RECENSIE - door Addie Schulte, redacteur van Boekenstrijd.
Zijn de universele mensenrechten op hun retour? Dat beeld rijst op uit het boek Gewone Deugden van de Canadese oud-politicus en denker Michael Ignatieff. Mensen geven niet zoveel om mensen waar ze zich niet in herkennen. Ze maken zich meer druk over zaken dicht bij huis dan over universele kwesties. Er mogen dan grotere stromen goederen, diensten, informatie en kapitaal over de wereld gaan dan ooit tevoren, dat betekent niet dat onze gedachten en gevoelens ook gemondialiseerd zijn.
Met de overwinningen van Trump en Brexit in het achterhoofd en met de opkomst van nationalistische partijen elders is dat niet zo een wereldschokkende constatering. De meer pessimistische beschouwers van de internationale en nationale ontwikkelingen hadden dat idee al.
Maar voor de liberaal Ignatieff, die een prachtig boek schreef over zijn eigen politieke carrière, is het wel een verschuiving.
In zijn boek Human Rights as politics and idolatry uit 2001 zag Ignatieff de balans nog de andere kant op gaan. Hoe meer mensenrechten als een gezamenlijke ‘taal’ werden erkend, hoe meer ‘morele vooruitgang’, was toen zijn stelling. Het was de tijd van de interventies van Europa en de VS op de Balkan, nog net voor 11 september en alles wat daarop volgde. Staten waren nog wel soeverein, schreef Ignatieff, maar op voorwaarde dat ze min of meer de mensenrechten respecteren. Zo niet, dan konden ze rekenen op kritiek, sancties en zelfs interventie, concludeerde Ignatieff.
Dat was toen al een problematische stelling. Voor landen als Servië gold dat wel, voor China niet. Een universeel beleid met de mensenrechten als uitgangspunt was er nooit.
Geen gelovige
Ignatieff was zeker geen fanatieke gelovige in mensenrechten. Daarvoor was hij ook in zijn eerdere boek al te genuanceerd, te kritisch en hij zag al scherp de dilemma’s rond mensenrechten. Economische globalisering hoeft geen morele globalisering met zich mee te brengen, schreef hij al.
In dit nieuwe boek onderzoekt hij of mensen door mondialisering ook op ethisch gebied nader tot elkaar zijn gekomen. Dat doet hij in opdracht van een idealistische stichting, in een paar grote Amerikaanse steden, in Brazilië, Bosnië, Zuid-Afrika, Fukushima en Myanmar. Hij is uit de studeerkamer vertrokken en heeft met tal van mensen (ik zou bijna zeggen gewone mensen) gesproken over de zaken die hen aangaan. Dat ging over concrete kwesties, zoals de omgang met diversiteit in gemengde woonwijken, corruptie en verzoening na apartheid en oorlog. De conclusies van Ignatieff gaan echter verder dan deze, op zich al boeiende kwesties. Dit is een filosoof op reportage.
Spanningen
Zijn analyse is dat er spanningen zitten tussen verschillende idealen in dit internationale systeem. Zo is er een spanning tussen zelfbeschikking en universele mensenrechten. Een soeverein land kan beslissen wie het wel en niet toelaat. Maar daarmee wordt aan bepaalde mensen het mensenrecht om ergens te wonen ontzegd. Met alle gevolgen van dien.
Op één punt hebben de mensenrechten wel grote invloed: mensen voelen zich gelijkwaardig aan anderen. Iedereen vindt dat zijn of haar stem geuit mag worden, ongeacht status, klasse of privilege. Het idee van gelijkwaardigheid is universeel. Maar in andere kwesties nemen mensen meer hun toevlucht tot wat Ignatieff gewone deugden noemt. “Wat alle mensen gemeen hebben, ontdekten we, zijn deugden.” Dit zijn ‘gewone deugden’ die mensen kunnen aanwenden tegen onrechtvaardige heersers, maar ook om gewoon samen te leven.
Deze gewone deugden liggen niet vast in verdragen, ze zijn niet netjes genummerd, maar ze zijn als het ware natuurlijk. Het gaat volgens Ignatieff om vertrouwen, eerlijkheid, respect, beleefdheid en verdraagzaamheid. Ze vormen het ‘moreel besturingssysteem’.
Met die gedeelde deugden zoekt hij een losser verband van de mensheid. Al laat hij ook de twijfel toe of ‘de mensheid’ wel bestaat.
LAT-relatie
Ignatieff is daarbij een moreel minimalist. In de diverse buurten (Queens, New York) zeggen mensen dat ze voorstander zijn van het samenleven met andere groepen, maar als ze mogen kiezen gaan ze met hun eigen groep om. De individuen uit die groepen leven in een LAT-relatie met elkaar, waarbij mensen voor een deel met andere groepen samen optrekken, maar voor een andere deel gescheiden leven in hun eigen groep.
Volgens Ignatieff is dat niet zo’n probleem. ‘Enige morele consensus’ is voldoende om een multiculturele stad te laten functioneren. Hij hamert niet, zoals veel gemeenschapsdenkers, op een gedeelde identiteit. We hoeven niet heel veel te delen om samen te leven. Dat maakt van Ignatieff een liberaal. Maar een gemeenschap is wel nodig, en als die tot stand komt, is dat ‘een overwinning op de mondialisering, de onbekende en onbeheersbare kracht.’
Hoop of wanhoop
Ignatieff lijkt er naar gestreefd te hebben een geruststellende en hoopgevende tekst te schrijven. Maar uiteindelijk komt hij op het tegendeel uit. ‘De toekomst’ stort zich ‘in angstaanjagende gedaantes’ op ons. De vooruitgang heeft ons bedrogen en we hebben geen vertrouwen meer in de politiek en de wetenschap. Dit zijn zeer generaliserende observaties.
Veerkracht is de belangrijkste deugd, aldus Ignatieff. En die is gebaseerd op hoop, een gedeeld geloof in een waardevolle toekomst. Die hoop is een gewone deugd, die anti-utopisch en rationalistisch is. En zo wordt deze gewone deugd een ‘complexe hoop’, die tussen alle klippen doorzeilt.
Deze wat vage en hoogdravende tekst heeft eerlijk gezegd iets wanhopigs. Als de hoop met zoveel mitsen en maren wordt omgeven, is die zeker niet vanzelfsprekend. Ik moest ook denken aan Seneca, die stelt dat hoop en angst altijd samengaan.
De verspreiding van mensenrechten door militaire interventies is geen succes geworden. En ook uit eigen keuze hebben burgers en leiders niet massaal voor universele mensenrechten gekozen. Dat leidt tot een wat sombere conclusie, waarbij de ‘gewone deugden’ een stand-in worden van de mensenrechten. Nu maar hopen dat iedereen zich deugdzaam gedraagt.
Dit artikel verscheen eerder op Boekenstrijd.