Marc van Oostendorp

273 Artikelen
48 Reacties
Achtergrond: Jay Huang (cc)
Marc van Oostendorp is hoogleraar Nederlands aan de Radboud Universiteit Hij heeft een website, een YouTube-kanaal.
Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Hoe nuttig is sociolinguïstiek?

RECENSIE - De moderne wetenschapper doet geen dingen meer die nuttig zijn, maar alleen nog dingen met impact. In ieder geval de westerse wereld heeft dat begrip de afgelopen jaren stormenderwijs veroverd. Je kunt geen onderzoeksproject meer beginnen zonder dat je eerst hebt uiteengezet wat de impact ervan zal zijn.

Hoewel het begrip al enige tijd bestaat, is er in de meeste geesteswetenschappen nog nauwelijks discussie over wat impact eigenlijk precies kan betekenen. In nwo-aanvragen krabbel je wat neer, maar ik geloof niet dat ik ooit ergens een serieuze discussie heb meegemaakt of een goede beschouwing heb gelezen over wat voor impact wij eigenlijk zelfs maar zouden willen hebben.

Met het door hen geredigeerde boek Sociolinguistic Research. Application and impact willen de Britse sociolinguïsten Robert Lawson en Dave Sayers daar voor hun eigen vak iets aan veranderen.

Je zou denken dat juist de sociolinguïstiek – die de taal van het dagelijks leven bestudeert, en hoe die taal in het sociale leven kan worden ingezet – een bijdrage aan de maatschappij zou moeten en kunnen leveren. De beroemdste sociolinguïst aller tijden, de Amerikaan William Labov, heeft zijn kennis ook op allerlei manieren ten nutte gemaakt van de samenleving: door zich in te zetten voor het alfabetiseringsonderwijs voor achtergestelde kinderen, bijvoorbeeld, of door in de rechtszaal als getuige-deskundige op te treden en accenten te determineren.

Foto: Eric Andresen (cc)

Commercial English in the Wetenschapsagenda

COLUMN - Ik voorspel een grote toekomst aan de wetenschappelijke studie van de taalkeuze in Nederland. Gegeven het feit dat waarschijnlijk de meeste inwoners van ons land minstens tweetalig zijn, welke taal kiezen we dan in welke omstandigheden?

Er zijn nog veel domeinen waar dit nauwelijks een kwestie is. Ik geloof dat twee moedertaalsprekers van het Nederlands in het dagelijks leven als er niemand bij is nooit Engels zouden praten. Of je nu in een kroeg met je beste vriendin zit te praten, of op straat tegen iemand opbotst, of na het weekeind even met je collega gaat buurten – Engels praten voelt geloof ik ook voor de hipste jongeren nog steeds raar en aanstellerig in die omstandigheden. Je doorspekt je conversatie misschien met Engelse woorden. Maar de basistaal blijft Nederlands.

Burger

Maar er zijn inmiddels ook omstandigheden waar het minder duidelijk is. De wetenschap is er kennelijk zo een. Dat blijkt in ieder geval uit de wetenschapsagenda.
De laatste maanden beantwoord ik af en toe een vraag die iemand – een zogenoemde ‘burger’ – heeft ingestuurd voor die agenda. Voor zover ik kan zien, zijn die vragen zonder uitzondering in het Nederlands gesteld. Ook de website van de organisatie is trouwens helemaal in het Nederlands.

Foto: MCAD Library (cc)

Mansplaining

COLUMN - Wie wil begrijpen hoe woordbetekenis werkt, doet er goed aan de komende tijd het woord mansplaining in de gaten te houden. Het woord komt ineens opduiken – volgens Wikipedia sinds 2010 ongeveer –, ook in allerlei Nederlandse teksten.

De term verwijst oorspronkelijk naar een bepaalde manier van dingen uitleggen aan iemand terwijl de uitleggee het misschien net zo goed of zelfs beter weet dan de uitlegger. Er zit blijkens de naam bovendien meteen een associatie aan vast, namelijk dat het iets is dat mannen vaak doen, en wel wanneer ze met vrouwen praten.

De eerste vraag die zich nu voordoet, is: bestond mansplaining nog niet voor 2010?  Op het eerste gezicht is het antwoord simpel: natuurlijk wel. Het is niet voor niets dat het woord zich zo snel verbreid, het voldoet kennelijk aan een behoefte. Ook in Nederland herkennen we het fenomeen kennelijk zo gemakkelijk dat we het Engelse woord onmiddellijk overnemen, en je het in allerlei kringen inmiddels onbekommerd kunt gebruiken zonder uitleg.

