De twee leukste atleten vond ik op deze Olympische Spelen: Tomasz Majewski, de Poolse winnaar van wederom het goud op het onderdeel kogelstoten, en de Rus Ivan Oechov, die het goud won bij het hoogspringen. Het zijn niet zulke gladgeschoren atleten, ze hebben integendeel een kop vol met haar en dat mag ik graag zien. Vooral de Russische chef de mission zal wel tegen Ivan gezegd hebben: ‘Doe eerst eens wat aan je haar, hippie! Je krijgt veel te veel luchtweerstand, als je springt!’ Maar Ivan deed niets aan zijn haar. Hij kan uit stand bijna nog hoger springen dan zijn tegenstanders na een aanloop. Hij is ook tien centimeter korter dan zijn tegenstanders, die allemaal zulke lange bonestaken zijn, want dat moet tegenwoordig: als je niet minstens één meter negentig bent en hoogstens 43 kilo weegt, dan kun je het wel vergeten als hoogspringer. Ivan heeft eenvoudig zijn beenspieren wat meer getraind, hij heeft een zéér gezond stel benen!, en bekommert zich niet zozeer om de techniek van de fosbury flop, want die oefent hij tamelijk nonchalant uit. ‘Springen doe je met je benen,’ moet hij denken, ‘je armen, je rug en je kont moeten gewoon zo’n beetje over de lat heen.’ (Die Edwin Pistorius heeft nu wel de 400 meter gekozen, hij had met die verende blades natuurlijk voor het hoogspringen moeten kiezen.)