ANALYSE - Wat is het probleem van het Nederlands hoger onderwijs?
We hebben sinds de democratisering van het hoger onderwijs (HO) te maken met het herinrichten van de HO volgens economische maatstaven. Die democratisering, het massaal toegankelijk maken van hoger onderwijs, is onderdeel van de grote missie om in Nederland een kenniseconomie waar te maken. Economisering en democratisering van het hoger onderwijs gaan dus hand in hand, maar niet zonder problemen.
Hogescholen hebben hun geboorte gevonden binnen de kaders van dit programma van de kenniseconomie na de Tweede Wereldoorlog. Ook klassieke universiteiten zijn zichzelf gaan hervormen volgens kennis-economische modellen. De huidige problemen die de universiteiten tegenkomen zijn systeemproblemen die ontstaan wanneer ‘kennis’ en ‘economie’ niet de gewenste, voor vanzelfsprekend aangenomen, combinatie opleveren.
Niet alle kennis, kennisactiviteiten en kennisontwikkeling zijn te vertalen naar economische maatstaven van efficiëntie, haalbaarheid, optimalisering en winstgevendheid. De Homo Sapiens, de naar kennis zuchtende mens, en de Homo Economicus, de calculerende zelfzuchtige mens, lijken zelfs vaker in strijd met elkaar te belanden. Leuzen als ‘kennis boven winst’ geven uitdrukking aan zulke systeemconflicten van de kenniseconomie. De lijn van academisch scoren die Diederik Stapel heeft uitgezet duidt ook op zo’n problematische koppeling.
En het gedoe en mythes over de geesteswetenschappen
Andersom hebben economische modellen (toch) geen monopolie op waarde en valorisatie. Helaas is dit niet voldoende erkend. Ze kunnen een goed deel, maar niet alle maatschappelijke waarden inlijven en in cijfers omzetten. In het bijzonder zijn de geesteswetenschappen moeilijk in economische meeteenheden te begrijpen. Dat de geesteswetenschappen van onmisbare waarde zijn, blijft staan, omdat deze waarden primair zijn in een democratische en vooruitstrevende samenleving (Impact Assessment Geesteswetenschapp, 2009; in opdracht van NWO Gebiedsbestuur Geesteswetenschappen).
Er zijn verdere mythes over de geesteswetenschappen die als wapen worden gebruikt om op de alfa’s en onderwijs te bezuinigen: ‘dat het onderzoek weinig maatschappelijk belang heeft’. Alfastudies hebben niet alleen belang, waar ze een basisinfrastructuur aan hoogwaardige kennis voeden en het kennisniveau van de burger op peil houden tegenover commerciële media, maar voegen bovenop deze basis veel schoonheid toe. Beperkte circulatie van deze kennis is niet te wijten aan de academici, maar desinteresse van partijen die de middelen hebben voor de verspreiding van kennis.
De geesteswetenschappen zouden te weinig aan de arbeidsmarkt bijdragen. Het valt te herhalen dat de geesteswetenschappen inderdaad niet volgens deze economische maatstaf te beoordelen vallen, alhoewel ze wél aan de arbeidsmarkt bijdragen. Alleen in vergelijking met de bèta- en gammastudies vallen ze tegen. Zo’n vergelijking heeft echter weinig zin, omdat we volgens hetzelfde logica ook zouden moeten snijden in bijvoorbeeld wiskunde – die doet het relatief slechter dan natuurkunde.
De waarde van de geesteswetenschappen, veel gewoner dan die van de economie
De geesteswetenschappen zijn er niet alleen om tot banen te leiden, de functie van de geesteswetenschappen is veelvuldiger: ze reiken metaforen aan natuurwetenschappers zodat ze nog beter na kunnen denken (zie S.J. Goulds belangrijke bijdragen aan de evolutionaire biologen, geïnspireerd vanuit de humaniora), ze verrijken de taal van politiek, maken de grotere wereld en hun verschillende culturen toegankelijk voor Nederlanders, ze staan aan de wieg van vernieuwingen in muziek en podiumkunsten, ze relativeren de economische waarden en verruimen het denken en debatten, en ze halen voor iedereen lessen uit geschiedenis.
Voorbeelden zijn zo verweven met onze cultuur dat ze lastig traceerbaar zijn; inderdaad ze kunnen niet als verkoopstuk gevangen worden. Afgestudeerden in de geesteswetenschappen zijn onmisbare bijdragen aan redacties, politieke organisaties, bedrijven, scholen, uitgeverijen, media en overheidsinstanties.
Rendement is geen dictator
Wat te doen met het feit dat een deel van de geesteswetenschappelijke opleidingen weinig rendement heeft? Het is essentieel te begrijpen dat wij niet in een tijdperk leven waarin wij ons geen mooie dingen kunnen veroorloven als geesteswetenschappelijke studies. We bezuinigen, maar hoeven geenszins alles te onderwerpen aan het financiële juk.
We hebben een grote welvaart en de economie is er niet om die ons af te pakken, maar juist deze mogelijk te maken. De mens ontstaat en is bevrijd op het moment dat deze zijn of haar handen vrij heeft van de noodzakelijkheden van het leven, en activiteiten kan ondernemen die men geestelijke verrijking bezorgen.
