Een overbodig boek over de Grieken
RECENSIE - Boeken over ‘de Grieken’, daarvan zijn er honderden. En de inhoud is vrijwel altijd dezelfde. Het begint met het duistere begin; dan de bloeitijd van Athene (en die maffe Spartanen); die geweldige cultuur en dan de Peloponnesische Oorlog (toen de rest van Griekenland de Atheense overheersing zat was); en tot slot de neergang richting Romeinse overheersing. En daarmee was het schluss.
Philip Matyszak belooft het dit keer anders aan te pakken. Ja, zijn boek heet ook De Grieken maar hij wil een veel groter verhaal vertellen. De Griekse cultuur is immers veel méér dan die paar decennia van Atheense superioriteit, en de beschaving van die korte periode. Dit boek, schrijft hij in de proloog:
vertelt het verhaal van de Grieken buiten Griekenland. Het beslaat een periode van meer dan tweeduizend jaar, (…) tot de val van de laatste grote Griekse stad in de middeleeuwen, het machtige Constantinopel. (…) We zullen ook zien dat de Griekse beschaving in Klein-Azië en het Midden-Oosten nauwelijks beïnvloed werd door de komst van de Romeinen en dat het Byzantijnse rijk in de lange periode na de Romeinen in vrijwel alle opzichten terugkeerde naar zijn Griekse wortels.
Dat belooft een welkome aanvulling op die andere ‘Grieken’ boeken te worden. Maar om dat boek te schrijven, moet een ‘klassiek’ auteur als Matyszak wél in staat zijn om buiten de vertrouwde grenzen te treden. Ver buiten de Akropolis, de werken van Aeschylos en de filosofie van Socrates.

Waarom sloeg ze op de vlucht? Een paar dagen daarvoor had ze het volk nog bezworen dat ze dat nooit zou doen. Het was pure paniek. Ze vertrok zonder het kabinet in te lichten (dat moest zijn eigen vlucht maar regelen), zonder dat er wettelijk iets geregeld was. Tegelijkertijd was de vlucht maanden, zo niet jaren eerder al voorbereid. Maar niet alleen het koninklijk gelieg is betreurenswaardig, minstens zo erg is dat ze haar verhaal nooit heeft bijgesteld. Tot haar laatste snik bleef ze bij die flauwekul over het schip dat ‘toevallig’ in Hoek van Holland lag, en de bewering dat ze wilde vechten en nooit heeft willen vluchten. Zoiets volhouden tegen alles in, dat vereist een diepe minachting voor ‘onderdanen’.