Kijk zo hoort het nou als je een grensconflict hebt: je gaat naar het International Court of Justice (ICJ) in Den Haag. Niger en Burkina Faso kondigden hun gang gisteren aan. Beide partijen, straatarme landen met krakkemikkige democratieën, zijn daar meer bij gebaat dan bij een oorlog. Het ICJ loste vier jaar geleden al een dispuut tussen Niger en Benin op.
Burkina Faso en Niger steggelen al lang over hun 650 kilometer lange grens, maar de spanning liep de laatste jaren op. Begin dit jaar dreigde het even flink uit de hand te lopen, toen politici in het grensgebied beschuldigingen uitten over wederzijdse misdragingen. Lokaal bestond echter ook de wil om het probleem vreedzaam op te lossen. Het lijkt erop dat dit ervoor gezorgd heeft dat de nationale regeringen zich nu tot het ICJ wenden.
Bij een zaak voor het ICJ moeten beide partijen zich vooraf binden aan de uitkomst. Dat is gebeurd. In het geval van Niger en Benin had het hof drie jaar nodig om tot een uitspraak te komen. Het lastige is vooral dat het om voormalige Franse koloniën gaat, zodat er weinig historisch materiaal over de juiste grens bestaat. Maar de gang naar het hof van beide landen is vooral een lichtpunt voor Afrika, waar wapens nog altijd de meest geëigende manier zijn om conflicten op te lossen.