Wanneer we alles moeten laten wat niet rendabel en efficiënt is, moeten we eigenlijk onze menselijkheid opgeven. Dit besef moeten we weer benoemen en tegenover de dwingende imperatief van de economische noodzakelijkheid van schaarste, efficiëntie en overleven plaatsen. Dus: het academisch personeel van kleine opleidingen en hun kennis kunnen blijven en moeten niet verloren gaan. Wel kunnen ze bijdragen aan regiostudies en zo hun positie aansterken in onderwijs en onderzoek.
Studentenprotest
Het studentenprotest is begonnen naar aanleiding van de druk op de geesteswetenschappen aan de UvA. De studentvertegenwoordigers zijn verontwaardigd dat ondanks de waarde van de alfastudies, deze op top-down wijze in de hoek worden gezet. Er wordt daarom gesproken van een gebrek aan democratie dat sinds het in werking treden van de kenniseconomie een optioneel element en sinds de jaren negentig een bestuurlijk beletsel is geworden. Met voldoende inspraak van academisch personeel en studenten zouden deze financiële overwegingen wellicht nooit maatgevend kunnen worden.
Zowel de democratische aslijn van de huidige eisen als wel de bekostigingsdimensie zijn kernachtig aan de dynamiek dat nu eindelijk op gang is gekomen. Beiden raken aan meer dan de alfa’s: aan de kenniseconomie. Niet alleen de huwelijk is in gevaar, de financiële rationaliteit achter de economie wordt bevraagd en de relatieve minachting voor kennis en de kennisbezitter aan de bestuurstafel en in besluitprocessen over kennis zelf zijn aangekaart. Het gaat nu niet meer om luisteren naar een kleine groep ‘competente rebellen’ maar het overleven van een systeemconflict op het niveau van de nationale kenniseconomie.
Naar aanleiding van deze analyse heeft de schrijver een basisvoorstel geschreven voor de bekostiging van onderwijs in de geesteswetenschappen. Deze kunt u lezen op zijn blog.
Over de schrijver: Nima Madjzubi is student geweest aan drie Utrechtse faculteiten. Hij was actief in studenteninspraak en studentenactivisme. Hij is promovendus geweest aan de Radboud Universiteit Nijmegen. Nima heeft geen affiliatie met politieke partijen of politiek actieve groepen. Hij draagt de toekomst van de wetenschappen in Nederland en daarbuiten een warm hart toe.
Reacties (13)
Zelfs in het hoofdcommentaar van de veelgeprezen, bedoel: veelgelezen Telegraaf stond er een kritische nood: het gaat alleen nog maar over geld. Ook in onderwijs.
Maar dat verschil is marginaal. Beide opleidingen scoren een plusje op alle drie de door Elsevier beschouwde criteria: snelheid waarmee een baan wordt gevonden, kans op een vaste baan en gemiddeld maandsalaris na 1,5 jaar. Het precieze verschil in gemiddeld maandsalaris na 1,5 jaar is 2.625 euro bij wiskunde tegenover 2.750 euro bij natuur- en sterrenkunde. Vergelijk dit met bijvoorbeeld geschiedenis of culturele antropologie, die dikke minnetjes scoren op (ong.) alle criteria, en een gemiddeld maandsalaris na 1,5 jaar bieden van onder de 2.000 euro. Dit is dus geen goed argument.
In algemene zin ben ik het met je eens dat je de alfawetenschap niet in zijn geheel moet afschaffen, maar ik had het betoog een stuk sterker gevonden als het wat concreter was geweest. Natuurlijk heb je in een land bijvoorbeeld geschiedenisonderwijs op universitair niveau nodig, maar verhoudt het aantal geschiedenisstudenten zich ook goed met de maatschappelijke vraag naar historici? En zo niet, wie moet die vraag dan creëren? De overheid?
Dank!
@2, nee, er is namelijk niet zozeer een maatschappelijke vraag naar historici. Maar wel heeft de maatschappij als geheel er baat bij als we een redelijk niveau van ‘doordachtheid’ hebben. Het maakt ons gelukkiger, gezonder, minder geneigd tot criminaliteit, en over het algemeen wat gematigder en redelijker.
We hebben wel een maatschappelijke vraag naar mensen die geleerd hebben om te lezen, te schrijven, te analyseren, verbanden te leggen, conclusies te trekken op een hoger niveau. Welk vakgebied ze dan precies bestuderen is minder relevant voor de maatschappij – het is wel van groot belang voor degene die het bestudeert, en ook dat er voldoende diversiteit is zodat mensen hun eigen invalshoek hebben en weer andere zaken zien dan de rest.
Die historici, en zeker ook de filosofen en de taalwetenschappers enzo, komen op allerlei plekken terecht. Daar zitten ze niet altijd per se omdat ze historicus zijn of taalwetenschapper – de vacature omschrijft vaak niet ‘een historicus’ – maar tegelijkertijd brengen ze als historicus met hun achtergrond wel iets mee dat een ander niet heeft.
