Wat een vreselijk woord heb ik een tijdje geleerd door de – op zich lovenswaardige – kerndoelen Nederlands te lezen. Ik ben er nog steeds ontdaan van. Een woord dat me de haren te berge doet rijzen, al is het maar omdat het laat zien dat een strijd die ik inmiddels al decennia voer, echt nergens toe leidt, dat de hele wereld aanneemt dat het volkomen normaal is om kinderen op te zadelen met narigheid die nergens toe dient. Een woord dat mij treft in het diepst van mijn taalziel.
Spellinggeweten.
Het blijkt een woord te zijn dat, geïntroduceerd door de vakdidacticus Helge Bonset, al minstens vijftien jaar circuleert in kringen van het taalonderwijs. Het is, als ik bijvoorbeeld deze pagina goed begrijp, de wil om correct te spellen, maar dan ingebed in een moreel sausje, want geweten suggereert moraal. Het klinkt alsof je kinderen leert dat ze zich schuldig moeten voelen over spelfouten. Dat is, volgens bijvoorbeeld deze pagina ‘de basis van het spellingonderwijs’.
Ik weet niet of er elders in het onderwijs sprake is van een kerndoel waarin kinderen een ‘geweten’ moeten leren ontwikkelen op een bepaald gebied. Het lijkt me hoe dan ook nauwelijks een doel voor het onderwijs.
Hoe dan ook durf ik hier best te verklaren dat ik géén ‘spellinggeweten’ heb. Iedereen die dit blog ook maar oppervlakkig volgt, weet dat ook. (Ik heb er bijvoorbeeld in 2012 en in 2016 over geschreven.) Ik vind dat iedereen moet spellen hoe die het zelf leuk vindt. Natuurlijk is het handig als kinderen op de basisschool een beetje wegwijs worden gemaakt in de spellingconventies, dat wil zeggen: dat ze in grote lijnen weten hoe de meeste mensen het doen. Dat je veel vaker trein zult tegenkomen dan trijn. Men kan eventueel ook duidelijk maken dat het in sommige omstandigheden slim is je zelf ook aan die conventies te houden, bijvoorbeeld omdat je publiek trein sneller herkent dan trijn. Maar er zijn andere omstandigheden waarin je misschien juist beter trijn schrijft, bijvoorbeeld omdat je met vrienden op sociale media afspreekt dat dit de manier is om je te onderscheiden.
Ondermijn ik met deze mening de moraal van de jeugd?
Ik streef naar een samenleving waarin er net zo min keiharde spellingvoorschriften zijn als keiharde uitspraakvoorschriften. Mensen passen zichzelf in communicatie altijd van nature min of meer aan elkaar aan, maar als er variatie is, en mensen kunnen met die variatie omgaan – ze leren dat er geen reden is om hopeloos in de war te raken als iemand srijft schrijft, omdat je dan meestal toch wel kunt achterhalen wat de ander zegt.
Ik word wanhopig als ik teksten als deze (vrij willekeurig gekozen) lees waarin inderdaad de bedoeling lijkt te zijn om bij leerlingen te internaliseren dat een ‘correcte spelling’ echt heel belangrijk is, dat je iets bedenkelijks doet als je een spelfout maakt. Iets antisociaals. Iets waarmee je anderen schaadt.
Het is wat mij betreft alsof je leerlingen op school probeert een ‘kledinggeweten’ aan te brengen, dat voorschrijft dat ze zich schuldig voelen als ze een keer hun stropdas net wat minder strak hebben geknoopt.
Εn ik zit inmiddels lang genoeg in deze discussie om te weten wat jullie nu denken: ja, maar het is zo onbeschaafd! ja, maar het is zo verwarrend! ja, maar de maatschappij vraagt er toch om?
Onbeschaafd of verwarrend is het alleen maar voor degene die op school is wijsgemaakt dat je altijd en overal maar één spelling moet en kunt verwachten en dat een goede schrijver ‘aandacht’ besteed aan de spelling. (Op dezelfde manier is het onbeleefd en verwarrend als iemand besluit een dag met open boord over straat te lopen als je gewend bent dat iedereen ten allen tijde een zinloos stuk textiel om de nek bindt.) En zolang de maatschappij erom vraagt, moet je leerlingen inderdaad vermoedelijk leren waar die maatschappij om vraagt.
Maar tegelijkertijd moet je leerlingen juist het relatieve van die spellingvoorschriften bijbrengen. Laten zien dat iemand die een spelfout maakt op geen enkele manier minder is dan een ander. Dat je houden aan spellingregels niets te maken heeft met een ‘geweten’, maar alleen maar met je aanpassen aan wat machtiger mensen toevallig van je verlangen.
Reacties (12)
Inderdaad, “geweten” is wel een heel zware term om een voorkeursspelling te bevorderen.
“spellingbesef” zou ik voldoende vinden (Marc van Oostendorp geeft al aan waarom het handig kan zijn te weten wat de gebruikelijke spelling is).
Overigens erger ik mij aan het Nationale Dictee:
Er worden allerlei woorden met een ongebruikelijke spelling gekozen, die elders niet eens veel gebruikt worden (en ook niet een erg samenhangende tekst opleveren).