Pedant

Ik heb – voor mijn doen – best lang gedaan over bovenstaande alinea met een uitleg van het begrip omdat ik bang was dat het, nu ja, mansplainerig zou klinken.

En dat laatste is nu juist eigenlijk wel weer veelzeggend. Zou ik voor 2010 ook diezelfde aarzeling hebben gehad? Ik was misschien bang geweest om pedant te klinken, want dat is iets dat dicht in de buurt ligt. Maar het is niet hetzelfde.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Toevallig op Petrus Datheen stuiten

VERSLAG - https://commons.wikimedia.org/wiki/File:PetrusDathenus.gifWijlen Louis Peter Grijp was begrijpelijkerwijze trots toen er voor zijn dood een nieuw instituut werd ingericht – de Louis Peter Grijp-lezing, jaarlijks te houden rond 10 mei, de verjaardag van het Wilhelmus als Nederlands volkslied.

Hij was ook trots op de eerste spreker, de aanstormende Antwerpse literatuurwetenschapper Mike Kestemont. Gisteren liet Kestemont zien dat die trots volkomen gerechtvaardigd was: hij gaf een briljante, lezing, een onverwacht spannend verhaal over een op het eerste gezicht wat saai onderwerp: met de computer onderzoeken of Marnix van St. Aldegonde nu echt de auteur was van het Wilhelmus.

Sommige kranten (het Reformatorisch Dagblad bijvoorbeeld) brachten gisteren als nieuws dat Petrus Datheen misschien wel de auteur was van het Wilhelmus. Maar daar ging de lezing helemaal niet over!

Serendipity

Kestemont liet weliswaar met flair zien dat Datheen ten onrechte ontbrak in de lange lijst met kandidaat-auteurs, en hij gaf een aantal prikkelende redenen om eens verder in deze tot nu toe genegeerde richting te zoeken, maar hij wekte niet eens de indruk nu per se te boek te willen staan als de ontdekker van de ware auteur.

Eigenlijk wilde Kestemont geloof ik in zijn lezing illustreren wat hij op zijn website beschrijft als:

Foto: Abhi Sharma (cc)

Waarom zijn wij de enigen met taal?

RECENSIE - Taal heeft de mens veel gebracht: de naakte, zwakke aap die niet noemenswaardig kan rennen of verscheuren vinden we in grote – sommige zouden zeggen: veel te grote – aantallen over de gehele wereld, en er komen er nog steeds bij.  En dat komt waarschijnlijk voor een groot deel door de vele voordelen die de taal biedt.

Wanneer taal zo belangrijk is voor de evolutie van de menselijke soort, waarom zijn wij dan de enigen die taal hebben? Dat is de vraag die de taalkundigen Bob Berwick en Noam Chomsky stellen in hun onlangs verschenen boek Why only us?

Eén mogelijk antwoord is: wij zijn niet de enigen. Andere diersoorten – apen, dolfijnen, zangvogels – hebben op zijn minst een rudimentaire vorm van taal.
Maar volgens Berwick en Chomsky is dat niet juist: er is wel degelijk een essentieel verschil tussen menselijke taal en die dierencommunicatiesystemen.

Rotte appels en peren

Het begint er al mee dat menselijke taal volgens Berwick en Chomsky niet in de eerste plaats een communicatiesysteem is. Ze kan natuurlijk worden gebruikt voor communicatie – maar de auteurs wijzen erop dat dit voor ongeveer alle menselijk gedrag geldt, van lichaamshouding en kledingkeuze tot het koken van een fijn driegangendiner. Mensen zijn nu eenmaal sociale wezens die elkaar de hele tijd aan het interpreteren zijn, en daarom niets doen zonder te communiceren.

Foto: Peter Merholz (cc)

Crisis in de psychologie: nog maar een experiment

COLUMN - Blogs kunnen iets wat wetenschappelijke artikelen niet kunnen: de wanhoop van de onderzoeker laten zien. Neem het stuk dat de prominente Canadese sociaal psycholoog Michael Inzlicht onlangs publiceerde op zijn eigen website. “Ik voel dat de grond onder mijn voeten beweegt”, schreef hij daarop, “en ik weet niet meer wat werkelijk is en wat niet.” En: “De sociale psychologie verdient een nieuw begin. Maar waar moeten we beginnen? Waarvan ben ik het meest zeker en waar kan mijn scepsis eindigen?”

