Er waren al een dikke twee maand voorbij sinds Waldo Jeffers zijn Marsha Bronson voor het laatst in zijn armen had gehouden, Twee maanden. Zij zat nu in Wisconsin, en hij in Locust, Pennsylvania. En in die twee maanden had hij drie brieven ontvangen van haar en ze hadden twee keer met elkaar gebeld. En daar voelde hij zich niet goed bij. ’s Nachts lag hij er wakker van. Ze had gezegd dat ze misschien wel wat zou uitgaan, wat daten, maar ze zou trouw blijven. Maar Waldo was daar niet zo zeker van. Hij miste haar. En zij had hem nodig, hij begreep haar, wist wat ze nodig had. Ze zou hem trouw blijven toch?
Ondertussen in Wisconsin, zit Marsha er toch iets anders in. Ze overdenkt haar drankovergoten weekeinde, ‘O, die ‘Bill, hij was net een octopus, zijn handen waren overal, echt’.
Waldo Jeffers had ondertussen een idee gekregen: hij zou zichzelf als postpakket sturen naar zijn Marsha. Het was goedkoop, het was een verrassing, en ze waren weer samen. Dus Waldo prepareerde een doos met een kussen, luchtgaten en wat te eten voor onderweg. Wat zou Marsha opkijken als ze de doos zou openen.
Hoe dit afloopt? Sluiten Waldo en Marsha elkaar weer in de armen?
Ach, arme Waldo.
Het is The Velvet Underground, maar het is geen rocksong. Het is te verhalend daarvoor. En bovendien, Lou Reed was toch meestal op zang bij The Velvet Underground? En dit klinkt toch meer Engels? Dat klopt. Dit uh, lugubere spoken word verhaal avant la lettre, wordt gebracht door John Cale, die een Welshman is, vandaar.