Vrijheid en markten in balans

Foto: Flickr CC BY-NC 2.0 by Rasande Tyskar rethink capitalism Corona times Hamburg
, Serie:

ESSAY - van Willem Schramade, eerder verschenen in het themanummer van idee-magazine (tijdschrift voor het sociaal-liberalisme) over marktmacht (april 2021)

De term ‘vrije markt’ suggereert een simpele relatie tussen markten en vrijheden: vrijere markten zorgen voor meer vrijheid. Maar zo simpel is het niet. Markten faciliteren vrijheid slechts tot op bepaalde hoogte. Ze moeten goed gestructureerd worden om effectief te zijn. Markten zijn dus geen doel op zich, maar een middel om vrijheid te realiseren. Maar hoe zorg je ervoor dat het middel goed functioneert? Daar zijn zes richtlijnen voor te benoemen.

Wat Marx en de neoliberalen met elkaar gemeen hebben

In het neoliberale denken leiden minder markt en meer overheid automatisch tot minder vrijheid en efficiency. Het adagio is: overheid, ga aan de kant, dan komt alles goed. Zo zijn in naam van de vrijheid veel waardevolle instituties afgebroken, waaronder ook burgerlijke zelforganisatie buiten overheid en markt om – met alle schade van dien. Karl Marx zag hetzelfde lineaire verband maar dan omgekeerd: hoe meer markt, hoe meer ongelijkheid en onvrijheid. De in zijn naam uitgevoerde experimenten zijn dramatisch slecht afgelopen, met extreme vormen van staatsingrijpen. Kortom, beide visies hebben een grote blinde vlek voor de door hen gewenste situatie, maar zien scherp de gevaren van de ongewenste tegenovergestelde situatie.

Daar is een les uit te leren: zowel te veel als te weinig marktinvloed is slecht voor vrijheid. Het beste voor onze vrijheid – en onze welvaart en ons welzijn – is een gezonde zone waarin noch markt, noch overheid al te dominant is. Verder is de dichotomie markt-overheid te simpel. Van Witteloostuijn et al. (2012) [1] onderscheiden drie ordeningsprincipes: markten, bureaucratieën en relaties, die ieder met verschillende mechanismes opereren. Denk bij markten aan prijsprikkels; bij bureaucratieën aan afdwingbare rechten en verantwoordelijkheden; en bij relaties aan vertrouwen, reputatie en on afdwingbare rechten en verantwoordelijkheden.

Dat de situaties zonder markt problematisch zijn, is evident gezien de onvrijheid in feodale, communistische en andere dictatoriale samenlevingen. Laten we daarom op de situatie van te veel markt inzoomen om beter te begrijpen wat er nodig is om in de gezonde zone te blijven.

De prijs van te veel marktinvloed

Excessieve marktwerking brengt tenminste twee problemen met zich mee: ten eerste de verdringing van niet-financiële vormen van waarde; ten tweede hebben dergelijke markten de neiging zichzelf te ondermijnen.

Veel zaken krijgen een prijs, ook als ze geen prijs horen te hebben. Als mensen worden betaald voor dingen waarvan ze vinden dat ze die toch al horen te doen, dan worden die activiteiten minder waardevol. Dat is ethisch problematisch en werkt vervreemdend. Andersom zijn er veel waardevolle zaken die ten onrechte geen prijs krijgen, zoals schone lucht. Het gevolg is dat we roofbouw plegen op de planeet, de ongelijkheid toeneemt en de vrijheid voor velen afneemt – omdat ze moeite hebben het hoofd boven water te houden en niet beschikken over wat filosofen Amartya Sen en Martha Nussbaum de potenties (capabilities) van het menselijk leven noemen.

