Een van de meest vernieuwende Amerikaanse architecten van de 20e eeuw was Louis I. Khan (1901-1974). Geboren in Estland, raakte hij op 4-jarige leeftijd zo gefascineerd door de gloeiende kolen, dat hij ze in zijn schort schepte om ze nader te bekijken, meteen vatte zijn schort vlam en verbrandde zijn gezicht. Zijn littekens, die hem op school de bijnaam Scarface opleverde, zijn stof tot speculatie. Als architect wilde Kahn immers de ruwe materie blootleggen, en zijn gebouwen worden gekenmerkt door ruwe betonnen oppervlakken en, naakt hout en baksteen. Een andere grote invloed op zijn werk was zijn rondtour langs de monumenten van de oudheid, vanaf dat moment moesten zijn gebouwen monumenten van zijn tijd worden. Maar Kahn was ook onhandelbaar als mens, en het is een van de redenen dat hij in zijn woonplaats Philadelphia nooit enig werk heeft mogen bouwen. Het is ook de reden dat zijn zoon Nathaniel Kahn zijn vader amper zag, en Nathaniel’s moeder niet de enige vrouw in Louis Isidore Kahn’s leven was. Op mensen kun je niet bouwen, volgens Kahn, die leefde voor zijn werk. In de film ‘My Architect’ gaat Nathaniel Kahn op zoek naar zijn ‘echte’ vader: wie was Louis I. Kahn? Of zoals de werkers van The Capital, het parlementsgebouw van Bangladesh zeggen: ‘yes, yes, Louis Farrakhan!’ Weet de gewone moslim in Bangladesh veel dat de man die hun de tempel van de democratie gaf, eigenlijk een Amerikaanse Jood is, die in Jeruzalem een megalomane versie van de Hurva Synagoge wilde bouwen, die hoog boven de Al-Aqsa Moskee moest uittorenen. Dat Kahn niet veel om ideologie of mensen gaf dat is duidelijk, even duidelijk als dat hij een groot architect was, die 20 jaar geleden eenzaam en bankroet stierf op een toilet in Penn Station, NYC.