Dat is geen reclame voor een standaard-spelling.
Intussen zie ik veel te vaak simpele woorden verkeerd gespeld . (met name d/t: “hij beweerd….”)
Dat vind ik dan wel irritant.
Sinds 1995 schijf ik niet meer thuis mee met het Groot Dictee. Het was verworden tot een cumulatie van opzoekwoorden waarin feeëriek gepavoiseerde przewalskipaarden over een verraderlijk gepositioneerde tussen-n struikelden. De Taalunie hield zich niet eens zelf aan de eigen regels, en zo eindigde ik in het team Witte Boekje.
Maar bij het dagelijkse schrijfverkeer, zoals de simpelste d/t-vervoegingen, wil ik streng blijven. Wellicht moeten die oude (analoge) methodes maar weer uit de kast gehaald worden; in mijn schooltijd maakten zelfs de slechtst presterende klasgenoten niet zulke fouten, in elk geval niet zoveel.
Overigens vind ik bij die 20 tips voor dat spellinggeweten de zevende een vrij riskante.
Als de spelling nooit veranderd was, zouden wij nu courant in plaats van “krant” schrijven.
Ik vind belangrijk dat de spelling zo veel mogelijk fonetisch is, ik bedoel foneties is.
Maar het is ook fijn als de grammatika eenvoudig blijft, en daarom schrijf ik “een rode bloem is rood” (en niet “root”) .
Slordigheden in de spelling kunnen een negatief effect hebben bij de ontvanger van de boodschap. Dat moet kinderen duidelijk gemaakt worden, vind ik. Spellingbesef, dat is inderdaad een betere term dan spellinggeweten. Je moet je realiseren dat slordigheden de kans vergroten dat je niet serieus genomen wordt. Je kunt doen alsof dat niets uitmaakt (MvO: ‘Laten zien dat iemand die een spelfout maakt op geen enkele manier minder is dan een ander’). Maar dat lijkt me een illusie. Het gaat nog niet eens om de spelling alleen. Je moet weten hoe anderen op jouw slordigheid en onverschilligheid ten aanzien van normen kunnen reageren. Kinderen wapenen tegen mogelijk negatieve reacties van anderen in het sociale verkeer is een noodzakelijk onderdeel van hun socialisatie.
Het argument is dat die nadelige effecten ook niets anders zijn dan aangepraat. Daar ben ik het wel mee eens, en ik heb het niet zo op “het is nu eenmaal zo, dus”.
Waar Oostendorp volgens mij voor pleit is juist dat iedereen gewend raakt aan ‘alternatieve spelling’, en dat ok vindt. Dat gaat niet gebeuren, dus moet je er wat mee. Maar het zou wel mooi zijn als iedereen hier zo mee om zou gaan, want dat slaat eigenlijk ook al jouw argumenten weg, want die zijn immers gebaseerd op hoe een slechte speller in de huidige samenleving wordt ontvangen.
Overigens vind ik wat je hier zegt wel opmerkelijk “jouw slordigheid en onverschilligheid ten aanzien van normen”. Ik denk dat dat in het overgrote deel van de gevallen niets met slordigheid en onverschilligheid te maken heeft, maar met andere zaken waar je het liefst geen consequenties aan verbindt, zoals bijvoorbeeld dyslexie.
‘Het zou wel mooi’ zijn als iedereen met MvO meegaat, maar ‘dat gaat dus niet gebeuren.’ Juist. Vandaar dus mijn stelling. Alle begrip voor dyslectici, maar een algemene toename van slordigheid en onverschilligheid lijkt mij hier toch ook wel relevant als achtergrond van het probleem.
Wat die woordblindheid betreft: Dyslexie, dyslectisch, dyslectici. Welke sadist heeft dat zo bedacht?
Dit taalgebied is al zo klein, het zou zonde zijn – naar mijn mening – als het zich zou verliezen in cultureel relativisme (‘juist spellen is ook maar een mening’). Er staat geen straf op, maar het is ook heus dikke prima als er een geformaliseerd juiste manier is om dingen op te schrijven. Dat mag best. Een beetje meer trots op je taal, mensen! Neem een voorbeeld aan de Fransen.
Oh, ik dacht de laatste zin dat je ‘oprjochte Frysk’ bedoelde.
Het frans is ook een taal met belachelijke spellingsregels:
het meervoud van bureau is niet bureaus maar bureaux, want lang geleden, toen er nog op perkament geschreven werd, gebruikten schrijvers een afkorting die op een x eindigde.
En aan de woorden “uit” (cijfer 8) en “uile” (olie) is een h toegevoegd omdat vroeger de u als een v geschreven werd, en de woorden ‘vit’ en ‘vile’ iets anders betekenen.
Neem liever een voorbeeld aan het italiaans: de spelling is heel foneties, en italiaanse kinderen leren makkelijker lezen dan franse.
Vergeet niet wat Christiaen van Heule ons vier eeuwen geleden met zijn met hullie- en zullie-regels heeft aangedaan. Daar zijn we nog steeds niet helemaal van af.
Geteisem!