Het tweede probleem van excessieve marktwerking is de neiging van vrije markten om zichzelf te ondermijnen. In veel markten profiteren de grootste spelers van schaalvoordelen en marktmacht die zichzelf versterken als ze geen halt worden toegeroepen. Dat kan leiden tot gevaarlijk veel macht voor spelers met diepe zakken. Denk aan de grote techbedrijven of de manier waarop miljardairs met hun media-imperia de publieke opinie in landen als het Verenigd Koninkrijk beïnvloed hebben. In het ergste geval is sprake van corporate capture, de situatie waarin machtige spelers overheden hun wil opleggen. Dit ondermijnt vrijheid op een manier die vergelijkbaar is met de situatie van te weinig markt. Economisch historicus Bas van Bavel beschrijft hoe verschillende markteconomieën op deze manier ten onder gingen, vaak met een schijn van welvaart doordat elitemarkten – zoals die voor kunst en financiële diensten – bleven doorgroeien terwijl de welvaart en vrijheid van de bevolking al scherp afnamen. [2]

Vrije markten zijn zozeer doel op zich geworden dat vergeten wordt dat ook in vrije markten veel marktmacht kan ontstaan en dat de vrijheid van markten in feite fictie is. Want markten floreren bij de gratie van gezonde instituties, dus als die andere twee ordeningsprincipes – bureaucratieën en relaties – ook goed functioneren. Iedere markt kent regels en grenzen die de keuzevrijheid beperken. Ha-Joon Chang, econoom aan de Universiteit van Cambridge, zegt het zo: ‘Een markt lijkt alleen vrij doordat we de onderliggende restricties zo volledig accepteren dat we ze niet meer zien. Hoe vrij een markt is, kan niet objectief worden vastgesteld. Het is een politieke definitie’. [3] Bovendien is de vrijheid van markten secundair aan de vrijheid van mensen zelf, en die laatste komt in gevaar bij machtsconcentraties. Kortom, het is gevaarlijk om vrije markten als doel op zich te beschouwen. Ze zijn een middel.

De gezonde zone van gematigde marktinvloed

Maar hoe zorg je ervoor dat het middel goed functioneert? Hoe blijf je in de gezonde zone van marktinvloed? Daar is een zestal richtlijnen voor te benoemen.

1. Beter zicht op waarde

Als we niet oppassen, verdringen markten waardevolle zaken die niet op de markt plaatsvinden. Denk aan vervuiling, maar ook aan zelforganisatie. Men spreekt vaak over de dichotomie tussen overheid en markt, maar in die strijd is de ruimte voor de burger doorgaans de dupe. In plaats van de tegenstelling overheid-markt, is het interessanter om financiële waarde af te zetten tegen niet-financiële waarde: sociale waarde (S) en ecologische waarde (E). Dergelijke waarde wordt nauwelijks gemeten of expliciet gemaakt. We hebben dus een scherper zicht nodig op niet-financiële waarde, zodat we die kunnen veiligstellen. Het waardevenster [4] hieronder visualiseert dat.

Een groot deel van de economie bevindt zich in kwadrant 1; roofbouw waarin financiële waarde wordt gecreëerd ten koste van andere vormen van waarde. Denk aan industriële activiteit die schade toebrengt aan klimaat en biodiversiteit (negatieve E) en die mensen in de leverketen in slechte omstandigheden laat werken tegen te weinig loon om behoorlijk van te leven (negatieve S). Die waardevernietiging op E en S ondermijnt ons welzijn en onze vrijheid. Idealiter vindt alle activiteit plaats in kwadrant 2. Om die verschuiving te faciliteren, dienen sociale en ecologische waarde zichtbaar te worden gemaakt in ondernemingsrapportages, belastingen, overheidsbudgetten en nationale rekeningen. Daaruit volgt dat brede welvaart een centralere plaats in het programma van D66 mag innemen.

