstan gebeurt is niet uniek. Shell en andere grote bedrijven laten vaker zien dat men geen boodschap heeft aan een schoon milieu, het terugdringen van CO2 uitstoot of de belangen van betrokken mensen, werknemers of omwonenden. De schade van onverantwoorde bedrijfsvoering is echter vaak moeilijk volledig in beeld te brengen omdat de bedrijven tegenover journalisten geen volledige openheid van zaken geven. Zo ook in dit geval.
De onderzoeksjournalisten die de milieuvervuiling en de corruptie aan het licht brachten melden dat ze met betrokken medewerkers van oliebedrijven ‘alleen op achtergrondbasis’ mochten spreken, ‘omdat ze geen toestemming hadden van hun werkgever om met journalisten te praten’. Ze hebben de bedrijven ook rechtstreeks benaderd met vragenlijsten. Shell gaat niet in op de vragen en verwijst naar NCOC, het bedrijf dat het project in Kazachstan uitvoert. NCOC zegt niet in te kunnen gaan op vragen over de milieuboetes en een arbitrage zaak die in het artikel aan de orde komen. Over de luchtkwaliteit in Damba, een van de plaatsen die geplaagd worden door vuile lucht, kan NCOC niets zeggen omdat Damba ‘buiten de impactzone van het olieproject’ valt. Andere Nederlandse bedrijven die bij het project betrokken zijn zoals verzekeringsmaatschappij Atradius DSB, baggerbedrijf Van Oord, en ingenieursbureau Witteveen en Bos ontwijken de meeste vragen over hun deelname.
Openbaarheid van bedrijfsinformatie
Waarom is informatie over een project met dergelijke grote maatschappelijke gevolgen niet openbaar? Het standaard antwoord van de bedrijven is een beroep op hun particuliere status en de noodzaak van een zekere beperking van de openheid uit concurrentieoverwegingen. Een ouderwets argument van de middenstand in een kleine gemeenschap dat in de huidige geglobaliseerde economie wat potsierlijk aandoet voor een wereldconcern dat de monopolist nadert. En zeker als het gaat om de impact van zaken die het algemeen belang raken zoals milieuvervuiling, klimaatopwarming en mensenrechten.
Bedrijven kunnen ook wijzen op alle informatie die zij zelf al openbaar maken of moeten maken (jaarverslagen, accountantsrapporten, KvK informatie). En op de activiteiten van hun in omvang vaak niet geringe voorlichtingsdiensten. Wat mist is een verplichting die de overheid wel heeft (de WOO), maar die ontbreekt als het om informatie met een algemeen belang gaat die in het bezit is van particuliere bedrijven. En dat zijn er nogal wat sinds de grootschalige overheveling van taken van de overheid naar bedrijven. Maar los daarvan raken kwesties zoals milieuvervuiling en klimaatopwarming natuurlijk alle particuliere bedrijvigheid. De WOO is er omdat burgers belang hebben bij het handelen van overheidsinstellingen. De overheid dient de burgers en moet over die diensten volledig verantwoording afleggen. Daar waar bedrijven ook maatschappelijke belangen raken is een vergelijkbare openheid gewenst, en niet een openheid die door de bedrijven zelf wordt geregisseerd, maar net als bij de WOO: de journalist moet de informatie kunnen krijgen waar zij om vraagt.
[overgenomen van Free Flow of Information]
Reacties (1)
Ik vraag me af of je echt wat opschiet met een WOO voor bedrijven. We hebben wetten en regels waar bedrijven zich aan moeten houden, met vergunningenstelsels voor mogelijk schadelijke activiteiten. Bij die vergunningen hoort vaak een informatieplicht. Het blijft uiteindelijk de taak van de wetgever om dit goed te regelen. En bedrijven zijn private organisaties, die mogen doen wat ze doen, zolang ze zich maar aan de wet houden.
Ik betwijfel ook of je bedrijven met zo’n wet zou kunnen dwingen om informatie te geven over activiteiten die ze in het buitenland ondernemen. Uiteindelijk moeten ze zich daar ook aan de wet houden. Kun je ze dan met een Nederlandse wet tot meer openheid dwingen? Dat zal in elk geval vrij simpel te omzeilen zijn, door activiteiten onder te brengen bij een buitenlandse dochter.
Tenslotte heb je ook nog vertrouwelijkheid en privacy. Je kunt bedrijven niet vragen om concurrentiegevoelige informatie openbaar te maken. In hoeverre mag je ze dan vragen om meer openbaar te maken dan wettelijk al verplicht is? En hoe zit het met privacy van bijvoorbeeld kleine onderaannemers, die vaak worden ingezet? Moeten die ook met de billen bloot als een journalist dat wil?