Je kunt het dus niet zomaar vervangen door 1 massa-opleiding voor iedereen. Juist de variatie brengt zoveel waarde met zich mee. En de te grote opleidingen hebben ook de neiging om erg oppervlakkig te worden, met colleges waar geen ruimte is voor vragen, en multiple choice tentamens… Daar schiet je dus als maatschappij niet veel mee op.
@0: “vergelijking met de bèta- en gammastudies .. heeft weinig zin”
– Waarom? Het geld in de medische wetenschap gaat niet naar de mogelijke gezondheidswinst, doch naar de heersende belangen, zoals van georganiseerde patiënten, gezondsheidsbedrijven e.d.
@4:
Maar dat leren mensen toch niet alleen bij alfastudies?
Ik ben trouwens een groot voorstander van een systeem van majors en minors waarin studenten een ander vakgebied moeten bestuderen dan datgene waar ze primair voor worden opgeleid. Wat ik niet snap is waarom er zoveel mensen primair tot historicus worden opgeleid om ze er vervolgens achter te laten komen dat er op de arbeidsmarkt helemaal niet zoveel vraag is naar hun ambacht. En, goed, een paar heb je er altijd nodig. Het gaat om de aantallen.
@4: Ik sluit mij hierbij aan. In die zin, hebben wij nooit teveel historici, ofwel historisch geschoolde burgers.
@6: Ook mee eens. Maar dat is dus omdat er juist teveel nadruk is gelegd op de arbeidsmarkt, ofwel dat academische disciplines beroepsgerichte opleidingen op moeten zetten. Als we ons bevrijden van deze economie=maatschappij en arbeidsmarkt=enige doel, krijgen wij biologen die 4 talen spreken (zeer handig voor onderzoek naar de evolutie van de mens), historici die de chemische eigenschappen van TNT gebruiken om het verloop van de 1e Wereldoorlog te verklaren.
@lapis: “… primair tot historicus worden opgeleid ….”
Ach ja, Mark Rutte is er MP mee geworden.
@2: Ik ben het met je eens dat een concreter stuk beter is. Dat is helaas dan ook een langer stuk. Voor de rest wil ik je van weerwoord voorzien:
1. Slecht scorende geschiedenis en culturele antropologie zijn geen reden voor snijden maar juist de gevolgen van bezuiniging en de daarop volgende verslechterde docent-student ratio.
2. Of de verschillen marginaal of significant zijn doet er niet toe wanneer vergelijken in de eerste plaats toch niet zinvol is. Wanneer de slecht scorende slachtoffers af zijn geschaft, zullen de kleinere verschillen van de overgeblevenen op gaan vallen. Het is wetenschappelijk onverantwoord om de lage scores te elimineren, aan eigen poten te zagen, om de gemiddelde op te krikken. Het is een manageriaal drogreden.
@2: Iedereen aan de econometrie dus, want drie keer ++ en 3300 eur.
@6, nee, niet alleen bij alfastudies. Er is dan ook niemand met liefde voor de wetenschap die bepleit dat de overige studies moeten worden afgeschaft, of zelfs maar dat de alfastudies in stand gehouden worden ten koste van de beta/gamma-studies. Die concurrentie tussen studies, die is juist een gevolg van het kortetermijnrendementsdenken. Maar dat brengen we er zelf in, het is niet noodzakelijk.
En al die richtingen hebben gewoon een eigen bestaansrecht. En dat bestaansrecht is niet het extra salaris dat de individuele afgestudeerde meer verdient… dat bestaansrecht is dat het onze samenleving waardevoller maakt: veiliger, prettiger, gezonder, beter in staat om op veranderende situaties in te spelen…
Die majors en minors zijn bij uitstek een leuk idee in een te goedkoop jasje gegoten. Een minor is te klein om een beetje verdieping te doen (en je bachelorfase is maar drie jaar, met bovendien alle hel en verdoemenis als je er langer over doet.)
Zou je bv een heel jaar extra krijgen, dan wordt het nog wat. En toegang tot allerlei vakken zonder de eis van voorkennis. Maar de invulling nu is eigenlijk vooral net niks. Het staat leuk op papier, maar het is veel te oppervlakkig.
Zo hebben we inmiddels een systeem dat niet meer draait om studenten te leren denken, te laten ontplooien, in aanraking te brengen met al die kennis en gedachten die we als mensheid al gehad hebben… nee, het doel is juist om de studenten met het absolute minimum aan bagage en diepgang over de diplomalijn te duwen. (En om onderzoekers, verbonden aan diezelfde universiteiten, niet meer te laten komen tot dieper uitgewerkte gedachten, voortbouwend op de kennis van hun vakgenoten, maar tot het produceren van artikelen die zo populair mogelijk zijn, waarbij ook daar gekeken wordt naar een zo minimaal mogelijke inspanning ipv een zo goed mogelijk resultaat.)
Maar uiteindelijk krijgen we fastfood-wetenschap: uniform, oppervlakkig, goedkoop, SAAI.
Lees vooral ook http://www.krisis.eu/content/2013-3/krisis-2013-3-01-halffman-radder.pdf
@12: Inca, dank je voor de link, en dat je het BaMa probleem ook aangeeft.