Buiten stopte een auto. Maurice herkende het gorgelende geluid van de vergrootte uitlaat nog voor hij de auto had gezien. Ze hadden hem gevonden. Hij liet zich naast de bank zakken, uit het zicht, en overdacht zijn opties. Boven sleepten de pantoffels van zijn moeder over het laminaat op de overloop. De wasdroger zoemde.
De motor van de auto voor het huis draaide stationair. Er was nog geen portier opengegaan.
Hij had wel vaker pillen gekocht van Dano. Dertig, veertig, vijftig stuks. Na schooltijd, soms eerder, fietste hij vanuit het Kleesj door Limbrichterveld, naar de vierde flat. Wanneer hij ze verkocht had, betaalde hij Dano terug. Maar vorige week, op carnavalszondag, had hij iets te snel een paar pillen achter elkaar genomen. Ze waren gaan zuipen en ‘s ochtends zaten ze met een paar man bij Paultje. Toen had hij het station in Sittard gebeld en gezegd dat hij van actiegroep Rara was en dat er over 30 minuten een bom zou ontploffen. Iedereen lachen. Hoeveel rotzooi hij ook binnenkreeg, hij kon altijd geloofwaardig overkomen; kalm, met overwicht. Een poosje geleden had hij mensen gebeld die genoemd waren in de gemeenteberichten in de Trompetter omdat ze een of andere vergunning hadden gekregen. Dan draaide hij op zondagochtend hun nummer, zogenaamd vanuit het gemeentehuis, en vertelde hen dat de vergunning helaas toch niet verleend kon worden. Hij belde alleen op zondagochtend, dat was de sport.