Tom Louwerse

31 Artikelen
28 Reacties
Achtergrond: Jay Huang (cc)
Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Ledenwinst politieke partijen: vooral kleine partijen populair

De kleinere politieke partijen hebben gezamenlijk voor het eerst meer leden dan de grote drie bij elkaar. Op 1 januari waren bijna 320.000 mensen lid van een politieke partij, zo blijkt uit gegevens van het DNPP (.pdf) die eerder deze maand bekend werden gemaakt. Het CDA blijft de grootste ledenpartij, maar raakte wel netto ruim 1400 leden kwijt. Met name GroenLinks en D66 deden het goed (resp. +6000 en +3000). In totaal is nu ongeveer 2,55% van de kiesgerechtigde bevolking lid van een politieke partij.

Ledentallen van de politieke partijen van 2010 tot 2011

Hoewel verkiezingsjaren altijd een opleving laten zien van de ledenaantallen van politieke partijen, lijkt het ledenverlies van politieke partijen de laatste jaren te zijn stagneerd. Als we de trend uitsplitsen naar grote (CDA/PvdA/VVD) en kleine partijen (alle andere), zien we dat beide groepen boven hun trendlijn zitten. De afname van de ledenaantallen van grote politieke partijen is de laatste jaren kleiner dan over de gehele periode sinds 1978. De kleine partijen groeien al sinds het begin van de jaren 1990, maar doen dat de laatste negen jaar zelfs relatief snel. Dit is natuurlijk exclusief de Partij voor de Vrijheid (PVV), die er voor heeft gekozen om geen ledenpartij te willen zijn. Als we hun sympathisanten mee zouden nemen, zou de stijging van het aantal partijaanhangers waarschijnlijk nog sterker zijn toegenomen.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Halsema relatief populairst in verkiezing Politicus van het Jaar

Geert Wilders (PVV) kreeg in de verkiezing voor de Politicus van het Jaar van EenVandaag de meeste stemmen: 17,5% van de 30.000 deelnemers aan de verkiezing van het programma kozen voor de PVV-leider. Femke Halsema (GroenLinks) wist in verhouding tot het stemmenaantal van haar partij de meeste stemmen binnen te halen. Naast Halsema wisten ook Roemer (SP), de uiteindelijke winnaar Wilders en een aantal CDA-politici relatief veel stemmen te trekken in de Eenvandaag peiling.

Hoewel het binnenhalen van de meeste stemmen natuurlijk een knappe prestatie is, zegt dat niet noodzakelijkerwijs iets over de statuur van een politicus. De leider van een grote partij heeft immers een grotere schare sympathisanten dan die van een kleine. Als alle VVD-stemmers bij de laatste verkiezingen op Rutte zouden hebben gestemd bij de verkiezing van Politicus van het Jaar, zou hij deze ruim hebben gewonnen. De leider van een kleinere politieke partij zal relatief minder stemmen halen. Het is dus informatiever om te kijken naar de verhouding tussen het aantal stemmen bij de Politicus van het Jaar-verkiezing en het aantal stemmen bij de laatste Kamerverkiezingen. Op deze manier zie je welke politicus meer en welke minder persoonlijke stemmen kreeg bij de Politicus van het Jaar verkiezingen, dan je op basis van het stemmenaantal bij de verkiezingen zou verwachten.

Absolute stemmen op de beste politicus (Grafiek: Tom Louwerse)

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Hoe meer peilingen, hoe beter: een analyse van de steun voor de coalitiepartijen

Doet u mee aan onze peiling? (Foto: Flickr/ideath)

De aanhang van de coalitiepartijen VVD, CDA en PVV is sinds het aantreden van het kabinet gestegen, maar in de laatste maand stabiel. Die trend valt te ontwaren uit de peilingen van de Politieke Barometer, Peil.nl en TNS NIPO, als je alle gegevens bij elkaar neemt. Vanaf de presentatie van het regeerakkoord was er een stijging van de steun voor de regeringspartijen, maar deze stijging vlakte vanaf eind oktober af. De affaire-Lucassen laat wel een verschuiving binnen de coalitie zien: de PVV verloor, terwijl het CDA won. De VVD steeg al sinds de zomer, maar lijkt wat af te vlakken.

De bovenstaande conclusies trek ik op basis van een analyse van alle peilingen sinds de verkiezingen van de Politieke Barometer, Peil.nl en TNS NIPO. In de onderstaande figuur zijn de percentages voor VVD, PVV en CDA in elke peiling weergegeven met gekleurde bollen. Met behulp van een door Simon Jackman ontwikkelde methode, kun je per dag berekenen wat de procentuele steun voor een partij of combinatie van partijen is, waarbij je al deze gegevens meeneemt. Peilingen zijn misschien wel onzeker en overschat, maar toch geldt: hoe meer je er hebt, hoe meer we weten.

