Laat de Tweede Kamer zelf beperkingen stellen aan het vragenrecht
ANALYSE - door Simon van Oort
Chocoladeletters in de zaterdagkrant. Mondelinge vragen op dinsdag. De oplossing graag al vorige week. ‘Niet alles kan en zeker niet tegelijkertijd’.[1] Het is een goed en wijs advies. Een verkoopbaar antwoord op een Kamervraag is het zelden. Kamerleden erkennen dit probleem.
Voormalig GroenLinks-fractievoorzitter Jesse Klaver wijdde zijn bijdrage aan de Algemene Politieke Beschouwingen van 2019 aan de oproep te stoppen met scorebordpolitiek, met, ‘bezig zijn met de vraag wie het debat wint: wie komt er als winnaar uit, in plaats van dat we kijken naar welke problemen er zijn opgelost’.[2]
Bij de algehele herziening van het Reglement van Orde in 2020 temperde toenmalig Kamerlid van Meenen (D66) de verwachtingen: niet alles liet zich via het reglement oplossen. Een echte aanpak van zaken zou een cultuuromslag vragen.[3] Klinkt mooi, wijs ook. Minder regels, meer samen, schouders eronder en hop, die cultuur veranderen. Nieuw is het niet. ‘We kunnen duizend keer zeggen dat we minder moties en Kamervragen willen, maar dat moeten we dan ook doen’, aldus Kamervoorzitter Frans Weisglas.[4] Dat was in 2004.
Nu bieden in het verleden behaalde resultaten geen garantie voor de toekomst, maar hoopvol stemt dit bepaald niet. Daarom een nieuw voorstel van structurele aard: laat de Tweede Kamer zelf inhoudelijke beperkingen stellen aan het vragenrecht.