De blogpost over borstvoeding van Sabine Roeser op deze website maakte heel wat los. Rathenau-onderzoeker Floortje Daemen beschrijft haar eigen ervaringen met de Nederlandse ‘borstvoedingscultuur’.
Met de slogan “borstvoeding is het beste voor je baby” werd ook ik om de oren geslagen in mijn eerste kennismaking met borstvoeding. Ik zat hoogzwanger samen met een handjevol andere aanstaande ouders in een morsig zaaltje te luisteren naar een weinig inspirerend verhaal over borstvoeding. Als ik zou twijfelen over borstvoeding, zou deze voorlichting mij niet over de streep hebben getrokken. Inmiddels genieten mijn zoontje en ik al ruim 16 maanden van borstvoeding en dat is voor Nederlandse begrippen uitzonderlijk lang. Toch begint 81% van de kersverse moeders met borstvoeding. Na 6 maanden is daar nog maar 13% van over, aldus een TNO-onderzoek. Dat verbaast mij niet, want één ding is mij duidelijk geworden de afgelopen 16 maanden: we hebben geen borstvoedingscultuur in Nederland. Ik hoor je denken: ‘een borstvoedingscultuur’ wat is dat nou weer? Zeker verzonnen door de ‘borstvoedingsmaffia’? Nee hoor. Het is mij gewoon opgevallen dat Nederland geen borstvoedingsvriendelijk land is.
Zo heb ik mensen om me heen hun verbazing horen uitspreken over hoe moeders ‘zomaar’ hun borst in het openbaar tevoorschijn haalden om hun kindje te voeden. Er ligt kennelijk een taboe op je kindje uit de borst voeden in het openbaar. Dit blijkt ook uit onderzoek van het Voedingscentrum. Slechts 55% van de Nederlanders vindt het normaal als er in zijn of haar bijzijn een kindje de borst krijgt. Zet hier de 92% tegenover die het heel normaal vindt dat een kindje de fles krijgt wanneer diegene in de buurt is en het is duidelijk dat borstvoeding geven niet vanzelfsprekend is ons kikkerlandje.
Ongepast
Om terug te komen op dat TNO-onderzoek: ik ben benieuwd wat het onderzoek opgeleverd had als mensen gevraagd was wat ze vonden van een peuter in hun bijzijn aan de borst. Gezien mijn eigen ervaring, die ik het beste kan illustreren met opmerkingen als: “Je zit dadelijk toch niet met een peuter aan de borst”, “hoe lang wil je nog doorgaan” en “geef je nog steeds borstvoeding”, vermoed ik een bijzonder laag percentage mensen dat een peutertje aan de borst normaal vindt . Veel mensen vinden het raar of zelfs ongepast.
Meten is weten is de norm in onze cultuur. Ik kan vragen over het aantal milliliters melk dat mijn zoontje binnenkrijgt niet beantwoorden. Dat is nu juist niet mogelijk als je je kindje de borst geeft. Uit het onderzoek van TNO blijkt dat moeders die stoppen vaak de reden “beter weten hoeveel kind drinkt” aanvoeren om over te stappen op kunstvoeding.
Ongemakken
Ook fysiek vraagt borstvoeding een hoop van de moeder. Ik zal jullie de details besparen, maar niks is mij vreemd, van borstontsteking tot tepelhoedje. Borstvoeding gaat inderdaad niet vanzelf en zonder ongemakken en ook daar mag best wat meer aandacht aan worden besteed in de voorlichting. Maar misschien zijn we door technologieën als kunstvoeding niet meer gewend om te gaan met deze ongemakken. Kunstvoeding sluit immers pijnlijke tepels en borstontstekingen uit.