Waar lees je zulke kreten in de vakbladen? Nee, het gaat niet goed in de sociale psychologie. De ontmaskering van Diederik Stapel bleek slechts een van de voorboden van een veel diepere crisis. Kon je in zijn geval nog denken dat het ging om een enkeling wiens bizarre onderzoeksresultaten gewoon niet goed genoeg waren getoetst, nu blijkt een van de kernpunten van het vakgebied – een effect waarvan men meende dat het in allerlei condities en in allerlei laboratoria was getoetst – ineens onvindbaar.

Het gaat om het idee dat de mens beschikt over een eindige hoeveelheid wilskracht: als je het aan het ene besteedt, kun je het niet aanwenden voor iets anders.
Wie een uur naast een pot M&M’s heeft gezeten, waarvan zij niet mocht snoepen, kan zich er daarna lastiger toe zetten een ingewikkelde som tot het einde af te maken; ego depletion heet dat in de vakliteratuur.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

De prijs die wij mensen voor taal betaald hebben: een slechter geheugen

VERSLAG - De vraag in hoeverre mensapen taal hebben, of kunnen leren, of in ieder geval rudimenten hebben van menselijke taal heeft de mensheid lang gefascineerd, en terecht. Het is evolutionair gezien heel wonderlijk dat wij zoiets zo ingewikkelds bezitten – daar moeten onze naaste verwanten toch op zijn minst al enkele sporen van laten zien?

Op het symposium over taal en getal waar ik nu ben is ook een van de grootste deskundigen op dit gebied aanwezig, de Japanse primatoloog Tetsuro Matsusawa. Hij gaf een fascinerende presentatie over decennia onderzoek naar de cognitieve vaardigheden van mensapen, die hij zowel in hun natuurlijke habitat overal ter wereld als in fraai geconstrueerde, de natuurlijke situatie zoveel mogelijk benaderende, omstandigheden heeft bestudeerd.

Zo kan hij nu laten zien dat chimpanzees kleurennamen kunnen leren. Of in ieder geval dat ze een spelletje kunnen spelen waarbij ze eerst een kleur te zien krijgen en daarna een rijtje Japanse karakters die kleurennamen weergeven, en dan feilloos het juiste karakter eruit kunnen kiezen; of omgekeerd: ze krijgen dan een karakter te zien en wijzen de juiste kleur aan. Zoals ze ook een spelletje kunnen spelen waarbij ze een aantal balletjes op het scherm zien en daarna het juiste getal kunnen aanwijzen.

Foto: Martin Clavey (cc)

De nadelen van populariseren

COLUMN - Er zijn weinig onderzoekers die openlijk twijfelen aan het nut van populariseren. Ik ken ze wel: mensen die denken dat we vooral zoveel mogelijk onderzoek moeten doen, en hoogstens af en toe communiceren met wetenschappers in andere vakgebieden. Die vinden dat je wanneer je met het publiek praat altijd teveel moet versimpelen en dat dit de toch al fragiele aanzien van ons vak bij de échte wetenschappers nog verder doet afbrokkelen.

De meerderheid vormen ze niet. Het officiële beleid van veel instanties – NWO, de universiteiten – is om contact met het publiek aan te moedigen: het wordt doorgaans gezien als de belangrijkste manier waarop geesteswetenschappen voor de samenleving nuttig kunnen worden gemaakt, kunnen worden ‘gevaloriseerd’.

Productie

Je zou zeggen: alle reden om je als jonge onderzoeker op dit o zo belangrijke onderdeel van het wetenschappelijk bedrijf te storten. Maar daar kun je toch ook grote twijfels bij hebben: het is de vraag of het wel zo goed is voor je wetenschappelijke loopbaan.

Daarover verscheen afgelopen week een interessant artikel in The Journal of Neuroscience.

De onderzoekster Susana Martinez Conde schreef een artikel over het Carl Sagan-effect: die beroemde Amerikaanse popularisator werd in de vroege jaren niet toegelaten tot de Amerikaanse National Academy of Sciences omdat hij te vaak optrad in de publieke ruimte – ook al valt gemakkelijk vast te stellen dat zijn wetenschappelijke productie niet onderdeed voor die van mensen die wel lid waren (hij publiceerde een wetenschappelijk artikel per maand!)