De methode werkt ongeveer als volgt. We gaan er vanuit dat de werkelijke steun voor de coalitie op een bepaalde dag wordt gemeten door de peilingen. Die hebben een foutmarge, omdat ze niet iedereen naar hun stemgedrag vragen, maar slechts 1000 of 1500 mensen (Peil.nl en de Politieke Barometer geven geen precieze aantallen per peiling, ik heb gerekend met 1500 respectievelijk 1000 respondenten). Als een peiling met 1000 mensen schat dat de coalitie 50% steun heeft, dan kun je er in 95% van de gevallen vanuit gaan dat de ‘echte’ steun ergens tussen de 47% en 53% ligt. Als er op een dag geen peiling is, gaat het model er vanuit dat de steun voor de coalitie gelijk is aan die van gisteren plus of minus een klein beetje (“random walk”). Hoe langer een peiling in het verleden ligt, hoe meer afwijkingen er kunnen zijn: mensen kunnen immers van mening veranderen. Als er weer een nieuwe peiling komt, wordt de schatting weer preciezer: we hebben immers weer meer gegevens over de stemvoorkeuren van mensen. Op deze manier kun je met behulp van een Markov Chain Monte Carlo (MCMC) model voor elke dag sinds de verkiezingen een inschatting maken van de steun voor de coalitiepartijen.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Onzeker en overschat: waarom peilingen maar peilingen zijn

Zelfs nu er van Tweede Kamerverkiezingen voorlopig geen sprake is, berichten vrijwel alle nieuwsmedia over de (twee)wekelijkse peilingen van de Politieke Barometer en Peil.nl. Ze leggen graag alle verschillen tussen die peilingen onder het vergrootglas. Elke week schrijven kranten en websites over de verschuivingen van één of enkele zetels. Politicologen wijzen er terecht op dit soort conclusies op op drijfzand zijn gebouwd. Peilingen hebben foutmarges, zo wordt terecht opgemerkt. Hoe groot zijn die foutmarges nu precies?

De peilers kunnen het u niet vertellen. In de onderzoeksverantwoording van Peil.nl noch Politieke Barometer staat niets over de onzekerheid van de gepeilde zetelaantallen. Terwijl die onzekerheid er weldegelijk is. Je ondervraagt immers hooguit een paar duizend mensen. Als je een paar duizend andere mensen vraagt, is de uitkomst waarschijnlijk net anders. Dit wordt ook wel de foutmarge of het betrouwbaarheidsinterval genoemd. Je kunt eenvoudig berekenen hoe groot die betrouwbaarheidsinterval is, ingeval je een willekeurige (aselecte) steekproef trekt.

In een peiling met 1000 respondenten (zoals bij de Politieke Barometer), is er een (95%) foutmarge van plus of min 3,7 zetels voor een partij die dertig zetels krijgt in de peiling. Die partij kan dus in werkelijkheid een steun hebben van tussen de ruim 26 en bijna 34 zetels. Beter gezegd: je kunt er 95% zeker van zijn dat het werkelijke zetelaantal tussen de 26 en 34 zetels ligt. Met meer respondenten wordt de foutmarge kleiner, hoewel het verschil tussen 3000 en 4000 mensen niet meer zo groot is. Voor kleinere partijen is de foutmarge natuurlijk ook kleiner, maar toch nog rond de twee zetels voor een partij die tien zetels peilt. Verschuivingen tussen peilingen die binnen deze foutmarges liggen, zeggen dus niets. Ze kunnen net zo goed toevallig zijn, als ze een gevolg van een ‘echte’ kiezersverschuiving. Het is dus zeer opvallend dat de SGP in sommige peilingen altijd twee zetels scoort, zoals Joop van Holsteyn opmerkte. Als de peilers een echte willekeurige steekproef zouden trekken, zou dat zeer onwaarschijnlijk zijn: het zouden er ook regelmatig 1 of 3 moeten zijn.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Een veroordeeld Kamerlid is ook gekozen

Eric Lucassen (Publiciteitsfoto PVV)

Zesentachtig procent van de respondenten in een peiling van Maurice de Hond vindt dat iemand die voor ontucht is veroordeeld geen Kamerlid zou mogen worden. Een ‘viezerik’ hoeven we blijkbaar niet. Dat roept de vraag op of überhaupt een veroordeelde crimineel tot Kamerlid zou mogen worden gekozen. Wie wil er immers een moordenaar in de Kamer? Los van de afschuw over het plegen van een moord, zou dit voor nabestaanden pijnlijk kunnen zijn.

De wet biedt de mogelijkheid om iemand die tot een gevangenisstraf van een jaar of langer is veroordeeld het actief en passief kiesrecht (tijdelijk) te ontnemen. Dat gebeurde bijvoorbeeld bij oorlogsmisdadigers. Deze straf wordt echter maar zelden opgelegd, zelfs niet aan de moordenaar van Theo van Gogh. Iemand blijft immers onderdeel van de maatschappij, ook als gestrafte. Na het uitzitten van de straf moet iemand weer actief gaan deelnemen. Daarbij hoort het recht om te kiezen en gekozen te worden. Levenslange uitsluiting van het kiesrecht past niet, net zo min als levenslange gevangenisstraf, behalve voor de meest wrede misdaden.

