Colombia staat bekend om de export van stimulantia. Waar het cocaïne betreft is het land onbetwist wereldmarktleider, maar ook bij het onschuldige product koffie doet El Dorado stevig mee. Na Brazilië en Vietnam is Colombia de derde koffie-exporteur ter wereld. Koffie wordt in Colombia verbouwd in de bergachtige centrale regio die de bekend staat als de eje cafetero (de koffie-as). Op hoogtes van 1200 tot 1700 meter staan eindeloze rijen rabica-planten. Pereira, Armenia en Manizales zijn de belangrijkste steden in het gebied.
Wie zich wil verdiepen in het productieproces dat steek achter zijn kopje koffie kan vanuit deze steden talloze koffieplantages bezoeken. Op één daarvan, de hacienda quayabal krijgt de bezoeker een ongecensureerde inkijk in de troosteloze wereld achter het dagelijkse bakkie troost.
Op de hacienda werkt een kleine groep fulltime krachten in de logistiek en productie. Het meeste werk wordt echter gedaan door de vijftig tot tweehonderd koffieplukkers (afhankelijk van de omvang van de oogst) die voor een paar maanden per jaar worden aangenomen. Het zijn seizoensarbeiders die van hacienda naar hacienda trekken en van streek naar streek. Wordt er nergens in het land geplukt, dan hebben ze twee mogelijkheden: werkloosheid of een job in de gevaarlijke business van de cocaïne-vernietiging. Betaald door de regering branden ze dan coca-plantages plat, een klus waar je geen vrienden mee maakt en waarbij de kogels regelmatig letterlijk om je oren vliegen.
Als koffieplukkers worden ze betaald per kilo geplukte bonen. Verzekerd zijn ze niet en krijgen ze een ongeluk of plukken ze teveel onrijpe bonen dan vliegen ze er zonder pardon uit. Voor iedere kilo ontvangen ze 300 Colombiaanse pesos, tegen de huidige koers een eurocent of twaalf. Een goede plukker komt op een goede dag aan vijftig kilo, ofwel zes euro. Daarvoor loopt hij dan negen tot tien uur in regen en/of zon op de hellingen van de hacienda met een kleine buidel op zijn buik, die steeds geleegd moet worden in zijn persoonlijke verzamelzak. De laatste klus van de dag is steevast het naar de weegbrug sjouwen van die verzamelzak. Aangezien de hacienda zo’n vijfhonderd hectare groot is, kan dat een flinke wandeling zijn met vijftig kilo koffie op je rug.
In ruil voor het werk krijgt de plukker niet alleen geld, maar ook inwoning. Concreet gaat het om een ligplek op een vochtig matrasje in een gammele schuur met blinde muren van leem en een dak van golfplaat. Voor de geleverde maaltijden moet worden betaald, zodat de eerste tien kilo die je dagelijks plukt opgaan aan de eenvoudige maaltijden. Koffie krijgen de mannen wel elke dag gratis, zij het dat deze gebrouwen wordt van de niet voor export geschikte restpartijen van onrijp pluksel en door schimmels en insecten aangetaste bonen.
De mannen werken vijf dagen per week. Op zaterdag wordt er betaald. Dat gebeurt echter niet op de hacienda, maar verderop in de vallei, in het dorpje Chinchiná, dat een uiterst dubieuze reputatie heeft. Bij het binnenrijden van het gehucht valt meteen op dat op vrijwel iedere straathoek een bar zit, waarvan het interieur met gordijnen aan al te nieuwsgierige ogen onttrokken is. Gaandeweg lukt het af en toe een blik naar binnen te werpen en wordt duidelijk dat het gaat om verzamelplaatsen van prostituees. Een inwoner schat dat ongeveer vijftig procent van de lokale bewoonsters in de branche werkzaam is. In het plukseizoen komt daar dan nog een flinke club meiden van heinde en verre bij. Zaterdagavond loopt Chinchiná vol eenvoudig geklede mannen en nauwelijks geklede vrouwen, struinend van bar naar bar. Omdat de plukkers pas zondagmiddag terug op de hacienda worden verwacht slapen tallozen van hen op straat. Bij aankomst wacht hen dan wel een bakkie pleur.
Reacties (8)
Komt toch erg overeen met druivenplukkers in Frankrijk in de jaren 50.
Ja het is niet niks werken in deze landen. En dan is dit nog maar een onschuldig kopje koffie. Ik vind het goed dat je dit opgeschreven hebt zodat men zich hier bewust van zou kunnen zijn.
Zelf heb ik nog altijd vragen in mijn hoofd, na Zuid Amerika bezocht te hebben, over de productie van coke. Hoe komt het toch dat de beschaafde zakenmannen hier in Nederland, die zeggen soms coke nodig te hebben om zo hard te kunnen werken als van hen verwacht wordt, zich blijkbaar totaal niet bedenken wat daar aan vooraf gegaan is voordat het bij hun aan kwam?
Esther, de vraag stellen is ‘m beantwoorden. Natuurlijk zijn die heren niet zo vreselijk beschaafd en kan het ze gewoon niets schelen. Of ze doen alsof hun neus bloedt, en dat is natuurlijk ook echt zo na teveel snuiven.
Zelf heb ik nog nooit iemand horen beweren dat-ie coke nodig had voor z’n functioneren. Maar misschien beweeg jij je in andere kringen. Ik heb wel vaker dan eens coke gezien (en geprobeerd) in min of meer “feestelijke” omstandigheden. Heb nooit de behoefte gevoeld om er een gewoonte van te maken.
Cocaïnegebruikers zijn zó vervelend.
Ik heb het idee dat coke populairder is onder linksige jongeren, artiesten en journalisten dan onder zakenlui @#2.
Ik lust geen koffie, en ook geen cocaine. Hoe zit het met de theepluk ? En bier ? Worden de jongetjes in de hop-oogst wel goed betaald ? Hebben die het niet koud ofzo ?
Ja het is niet niks werken in deze landen. En dan is dit nog maar een onschuldig kopje koffie. Ik vind het goed dat je dit opgeschreven hebt zodat men zich hier bewust van zou kunnen zijn. Zelf heb ik nog altijd vragen in mijn hoofd, na Zuid Amerika bezocht te hebben, over de productie van coke. Hoe komt het toch dat de beschaafde zakenmannen hier in Nederland, die zeggen soms coke nodig te hebben om zo hard te kunnen werken als van hen verwacht wordt, zich blijkbaar totaal niet bedenken wat daar aan vooraf gegaan is voordat het bij hun aan kwam?
© Gummbah. Obviously
@5: Nee, KJ, theeplukkers zijn allemaal heel blij dat ze voor jou thee mogen plukken, en ook hopstakenstrekkers hoor je altijd blij zijn met de kritische consument KJ. Voor jou zien ze graag af, riskeren ze hun leven, verpatsen ze hun gezondheid.