COLUMN - Als kind van de jaren tachtig kreeg ik nogal wat Amerikaanse televisieseries mee. The A-Team, Knight Rider, de Cosby Show. Veel herhalingen ook. Daarmee krijg je onbedoeld de culturele waarden mee, die erin verondersteld worden.
Een serie waar ik de laatste jaren steeds vaker onwillekeurig aan terugdenk, is de sitcom All in The Family. Dat komt door het typetje Archie Bunker. Archie was een typische vijftiger uit de arbeidersklasse die dan moet zijn opgegroeid in de jaren twintig en dertig, en die de hele dag zat af te geven op immigranten, feminisme en Democraten.
Bunker vond zijn schoonzoon maar een liberale hippie, en vond het maar niks dat vrouwen achter het fornuis vandaan kwamen en de plekken innamen die mannen rechtens toebehoorde. Hij maakt zich in die serie voortdurend belachelijk door zijn chagrijn en onmiskenbare bevooroordeeldheid.
Mentaliteitsverandering
De veronderstelling in de serie is dat de kijker onmiddellijk doorheeft dat Archie zich daarmee belachelijk maakt. Dat zegt iets over de culturele wind die in de jaren zeventig waaide. Zo’n Archie Bunker werd beschouwd als een fossiel uit een voorbije tijd. Veel twintigers en dertigers herkenden ongetwijfeld hun vaders: je kon moeilijk anders dan van ze houden, maar hun overtuigingen waren blijven steken in de jaren vijftig.