2. Markten inrichten voor betere uitkomsten

Waarde moet niet alleen beter zichtbaar, maar ook beloond worden. Dan worden de activiteiten in kwadrant 1 gedwongen zich te verbeteren en naar kwadrant 2 te verschuiven. Of ze worden financieel zo verzwakt dat ze naar kwadrant 2 afzakken, zoals met kolen al gebeurd is. Deels valt dit te regelen binnen markten, door regelgeving en belastingen die prijzen dichter bij hun echte prijzen brengen. Denk aan vliegtickets waar eindelijk wel btw op wordt geheven en wel belasting wordt betaald over de veroorzaakte CO2-uitstoot en schade aan biodiversiteit. Maar het gaat ook om de inbedding van markten in de samenleving en de interactie tussen de verschillende soorten waarde. Denk aan de brandstofbelastingverhoging van de Franse president Macron, die logisch was vanuit klimaatoverwegingen (E), maar sociaal (S) slecht was omdat die de onderkant van de middenklasse in de verdrukking bracht. Macron had veel meer succes kunnen hebben als hij die groep tegemoet was gekomen met bijvoorbeeld een lagere belasting op arbeid. Dat zou environmental justice zijn geweest.

3. Stel de grenzen van de markt vast

Er zijn ook activiteiten die niet op de markt thuishoren, omdat ze op een markt hun maatschappelijke waarde verliezen. Dat geldt vooral voor activiteiten die in kwadrant 4 vallen: ze zijn maatschappelijk waardevol, maar niet financieel winstgevend voor de uitvoerder. Denk aan de meeste overheidstaken. Maar het geldt ook voor sommige activiteiten die zowel maatschappelijk als financieel winstgevend zijn (kwadrant 2), bijvoorbeeld in de zorg. Door artsen te betalen voor het aantal behandelingen krijgen ze prikkels om slechter werk af te leveren, terwijl ze hogere kwaliteit leveren wanneer relaties het leidende ordeningsprincipe zijn. Dus het is wellicht beter om een systeem te hebben dat vaste bedragen uitkeert, met discretionaire aanpassingen bij uitschieters.

4. Brede toegang tot basisvoorzieningen

Gezonde markten staan voor iedereen open en bieden vrijheid en ontplooiingsmogelijkheden. Maar dan moet de basis wel in orde zijn. Dit betekent: voor iedereen toegankelijk onderwijs – en niet dure scholen voor de elite die toegang geven tot de juiste posities; goed functionerende rechtspraak tegen lage persoonlijke kosten – en niet een praktijk waarin diepe zakken gewone mensen kapot kunnen procederen; voor iedereen betaalbare gezondheidszorg en gezond voedsel – en geen menu van goedkoop ongezond eten voor de armen; voor iedereen betaalbare woonruimte – en niet woonmarkten die gekaapt worden door vastgoedimperiums.

5. Grenzen stellen aan spelers met diepe zakken

Ook dient de invloed van spelers met diepe zakken beperkt te worden. Of het nou gaat om Facebook, louche miljardairs of de Chinese overheid; juist doordat we nauwelijks grenzen stellen aan hun invloed, kunnen dergelijke partijen onze vrijheid ondermijnen. Laat hen niet de facto standaarden zetten, informatiestromen manipuleren of onbeperkt concurrenten opkopen. Marktmacht gaat ten koste van de samenleving: consumenten, werknemers en leveranciers worden uitgeknepen en innovatie neemt af. Concurrentie is waardevol: het is hét middel tegen gevestigde belangen. Sterk optreden tegen monopolies en oligopolies is dan ook van groot belang. Probleeminventarisatie moet ook minder naïef plaatsvinden: als de EU een onderzoek naar duurzaam investeren laat doen, dan moet ze die opdracht niet aan de grootste vermogensbeheerder ter wereld (BlackRock) geven. Het betekent ook meer aandacht voor zaken waar we als liberalen te weinig oog voor hebben gehad, zoals grenzen aan accumulatie door de rijken (door hogere erfbelasting en vermogensbelasting) en mogelijk beperkingen op de mobiliteit van kapitaal, zodat grote bedrijven weer serieus belasting gaan betalen.