Foto: Valentina Powers (cc)

Baby’s die niet huilen horen het verschil tussen Frans en Arabisch

NIEUWS - Kinderen van een paar uur oud kunnen hun moedertaal al herkennen! Het is misschien geen zwaartekrachtsgolf, maar een dit weekeinde online geplaatst artikel uit Neuropsychologia – de officiële verschijningsdatum is pas in april – zorgde in ieder geval wel voor een rimpeling.

Een paar uur oud! Hoe weten we dat? Het is de onderzoekers gelukt door op een vernuftige manier nieuwe experimentele technieken in te zetten.

Om te beginnen kun je tegenwoordig vrij gemakkelijk en zonder al te veel belasting in iemands hersenen kijken, of in ieder geval zien waar relatief veel activiteit plaatsvindt. Je hoeft er alleen een bandje om het hoofdje te doen. En er zijn kennelijk genoeg ouders die zoiets geen probleem vinden, voor de wetenschap.

Alleen rijst dan natuurlijk wel de volgende vraag: hoe merk je dat het kind zijn moedertaal hoort?
Ook daarvoor ontwikkelden de onderzoekers een vernuftige techniek. Ze namen een tweetalige vrouw die het kind nooit eerder gehoord had en die even vloeiend Frans – de moedertaal van de kinderen – als Arabisch – een volkomen onbekende taal – sprak. In beide talen las ze het verhaal van Sneeuwwitje voor. De zuigelingen luisterden naar een van de verhalen óf naar een achterstevoren afgespeeld fragment in een van die talen.

Foto: Eric Andresen (cc)

Bestaat er zoiets als de meest efficiënte taal en zo ja welke?

Onverwachte vragen in de wetenschapsagenda

Kun je talen met elkaar vergelijken? En nog belangrijker kun je ze dan op een ranglijst plaatsen? Het is in ieder geval iets dat mensen graag doen. Ze vragen dan: is het Nederlands een moeilijke taal? Wat is de mooiste taal die u kent? En raken danig sip wanneer je ze het enig juiste antwoord geeft: dat hangt er maar vanaf.

Het Nederlands is een uiterst moeilijke en lelijke taal voor een niet zo snuggere Chinees die geen enkel nut ziet in het leren van die taal, en heel makkelijk en schoon voor een taalgevoelige Duitse jongeling die verliefd is op een eentalig meisje uit Arnhem. Wie er gelijk heeft valt bij de huidige stand van de wetenschap niet uit te maken.

In de hoorn des interrogatieven overvloeds die de wetenschapsagenda is, vinden we dan weer een heel andere vraag over de ordening der talen:

Het probleem bij het beantwoorden van deze vraag lijkt mij: niemand spreekt voldoende talen om hier iets over te kunnen zeggen.
Foto: Anonymous Account (cc)

Het weblog als wetenschappelijk tijdschrift

COLUMN - Wat voor rol speelt de persoonlijkheid in de wetenschap? Het klassieke antwoord kennen jullie: geen enkele. De wetenschapper is volkomen neutraal en laat wanneer hij zijn laboratorium, bibliotheek of veldwerkveld betreedt al haar hobby’s, politieke en religieuze overtuigingen, culturele preoccupaties en sociale achtergrond achter in een speciaal daartoe bestemd met een pincode beveiligd kastje.

Er wordt op verschillende manieren aan dat ideaal geknabbeld. Sommige mensen vinden dat het naïef is om te veronderstellen dat je zo’n ideaal zelfs maar kunt benaderen, zeker in de mens- en geesteswetenschappen – er bestaat geen ‘objectieve’, buitenmenselijke kijk op de mens en zijn cultuur. Een ‘neutrale’ blik betekent maar al te vaak: de blik van de machthebber.

Voorbestemd

Tegelijk vinden andere mensen (of dezelfde, dat kan ik van hier af niet goed zien) dat de wetenschapper zijn eigen persoonlijkheid nu eenmaal moet inzetten om aan het brede publiek en/of de geldschieters te laten zien hoe leuk en boeiend en interessant onderzoek nu eenmaal is. Er is bijvoorbeeld een boek over wiskunde waarin wordt beweerd dat het wiskunde-onderwijs ruimte moet bieden aan voorlichting over de hoogoplopende ruzie tussen Leibniz en Newton omdat dit het vak zoveel aantrekkelijker maakt.

Ik ben er niet helemaal uit.

Vorige Volgende