In de afgelopen 16 maanden ben ik meer dan eens tegen onbegrip aangelopen in mijn, inmiddels, ‘queeste’ om mijn zoontje lang borstvoeding te geven. En daarbij merk ik steeds meer en meer dat we geen borstvoedingscultuur in Nederland hebben. Kunstvoeding, een ‘technologie als ons’, lijkt de norm te zijn geworden. Kunstvoeding is normaal en de natuurlijke weg van borstvoeding is vreemd geworden. Onze acceptatie van borstvoeding is hiermee veranderd: voeden in bijzijn van anderen is ongemakkelijk geworden, ongepast zelfs, we willen weten hoeveel milliliter onze hummeltje binnenkrijgt, en op een kleuter aan de borst wordt afkeurend gereageerd.
Er valt volgens mij nog heel wat te winnen voor moeders die hun kindje graag en lang willen borstvoeden. Genuanceerde voorlichting vormt daar zeker de basis van, maar begrip en tolerantie van de omgeving is minstens, zo niet, belangrijker. En daar ontbreekt het volgens mij nog vaak aan.
Floortje Daemen is onderzoeker bij het Rathenau Instituut. Ze onderzoekt de inzet van verschillende informatietechnologieën in de openbare ruimte in het project ‘Digitalisering van de Openbare Ruimte’. Daarnaast onderzoekt Floortje de invloed van robottoepassingen in het alledaagse leven in het project ‘Sociale Robots’.
Reacties (4)
Ik ben ook slachtoffer van die flessenmelknorm. Ik zie (bijna) nooit een tiet in het openbaar en nu associeer ik alle borsten dus alleen nog maar met seks en geiligheid en kan ik geen borstvoeding-gevende vrouw meer normaal aankijken zodra zij haar kind zoogt.
Ik heb wel een kleuter aan de borst. Ook in het openbaar. Ik kan beamen dat we geen borstvoedingscultuur hebben. Het was voor mij ook echt een proces waar ik doorheen moest. Ik heb heel wat naar mijn hoofd gehad, door de jaren heen. Maar plotseling hield het op. Ik kan me niet anders voorstellen dan dat dat komt door wat ik uitstraal. Ik ben namelijk zo ontzettend trots op mijn grote meisje aan de borst. En zij geniet er zo ontzettend van. Kennelijk voelen mensen dat aan. En door wel in het openbaar te blijven voeden (ik ben er niet demonstratief of provocerend mee bezig maar ik doe gewoon wat ik voel) draag ik mijn steentje bij aan die borstvoedingscultuur. En gelukkig maak ik met enige regelmaat mee dat ik dan iemand te spreken krijg die ook langjarig borstvoeding geeft.
Inderdaad, we hebben hier geen borstvoedingscultuur. We zijn op wel meer manieren van de natuur vervreemd en dit is er één van. Veel mensen (mannen èn vrouwen) worden er liever niet mee geconfronteerd en veel vrouwen vinden het zelf ook niet geweldig prettig om in het openbaar de borst tevoorschijn te moeten halen voor de kleine. Zou het helpen als er meer plekken zouden zijn waar het min of meer beschut kan? Bijvoorbeeld zithoekjes met kamerschermen in restaurants, openbare gebouwen en dergelijke?
Over de leeftijd tot waarop borstvoeding gegeven wordt: dat mensen 16 maanden al te lang vinden verbaast me eigenlijk wel. Tot zeker twee jaar, als het lukt, zou het toch geen enkel probleem moeten zijn. Dames die het graag nog langer willen volhouden moeten dat ook maar doen, een harde grens is er nu eenmaal niet, als ze zich maar blijven beseffen dat er op een dag toch echt wel een punt achter gezet moet worden en dat die dag steeds sneller dichterbij gaat komen. Dat de omgeving in dergelijke gevallen niet uitsluitend goedkeurende geluiden laat horen vind ik wel te begrijpen en misschien ook wel nodig, voor het evenwicht.
Laten we wel wezen: het is gewoon een maaltje. Niemand kijkt vreemd op als ik in een restaurant van mijn glaasje nip. De kleine moet ook eten. Hoeft niet persé aan tafel.
Maar om een kind nou tot en met het vierde levensjaar aan de borst te houden gaat m.i. wat ver.