van Mr. Huub Linthorst
Het is een wonderlijk fenomeen: in de Verenigde Staten van Noord-Amerika dreigt het recht op abortus in belangrijke mate ongedaan te worden gemaakt, en in Nederland gaan demonstranten de straat op. Wat denken die demonstranten daarmee te bereiken? Niet dat het Amerikaanse Hooggerechtshof een andere beslissing gaat nemen dan daar nu in concept voorligt, neem ik aan. Waarschijnlijk wel: duidelijk maken dat er Nederlanders zijn die het heel erg zouden vinden als iets dergelijks ook in Nederland zou gebeuren. Dat is niet echt nieuws; we konden het al vermoeden. Wat wel nieuw zou zijn is als demonstranten zouden aangeven wat er dan wél zou moeten gebeuren om het onheil af te wenden. Ik geef daarvoor, nu de demonstranten zelf niet op het idee gekomen zijn, een voorzet: wetgeving.
Daarbij zijn er twee opties: gewone formele wetgeving en een herziening van de Grondwet.
De eerste optie heeft uiteraard de nodige beperkingen. Er bestaat al een Wet afbreking zwangerschap en nog onlangs zijn een aantal verbeteringen daarin voorgesteld. Een meer vergaande verbetering zou zijn: het uit het strafrecht halen van overtredingen door artsen van de bepalingen van die wet. Dat maakt het voor het openbaar ministerie onmogelijk om door middel van (proef)processen te proberen de toepassing van de wet strikter te maken. Zoals het O.M. dat, gelukkig zonder succes, al bij de euthanasiewet heeft gedaan. Er zijn dan ook goede redenen om in ieder geval ook deze weg te bewandelen, maar voldoende is het niet.
De tweede optie is wat fundamenteler van aard. Het recht op abortus zou in de Grondwet opgenomen kunnen worden. Daarbij valt te denken aan het toevoegen van een tweede lid aan artikel 11 van de Grondwet. Dat artikel luidt nu: “Ieder heeft, behoudens bij of krachtens de wet te stellen beperkingen, recht op onaantastbaarheid van zijn lichaam.”
In een nieuw tweede lid zou het recht op zelfbeschikking vastgelegd kunnen worden. Overwogen zou kunnen worden om daarbij niet alleen het recht op abortus te betrekken, maar ook het recht op euthanasie. Beide hebben betrekking op het menselijk lichaam en het menselijk leven dat daarin besloten ligt. Ik geef een voorzet:
Lid 2: Ieder heeft het recht op beschikking over zijn eigen lichaam en over zijn eigen leven en het leven dat iemand als gevolg van een zwangerschap in zich draagt, behoudens bij of krachtens de wet te stellen beperkingen die passend en noodzakelijk zijn voor het bereiken van een legitiem doel.
Zo’n bepaling heeft pas volledig effect als het toetsingsverbod van artikel 120 Grondwet wordt geschrapt – wat goed zou passen in het streven naar een nieuwe bestuurscultuur – maar ook zonder dat wordt het wel heel lastig om de huidige Wet afbreking zwangerschap en de Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding in te trekken of te wijzigen ten nadele van het zelfbeschikkingsrecht. En de aan Europese rechtspraak ontleende toevoeging “die passend en noodzakelijk zijn voor het bereiken van een legitiem doel” levert in ieder geval onmiddellijk een waarborg op tegen tè vergaande beperkingen bij algemene maatregel van bestuur. Die toevoeging zou overigens ook niet misstaan in het eerste lid.
Over de meest wenselijke redactie kan natuurlijk altijd gedelibereerd worden. Precies dát is ook de bedoeling van dit voorstel. Met die deliberaties kan maar beter zo snel mogelijk gestart worden. Des te eerder zal dit voorstel, of een ander, “constitutionele rijpheid” verkregen hebben; althans voor zover dat nog nodig is nu er al een Wet afbreking zwangerschap en een Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding bestaan.
En nu we toch bezig zijn, voorzienbaar is wat de volgende aanleiding voor een demonstratie kan zijn: de vrees dat het homohuwelijk in gevaar komt. Ook dat laat zich prima in de Grondwet verankeren.
Aan artikel 10 van de Grondwet, dat gaat over het recht op een persoonlijke levenssfeer, zou een nieuw vierde lid kunnen worden toegevoegd:
Lid 4: Ieder heeft recht op eerbiediging van zijn familie- en gezinsleven, behoudens bij of krachtens de wet te stellen beperkingen die passend en noodzakelijk zijn voor het bereiken van een legitiem doel. Dit recht omvat mede het recht van een ieder, ook personen van gelijk geslacht, om een huwelijk of partnerschap aan te gaan.
Ook hiervoor geldt: de redactie kan vast beter. Maar ook nog eens delibereren over de vraag of het voorstel wel “constitutionele rijpheid” heeft verkregen lijkt mij in dit geval nogal overdreven. Het gaat alleen nog maar over de vraag of het aan de huidige wetgeving ten grondslag liggende beginsel – dat in de samenleving breed geaccepteerd is – in de Grondwet gecodificeerd moet worden.
Daarna rest nog maar één horde die door dit voorstel én het vorige genomen moet worden: het tegenargument dat geen inhoudelijk argument is, maar altijd goed van pas komt voor iedereen die wars is van nieuwlichterijen: “We hebben in dit land een beknopte Grondwet”. Nou en? Is dat een belangrijkere waarde dan een streven het waarborgkarakter van de Grondwet te verbeteren? En hangt dat op twee nieuwe artikelleden? Zo ja, dan schrappen we toch een paar van de meest overbodige artikelen? Ik weet er wel een paar, maar zal de lezer daar nu niet mee vermoeien.
Dit artikel verscheen eerder bij het Montesquieu Instituut. Mr. Huub Linthorst is voormalig directeur Wetgeving en Juridische Zaken van het Ministerie van Economische Zaken.