Ik woon al meer dan 40 jaar in een buurt waar nu 33.780 mensen opeengepakt wonen in een vierkant van ongeveer 1,25 bij 1,25 kilometer. Een zeer levendige buurt met enorm veel verschillende winkels en de bekendste markt van Nederland. 51% van mijn buurt is vrouw en 43% is allochtoon waarvan 60% niet-westers.
Overlast bezorgen die 33.779 buren mij natuurlijk wel: zwerfafval, scooters, lawaai en vuilniszakken buiten zetten op feestdagen irriteren mij behoorlijk, maar dat is de prijs die je betaal voor goedkoop wonen en geweldige faciliteiten. Met de politie heb ik weinig van doen behalve toen 35 jaar geleden werd ingebroken in mijn huis, en vorig jaar nog twee keer toen ik een gevonden gouden ketting en later nog een telefoon naar de politie bracht.
Midden in mijn wijk ligt een klein parkje. Ik gebruik het regelmatig om mijzelf even uit te laten. Een paar snelle rondjes wandelen geeft mij in ieder geval de illusie dat ik gezond bezig ben. In het parkje staat op een klein heuveltje een standbeeld van de Joodse arts uit de 19e eeuw waarnaar het park is vernoemd. Dat heuveltje heeft een bijzondere functie gekregen de afgelopen jaren, want het is de enige plek waar je mag drinken. Het is dan ook een hangplek overdag voor een paar zwerver/alcoholisten en –niet verwonderlijk- sinds een paar jaar zie je er ook, vermoedelijk, Polen. Wel telkens andere gezichten en ze zien er ook niet altijd verlopen uit.