Fabrikanten van huishoudelijke apparaten weten met trucs de levensduur van producten te beperken. In Duitsland komt een beweging op gang die zich daartegen verzet.
Aardig initiatief, maar zou het helpen?
Fabrikanten van huishoudelijke apparaten weten met trucs de levensduur van producten te beperken. In Duitsland komt een beweging op gang die zich daartegen verzet.
Aardig initiatief, maar zou het helpen?
Reacties (1)
Nee, want ‘slecht voor de economie’ natuurlijk. Kapitalisme heeft nou eenmaal een dorst naar honger. Een behoefte aan behoefte. Hierom wordt de vraag naar producten al op vele manieren al kunstmatig hoog gehouden (mensen werden na de crisis gedwongen extra belasting af te staan, zodat banken ermee aangezet kunnen worden dat geld weer aan mensen uit te lenen tegen lage rentes e.d.) zodat de productie op niveau kan blijven. (Banen!)
Dit foefje van fabrikanten (planned obsolescence) is gewoon een van die manieren waarmee de vraag naar hun producten kunstmatig hoog wordt gehouden. Dus, stel, dan dwingen we fabrikanten voortaan deugdelijke producten af te leveren, maar als de consumptie hierdoor dan afneemt (wat nota bene het doel is) dan staan ‘we’ weer te gillen dat, verhip, de consumptie is afgenomen! (banen!) … en dan laten we onze overheid weer allerlei maatregelen treffen om de consumptie vooral weer op te stuwen – fabrikanten verplichten om een versnelde veroudering in te bouwen bijvoorbeeld. (Het zou me niks verbazen.)
Zolang we bang blijven voor banenverlies, worden we nooit verstandig. In ons persoonlijke huishouden (N.B. de grondbetekenis van het woord ‘economie’ is zowat ‘huishouden’) vinden we het maar al te prettig als we werk weten te besparen, maar in ons nationale of globale huishouden raken we erdoor in totale paniek.
Onze kijk op economie zou radicaal moeten worden herzien. We rekenen nu alleen diensten en goederen als rijkdom (of ‘levensstandaard’) – daarom doen we er alles aan zoveel mogelijk diensten en goederen door elkanders strot te duwen – maar als je het de meeste mensen vraagt vinden ze vrije tijd ook wel prettig. Dat zou dus inbegrepen moeten worden in onze definitie van rijkdom/levensstandaard.
Onze levensstandaard zou dus misschien moeten worden gerekend als: BBP (p.p.) × aantal vrije uren (p.p.) … dan is dat ten eerste realistischer (Amerikanen verdienen bijvoorbeeld wel meer dan wij, daarom zeggen we dat hun ‘levensstandaard’ hoger is, maar ondertussen wil geen Europeaan met ze ruilen) en ten tweede zouden we dan onze irrationale en onstilbare zucht naar goederen en diensten (waar we toch niet gelukkiger van worden, vergelijk wederom de VS met West-Europa bijv.) dan misschien gaan temperen … waar we uiteindelijk toch alleen maar het milieu (en onze vrije tijd dus) mee om zeep helpen.
Maar, nee. Zolang we de levensstandaard als foie gras blijven beschouwen, het lugubere resultaat van het elkaar zoveel mogelijk producten door de strot drukken dus, zullen we ook van dit initiatief niet hoeven te verwachten dat we er veel gelukkiger van worden … want zodra we beginnen te merken dat we weer wat ademruimte krijgen, raken we toch alleen maar in paniek en vragen we de overheid om ons op andere manieren toch het een of ander door de strot te drukken, alstublieft …