Hulspas weet het | De bijl in de opera!
COLUMN - Regisseur Lotte de Beer heeft in het Amsterdamse Compagnietheater een gekuiste Zauberflöte neergezet. Zoveel mogelijk gekuist van racisme. Berucht (maar dat ook pas sinds kort) is de figuur van Monostatos, de tempelwachter van de tovenaar Sarastro. Een zwarte man, volgens het libretto. En ook nog eens gemeen en onbetrouwbaar – maar dat komt vaak voor. En ondertussen zingt hij ook nog een aria waarin hij het betreurt dat hij geen vrouw kan krijgen omdat-ie zo zwart is.
Ik weet niet wat De Beer met Monostratos heeft gedaan (ik ben geen Mozartfan) maar enig wieden om de moderne mores tegemoet te komen is hier op zijn plaats. (Ik vertel straks waarom.) Tegenstanders van dergelijke ingrepen roepen dan dat het meesterwerk van het genie Mozart wordt aangetast (maar dat voel ik dus niet zo) en dat het werk niet over racisme gaat maar een allegorie is op de Vrijmetselarij. Wat een irrelevant argument is. Mein Kampf (hier alvast mijn eerste Godwin) gaat ook hoofdzakelijk niét over de joden.
Het politiek corrigeren van muziek heeft zijn grenzen. Misschien dat Die Zauberflöte nog met wat coupures op smaak kan worden gebracht; van een werk als Les Indes Galantes van Rameau zou alleen de ouverture overblijven. Maar alles bij elkaar zijn vreemde kleurtjes zeldzaam in de opera; veel ‘actueler’ (en opera wil actueel zijn) was de aanwezigheid van joden.