In een wereld waar wie je bent steeds meer centraal staat, is gender actueler dan ooit. Terwijl sommigen strijden voor een minder scherp onderscheid tussen man en vrouw, raken anderen verward door de opkomst van nieuwe genderhokjes. Waarom houdt genderidentiteit ons zo bezig?
Hierover gingen we in gesprek met historicus prof. Geertje Mak (UvA) tijdens de laatste editie van onze Dialoog Diners die plaatsvond in NAR – Café der Kunsten. Mak heeft de betekenis van het begrip ‘gender’ door de jaren heen zien veranderen. Tot de jaren ’60 betekende gender net zoiets als geslacht, wat je in je paspoort terug kon vinden. De term kwam verder in opkomst doordat men bij de medische behandeling van intersekse personen erachter kwam dat het lichamelijke geslacht heel ingewikkeld was. Mak legt uit: “Naast uiterlijke genitaliën werden de innerlijke geslachtsdelen ook beter in kaart gebracht. Daarnaast kwam er meer kennis over hormoonspiegels, chromosomen en meer. Men ontdekte dat het lichamelijke geslacht een complex en gelaagd begrip was.” De later omstreden psycholoog en seksuoloog John Money betoogde in de jaren ‘50 dat het vaststellen van de ware sekse geen doel moet zijn, maar dat er gekeken moet worden naar de best passende sekse voor iemand, zowel lichamelijk als psychologisch. Met die nieuwe gedachte werd er niet langer over sekse, maar over gender gesproken.
Naast dat de betekenis van gender veranderde, werd er volgens Mak door de jaren heen ook op andere manieren naar gender gekeken: “Tot aan het einde van de 19e eeuw is gender een moreel voorschrift geweest. Gender bepaalde je plek en je rol in de maatschappij en beïnvloedde grotendeels hoe je moest leven. Het vormde ook een juridisch systeem en ontsnappen aan dit systeem was alleen mogelijk door iets stiekem te doen. Zo waren er vrouwen die zich in het geheim als man verkleedden om meer geld te verdienen of op reis te gaan.”
In het begin van de 20e eeuw begon dit te veranderen, onder andere door het werk van Markus Hirschfeld, een Duitse arts, seksuoloog en een vroege voorvechter voor de emancipatie van homoseksuelen en transgender personen. Hirschfeld vond het idee van ‘Vollman’ en ‘Vollweib’ (volledig man en volledig vrouw) een illusie en hij schetste dat iedereen zich ergens op een schaal tussen deze twee uitersten bevindt. Ook publiceerde de arts de eerste wetenschappelijke enquête die probeert vast te stellen waar een persoon zich op deze schaal bevindt. Met de kennis van nu kan je je echter afvragen in hoeverre stereotyperende enquêtevragen als “Houd je meer van borduren en koken of sporten en vechten?” helpend zijn bij het vaststellen van genderidentiteit.
Hoe dan ook, door dit soort ontwikkelingen kwam er steeds meer ruimte voor mensen om zich uit te spreken over hun gender. Mak legt uit: “Als een persoon in de 19e eeuw homo was, moest hij stil zijn en de ondergrondse subcultuur in. Er lag nadruk op niet ontdekt willen worden. Wat we nu hebben, is juist het omgekeerde: mensen spreken zich meer uit over hun gender. Echter, om je uit te kunnen spreken, moet je jezelf eerst een label geven. Dat creëert een omgeving waarin we elkaar dwingen om steeds het achterste van de tong te laten zien.” Tegelijkertijd, vertelt Mak, hoeft de veronderstelde norm zich nooit uit te spreken. “Een 16-jarig kind hoeft niet thuis te komen om vervolgens te vertellen: “Pap, mam, volgens mij ben ik hetero.”
Toch ziet Mak ook het belang van het uitspreken over gender. “Een goed voorbeeld is de opkomst van de interseksebeweging door internet. Mensen die vroeger intersekse waren, ervaarden heel veel eenzaamheid. Via het internet vonden die mensen herkenning en begrip in elkaar.” Maar voordat je die herkenning in elkaar vindt, ziet Mak dus wel de vereiste om jezelf in een hokje te plaatsen. En als dat plaatsen niet direct lukt, volgt er vaak een gesprek met een therapeut. “We individualiseren daarmee het probleem, terwijl we het meer collectief moeten benaderen.”
Als uitkomst pleit Mak voor normalisering en acceptatie van meer variatie. “Het zou mooi zijn als er wat meer speelruimte komt, waarbij we niet vasthouden aan een norm of verwachting. Als iemand niet helemaal binnen bepaalde gendernormen van een klas of sportteam past, waarom ligt het probleem dan bij diegene? Waarom trainen we docenten en sportcoaches niet om beter met die variaties om te gaan? De medische behandeling van mensen mag er zeker zijn, maar tegelijk kan je als samenleving een pad bewandelen waarbij mensen ruimer in hun vel mogen zitten dan nu vaak het geval is.”
Dit artikel van Remco Sleiderink is eerder verschenen bij Studium Generale Utrecht.