6. Burgerschap in plaats van consumentisme

Een gezondere marktinvloed vraagt ook om een mentale omslag. Burgerschap heeft veel terrein verloren aan consumentisme – een mentaliteit waarin materiële consumptie als wezenlijk deel van de eigen identiteit wordt gezien en de echt belangrijke zaken juist ondergesneeuwd raken. Paul Collier, econoom aan de Universiteit van Oxford, roept op tot ‘investeren in ethisch burgerschap’. [5] Dat houdt in dat een kritische massa van burgers de maatschappelijke doelen van bedrijven en financiële sector zo goed begrijpt, dat zij hen erop aanspreekt en druk uitoefent door achting of afkeuring te laten blijken. Omgekeerd helpt het als politici hun betrokkenheid laten zien, voorbij de voortdurende soundbites. Geloofwaardigheid valt op te bouwen door middel van wat economen signalling noemen: actie ondernemen die zoveel moeite kost dat een onoprechte partij het nooit zou doen – bijvoorbeeld door zorgvuldig en geduldig de benodigde nieuwe instituties op te bouwen.

Conclusies

In tegenstelling tot conservatieven of sociaaldemocraten leggen liberalen niet graag iets op aan anderen. Dat maakt het schijnbaar moeilijker om stevige standpunten in te nemen. Maar we kunnen wel degelijk ferm zijn zonder onze principes te verloochenen: door pal te staan voor spelregels en instituties die zowel veel ruimte bieden aan individuele mensen als sturing geven op collectieve uitkomsten. Als mensen perse vervuilend willen consumeren dan mogen ze tot op bepaalde hoogte gewoon hun gang gaan, mits ze betalen voor de aangerichte schade. De meesten zullen echter vrijwillig schoner, gezonder en eerlijker gaan consumeren en daar de voordelen van plukken. Markten zijn geen hogere machten aan wier grillen we overgeleverd zijn. Het zijn menselijke constructen waaraan we voortdurend onderhoud moeten plegen. Als we dat doen, dan leveren ze op waar ze voor zijn: vrijheid, welvaart en ontplooiingsmogelijkheden voor iedereen, nu en in de toekomst.

[1] Van Witteloostuijn, A., Sanders, M., Hesseling, D. & Hendriks, C. (2012). Governing Governance. A Liberal-Democratic View on Governance by Relationships, Bureaucracies and Markets in the 21st Century. European Liberal Forum.

[2] Van Bavel, B. J., & van Bavel, B. (2016). The invisible hand? How market economies have emerged and declined since AD 500. Oxford University Press.

[3] Chang, H. J. (2012). 23 things they don’t tell you about capitalism. Bloomsbury Publishing USA.

[4] Schramade, W. (2020). Duurzaam kapitalisme. Een andere kijk op waarde. Bertram + de Leeuw.

[5] Collier, P. (2018). The Future of Capitalism: Facing the New Anxieties. Penguin UK.


Willem Schramade is hoofd advies duurzaam investeren bij Schroders en daarnaast onderzoeker in duurzame financiering en ondernemingswaardering. Zijn laatste boek Duurzaam kapitalisme – Een andere kijk op waarde verscheen in november 2020 bij Bertram + de Leeuw Uitgevers.

Idee-magazine is de periodieke uitgave van de Mr. Hans van Mierlo Stichting, het wetenschappelijk bureau van D66. Wij danken de auteur en de redactie voor hun medewerking.

Dit artikel is onderdeel van de Sargasso serie Een ander kapitalisme.

Reacties (3)

#1 Joop

Interessant.

Is er ook een doorwrochten respons op dit artikel? Want ik heb wel vraagtekens over een aantal zaken. En dan vooral de praktische uitvoerin; ik geloof namelijk niet zo in burgers die zomaar vrijwillig gaan consuminderen, en zie daar meer bureaucratische sturing.

  • Volgende discussie
#1.1 P.J. Cokema - Reactie op #1

Is er ook een doorwrochten respons op dit artikel?

Kom maar op!

#2 beugwant

Lucebert ging ons er eigenlijk al in voor. Het artikel biedt een wetenschappelijke onderbouwing van wat ik al jaren vaststel: Wat niet concreet in geld is uit te drukken, telt niet.
De uitdaging zal zijn hoe die zes richtlijnen vorm te geven. Er zal zoiets als visie voor nodig zijn. Wat voor sommige machtsdragers helaas een heel vies woord is.

  • Volgende discussie
  • Vorige discussie