Een draadje over Twitter. Over vrijheid, meningsuiting en waarom presidenten geen Twitteraccount moeten hebben. Over monopolies en het sociale mechanisme dat Twitter macht geeft. Over de vraag of Twitter eigenlijk wel een bedrijf is.
Begin januari besloot Twitter het account van Trump uit te zetten. Van verontwaardiging over de vermeende censuur van de president (zie deel 1) verplaatste de aandacht zich echter al snel naar de macht van Big Tech. Dat werd goed geïllustreerd in enkele tweets van Thijs Kleinpaste:
https://twitter.com/KleinpasteThijs/status/1347783129285668866
Dat klinkt niet onredelijk en sluit naadloos aan bij hoe er in de V.S., waar hij woonachtig is, in toenemende mate over big tech gedacht wordt. Onderzoeker en journalist Matt Stoller, bevindt zich in het hart van die discussie en schreef:
https://twitter.com/matthewstoller/status/1347718003337670656
Tiny Tech
Beide opmerkingen zijn begrijpelijk als Facebook of Amazon worden bedoeld, maar niet als het gaat om Twitter. Twitter kunnen we niet rekenen tot Big Tech zoals dit plaatje van SOMO laat zien. Twitter is Tiny Tech. Het woord Big Tech helpt overigens ook niet bij een analyse van Big Tech. Het suggereert een gelijkvormigheid, van zowel de bedrijven als de problemen die ze veroorzaken, die er niet is.
Maar over Tiny Tech Twitter, is dat relatief kleine bedrijf een monopolie? En wat is eigenlijk een monopolie? Het woord kennen we voornamelijk uit de economische theorie. Een fabrikant heeft een monopolie als hij een bepaalde markt domineert, omdat hij (nagenoeg) de enige producent van een bepaald product is.
Hoe vertaalt zich dat naar Twitter? Kun je zeggen dat Twitter de markt voor berichtenservices zodanig domineert dat consumenten er niet omheen kunnen? Ze moeten wel Twitterproducten kopen? Dan loop je al gauw vast. Een traditionele monopolist is te herkennen aan de prijsverhogingen die hij bij gebrek aan concurrentie ongestraft kan doorvoeren. Maar voor Twitter betaal je überhaupt niet.
Infrastructuur
Nogmaals Kleinpaste:
https://twitter.com/KleinpasteThijs/status/1347964079550455810
Zoals bij veel commentaren denk je bij zo’n tweet, daar zit wat in. En tegelijkertijd, maar wat dan? Het mist nauwkeurigheid. En die mag je van een tweet ook niet verwachten, maar die is wel nodig om verder te komen. Zo valt er een heel raar verwijt in te lezen, namelijk dat twitter monopolist is van z’n eigen product. Geldt dat niet voor de makers van alle producten? Is dat niet hetzelfde als de HEMA het monopolie op HEMA rookworsten verwijten?
Maar het suggereert ook iets interessants. Twitter als infrastructuur. Laten we een vergelijking maken met de spoorwegen, die overigens in de V.S. eind negentiende eeuw, ook aanleiding vormde voor de eerste serieuze anti-kartelwetgeving. De Sherman act van 1890. Neem je de trein dan gebruik je het spoor dat er ligt, want een nieuw spoor leg je niet zomaar aan. De eigenaar van het spoor is dus een monopolist. Als je een tweet wilt sturen, gebruik je de infrastructuur, de digitale bedding van Twitter. Maakt dat Twitter een monopolist?
Een competitie tussen infrastructuren
Nee, die vergelijking gaat niet op. Twitter is geen monopolist op het gebied van infrastructuur. Op het digitale station van het internet, ligt aan het ene perron het spoor van Twitter, maar aan de andere perrons de sporen van bijvoorbeeld Plukr, Gab, Amino, Raftr, Care2 en Parler (hoewel de laatste tijdelijk is opgebroken).
En niet alleen is er veel infrastructuur, maar de competitie tussen deze bedrijven is een competitie tussen infrastructuren. Dat Twitter het in die competitie goed doet kunnen we zien als de trein met het blauwe vogeltje arriveert. Want bijna iedereen stapt daarin. Maar waarom?
