Dit schilderij heet Darfurnica (klik voor volledig werk). Het is een kunstwerk van de Deense, in Nederland wonende kunstenares Nadia Plesner. Het is door de rechter verboden omdat het zwarte jongetje in het midden een tas in z’n hand houdt met een motief waarop het Franse bedrijf Louis Vuitton het exclusieve recht heeft. Plesner heeft het eerder aan de stok gehad met Vuitton vanwege het gebruik van zijn tas. In 2008 tekende ze het jongetje met de tas om aandacht te vragen voor de situatie in Darfur. Vuitton heeft haar toen ook een proces aangedaan en uiteindelijk is Plessner gestopt met het gebruik van de tas. Nu heeft ze de draad weer opgepakt met dit schilderij, waarvan de titel en de afbeelding refereren aan Guernica, het beroemde schilderij dat Picasso gemaakt heeft naar aanleiding van het bombardement van de stad Guernica in de Spaanse burgeroorlog door de Duitse en Italiaanse luchtmacht.
Vuitton heeft de zaak opnieuw aanhangig gemaakt en de rechter heeft de kunstenares een boete opgelegd van 5000 euro voor elke dag dat het kunstwerk zichtbaar is (het hangt momenteel in Kopenhagen). Hiervoor diende een speciaal soort kort geding over intellectuele eigendomsrechten, een spoedprocedure waarin de kunstenares niet werd gehoord. Haar beroep op de artistieke vrijheid van de kunstenaar heeft geen rol gespeeld. Het vonnis is enkel gebaseerd op het Gemeenschapsmodellenrecht in de EU. De kunstenares wordt voorgesteld als een valse concurrent van Vuitton die zijn ideeën voor eigen gewin uitbuit.
Volgens Dirk Visser, hoogleraar intellectueel eigendom, is dit recht echter nooit bedoeld geweest voor dit soort zaken. Hij vindt dat grote, bekende merken er niet aan kunnen ontkomen dat hun producten als symbolen van de consumptiemaatschappij gebruikt worden door kunstenaars. Plesner’s werk heeft een boodschap van algemeen belang dat het particuliere merken belang overstijgt. Ook de verkoop van t-shirts, die misschien nog wel in verband gebracht kan worden met het merkenrecht, is geen puur particulier belang omdat de kunstenares de winst doneert aan goede doelen. Dat zij er naamsbekendheid door heeft verkregen is vooral de verdienste van Vuitton zelf, dus om haar op dat punt te straffen is wel heel vreemd.
Vuitton’s pijn zit ‘m natuurlijk ook in het beeld van de tas in de context van een verschrikkelijke burgeroorlog waar nog dagelijks slachtoffers vallen. Dit soort grote bedrijven doen in de regel alle moeite om hun product als onderdeel van de moderne wereld, als accessoire voor de moderne mens voor te stellen. Tegen een straatbeeld met Vuitton-tassen in een tijdschrift zal Louis geen bezwaar maken. Integendeel. Hij zal zelf zoveel mogelijk van die beelden proberen te organiseren om zijn tas te promoten. Zodra echter iemand zijn merk in een niet door hem geënsceneerde context plaatst komen zijn juristen actie. Wij zijn wel van de wereld, maar alleen van de wereld zoals wij hem graag zien. Uiteindelijk draait het natuurlijk om ons geld. Precies dat heeft Nadia Plesner willen aantonen en daarom is dit conflict zo belangrijk voor de verdediging van de vrije kunst.
Plesner laat het er dan ook niet bij zitten. Dat geeft andere kunstenaars hoop. Ook cartoonisten zoals Ruben Oppenheimer gebruiken soms beelden van grote merken in hun spotprenten. Oppenheimer vreest na deze zaak voor zelfcensuur bij zijn collega’s om “gedoe” te voorkomen. Hij zal zich er zelf niet door laten leiden omdat hij vindt dat het hier om beeldtaal gaat die van ons allemaal is. Zo redeneert ook Plesner: in een tekening of schilderij moeten beelden toch anders beoordeeld worden dan in een puur commercieel product.