Bedenk dat Ferdinand Domela Nieuwenhuis, Pieter Jelles Troelstra en Hans Janmaat als veroordeelden in de Kamer hebben gezeten. Waren hun daden zo abject dat zij geen goede volksvertegenwoordigers meer konden zijn? Gezien het feit dat ze zijn veroordeeld voor majesteitsschennis, het beledigen van een officier van justitie en discriminatie, is dat maar zeer de vraag. En wie moet dan beoordelen of een misdaad te erg is? Het is terecht dat de rechter hierin zeer terughoudend is. Je kunt het ook omdraaien: de gedragingen waarvoor het PVV-Kamerlid Lucassen niet door de rechter veroordeeld is (zijn gedrag in een wijk in Haarlem) lijken minstens zo bezwaarlijk voor zijn functioneren als Kamerlid als de ontuchtzaak. We hebben daarom een beter systeem om te beoordelen of iemand een geschikte volksvertegenwoordiger is: verkiezingen.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Het onervaren Kamerlid, over de dalende zittingsduur van parlementsleden

De Tweede Kamer (Foto : Flickr/Jackie Kever)

Politici zijn eigenlijk maar amateurs. Er is geen opleiding tot Tweede Kamerlid of minister. Niemand heeft een diploma nodig om verkozen te worden: de kiezers beslissen uiteindelijk of ze iemand een geschikte vertegenwoordiger vinden. Natuurlijk, partijen kijken naar de kwaliteiten van hun kandidaat-politici. Maar actief zijn in het bedrijfsleven, maatschappelijke organisatie, als ambtenaar of zelfs als politicus op lokaal niveau is geen garantie dat je ook zult slagen als Tweede Kamerlid. Hoewel er veel wordt gesproken over de professionalisering van de politiek, zijn onze volksvertegenwoordiger meestal relatief onervaren.

Het Kamerlidmaatschap wordt steeds meer een carrièrestap in plaats van een roeping. Het is een opstapje naar een ministerschap, staatssecretariaat, lokaal bestuurder of een andere functie binnen of buiten de overheid. Nu is het niet zo slecht dat Tweede Kamerleden geen enorme plucheklevers zijn, maar enige balans tussen doorstroom en ervaring is wel belangrijk. De Kamer vormt immers de tegenmacht tegen regering en ambtenarij; om die controlerende taak uit de voeren is ervaring belangrijk.

In de huidige Tweede Kamer zitten 65 nieuw verkozen leden. Nog eens 47 personen zitten maximaal vier jaar in de Kamer (die zijn dus voor het eerst verkozen in of na 2006). Slechts 14 Kamerleden hebben meer dan tien jaar ervaring. Sharon Dijksma (PvdA) en André Rouvoet (ChristenUnie) zijn het meest ervaren: zij kwamen in 1994 voor het eerst in de Tweede Kamer. Tot de lichting uit 1998 behoorden onder andere GroenLinks-fractievoorzitter Femke Halsema en PVV-fractievoorzitter Geert Wilders. Gemiddeld genomen is de parlementaire ervaring nu iets minder dan 4 jaar. Voor de verkiezingen was dit nog zes jaar. Ter vergelijking: in Engeland was de gemiddelde zittingsduur kort voor de verkiezingen in mei bijna vijftien jaar. Ministers zijn daar ook parlementslid, wat de cijfers iets vertekent, maar zelfs dan: een groot verschil.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Stemgedrag bij regeringsverklaring: kloof oppositie-coalitie

Het stemgedrag van partijen betreffende de moties die zijn ingediend bij het debat over de regeringverklaring laten een duidelijke kloof tussen oppositie en coalitie zien. Aan de kant van de oppositie staan SP, GroenLinks, D66, PvdA en (iets verder weg) de ChristenUnie. Het ‘regeringskamp’ wordt naast VVD en CDA bevolkt door PVV en SGP. Hoewel er enkele verschillen zijn tussen de regeringspartijen en hun gedoogpartner PVV stemmen zij toch in 74% van de niet-unanieme stemmingen gelijk. De overeenkomst tussen oud-coalitiegenoten CDA en PvdA is 47%.

Op basis van het stemgedrag van partijen kun je een schatting maken van hun ‘ideaalposities’: de onderliggende verschillen van inzicht die ten grondslag liggen aan het stemgedrag. Het eendimensionale model hieronder afgebeeld is behoorlijk accuraat: met behulp van deze partijposities (en bijbehorende posities van elke motie) kun je 88,8% van de stemkeuzes correct voorspellen.

Stemgedrag rond de regeringsverklaring (1-dimensionaal, lijnen geven 95% credibility interval aan)

Aan de linkerkant van het spectrum staan achtereenvolgens PvdD, GroenLinks, PvdA, D66, SP en ChristenUnie. De laatste partij staat al iets verder naar het centrum. Aan de rechterzijde van het spectrum staan SGP, VVD, CDA en PVV. Dit stemgedrag lijkt sterk op dat in het vorige parlement, met een belangrijk verschil: PvdA en CDA staan nu duidelijk verder uit elkaar.

Vorige