Netwerkeffect
Een ander concept uit het economisch woordenboek poogt dat te verklaren: het netwerk effect. Hoe groter het netwerk, hoe meer voordeel voor elk individu dat zich aansluit. Neem het ouderwetse telefoonnetwerk. Als twee mensen een telefoon hebben, dan kunnen ze elkaar bellen. Handig, maar vrij beperkt. Zeker als ze elkaar niet kennen. Zijn er duizenden mensen met een telefoon, dan wordt het steeds handiger er ook één te hebben. Hoe meer mensen, hoe groter de voordelen om deel uit te maken van het netwerk.
Twitter verzorgt de infrastructuur voor een netwerk van miljoenen gebruikers. Talloze mensen met nauwelijks volgers, zoals ondergetekende, maar ook veel interessante, machtige en opmerkelijke mensen.
Media voor sociale insluiting
Dat netwerkeffect verklaart de aantrekkelijkheid van een groot netwerk, maar niet de ongemakkelijkheid. Die zit in een mechanisme dat onder de naam ‘lock-in’ in het economisch woordenboek te vinden is. Een eenvoudig voorbeeld daarvan is de printerverkoper, die de garantie laat vervallen als er geen cartridges van hetzelfde merk gebruikt worden. Na aanschaf ben je ‘ingesloten’ en min of meer gedwongen zijn dure merkcartridges te kopen.
Twitter is een vorm van insluiting, maar niet in de economische zin. Het is niet de verkoper die je insluit en dwingt zijn product te kopen, want Twitter is gratis. Het zijn al die andere mensen die van Twitter gebruik maken die je insluiten. Zij weerhouden mensen ervan Twitter te verlaten, want ze gaan niet mee naar een ander netwerk. Wil je die sociale contacten behouden, dan heb je de infrastructuur Twitter nodig. Dus je zit als individu vast, door het onmogelijk te coördineren handelen van het collectief.
Sociale insluiting zou ik het noemen. Het geldt voor elke gebruiker en als individu kan je er niets aan doen. Het gebeurt ook bij Whatsapp en Facebook en (veronderstel ik) bij alle alternatieven. De media voor sociale insluiting.
Hoe het uitgangspunt van de markt verdwijnt
Sociale insluiting zet het individu dus klem, omdat het afhankelijk is geworden van het collectief. Maar het collectief is niet als collectief georganiseerd en zal dus nooit zomaar overstappen van Twitter naar een ander netwerk. Die sociale insluiting ondermijnt dus de individuele keuzevrijheid. Dat heeft implicaties.
Want die keuzevrijheid is het belangrijkste uitgangspunt in ons economisch denken. Niet alleen bij (neo)liberalen. Kern daarvan is dat markten werken, door de overwegingen, keuzes en beslissingen van het individu. Daar waar individuele keuzes ophouden te bestaan, houden markten op te werken.
Kortom, bij een monopolie biedt de markt geen alternatief voor het product van de enige fabrikant. De consumenten of bedrijven zien zich daardoor genoodzaakt dat product te kopen. Bij Twitter is er geen sprake van een markt. Er is geen individuele keuzevrijheid, er is geen transactie en geen product. Dan heeft het ook niet zoveel zin om over een monopolie te spreken.
Het probleem van anti-monopolietheorie
Gebruikers van Twitter komen op geen enkel moment in aanraking met een economisch mechanisme. Alleen maar met het sociale mechanisme dat ik sociale insluiting noem. Toch, omdat we er vanuit gaan dat Twitter een bedrijf is en op een markt opereert, verwachten we blijkbaar een economisch kijk op de zaken.
Dat heeft vast te maken met de afgelopen vier decennia waarin we alles zijn gaan uitleggen in termen van economie. Daar zit ook de zwakke plek in de anti-monopolielobby in de V.S. waar voornoemde Stoller onderdeel van is. Met een frisse blik kijken ze naar economische monopolies, waarmee opnieuw een economische uitleg voorrang krijgt.
Natuurlijk, bij Big Tech moet je die economische kant niet veronachtzamen. Maar het uitzetten van Trump was een illustratie van macht, die niet voortkwam uit economische schaal. Dat maakt Twitter zo’n interessante casus. Haar macht komt voort uit het opereren in het hart van onze democratie. Dat moeten we niet uitleggen in termen van economie, maar in termen van politiek.
Daar zitten ongebruikelijke vragen.
| deel 1 - Twitter moet @joebiden de mond snoeren |
| deel 3 - Twitter. Wat is het? |