Tijdens de formatie wilden de VVD en de PVV de vrijheid van meningsuiting uitbreiden. Voor politici die deelnemen aan het maatschappelijk debat moest er een uitzondering komen voor het verbod op groepsbelediging. Minderheden reageren geschokt. Er worden vergelijkingen met Berlusconi getrokken omdat deze net als de PVV ook geprobeerd heeft om vervolging tegen zichzelf stop te zetten. Immers Wilders wordt ook vervolgd voor groepsbelediging.
Ik kan om twee redenen wel iets zien in dit voorstel, alhoewel ik gezien de Nederlandse situatie wetgeving hierover overbodig vind. Ten eerste, ik geloof in scheiding der machten. Dat betekent dat kamerleden geen uitspraken mogen doen over zaken die onder de rechter liggen. Waarom zou niet evenzeer moeten gelden dat rechters zich niet bemoeien met een politiek debat? Is het niet evenzeer onwenselijk als in het proces dat iets legaal wordt gemaakt, rechters mensen vervolgen voor het zeggen dat dat legaal wordt gemaakt. Als een politicus in een maatschappelijk debat over zeg, de monarchie, beledigende dingen zegt over ons Staatshoofd, zou het dan niet onwenselijk zijn als hij daarvoor vervolgd wordt? Immers hoe kan je de maatschappelijke situatie anders veranderen? Ten tweede, het OM, is gelukkig relatief onafhankelijk, maar een minister kan sturend optreden, ook in specifieke zaken. Zou het niet zeer onwenselijk zijn als een minister van een bepaalde partij een politicus van een andere partij zou kunnen uitschakelen voor uitspraken waar hij het niet mee eens is? Volgens mij betekent scheiding der machten dus dat juist de vrijheid van politici in het maatschappelijke debat bijzonder bescherming van juridische vervolging verdient.
Het gaat hier specifiek om groepsbelediging. Halsema sprak recent over het onderscheid tussen belediging en vernedering: “vernedering is niet hetzelfde als belediging, als het lasteren van God of het hard bekritiseren van heilige boeken. Bij belediging komt de staat wat mij betreft geen taak toe. Vernedering betekent dat mensen vervolgd worden om hun geloof of gediscrimineerd worden bijvoorbeeld op de arbeidsmarkt of in het onderwijs.” Ik denk dat ze hierin gelijk heeft: er staan in ons wetboek van Strafrecht te veel, al dan niet slapende, artikelen die over belediging gaan, van het staatshoofd, van het staatshoofd van een ander land, van het openbaar gezag en dan natuurlijk nog godslastering en groepsbelediging. Ik denk dat als ik Halsema volg er onderscheid gemaakt moet worden tussen spreken en (het oproepen tot) handelen. Mensen mogen niet vervolgd of achtergesteld worden vanwege hun geloof of opvattingen, maar je mag wel over hen spreken, zoals je wilt. Aanzetten tot geweld is natuurlijk uit den boze, maar beledigen is heel wat anders. Het mes snijdt aan twee kanten: als je wilt dat mensen niet vervolgd mogen worden voor hun religieuze opvattingen, mogen mensen dan wel vervolgd worden voor hun discriminatoire opvattingen?