ANALYSE - van Annemarie Kok
Afgelopen donderdag heeft Richard van Zwol, werkzaam als staatsraad bij de Afdeling advisering van de Raad van State, verschillende complimenten geuit aan het adres van het kabinet-Schoof. Ook nam Van Zwol de regering in bescherming tegen kritiek. Dit gebeurde in het WNL-radioprogramma ‘Sven op 1’. Omdat dit nieuwsfeit voor zover ik weet niet verder naar buiten is gekomen, wijd ik er een eigen bericht en commentaar aan.
Het gesprek in kwestie vond plaats in Van Zwols werkkamer bij de Raad van State. Officiële aanleiding was het op woensdag 4 december gehouden Tweede Kamerdebat over het vorig jaar verschenen eindrapport van de Staatscommissie demografische ontwikkelingen 2050, waarvan Van Zwol voorzitter was.
Bij een reactie op de parlementaire bespreking van dit rapport bleef het echter niet. Van Zwol liet zich in dit verband ook zeer lovend uit over BBB-minister Mona Keijzer van volkshuisvesting en ruimtelijke ordening. Daarnaast ging hij in op andersoortige vragen over de regeringscoalitie van PVV, VVD, NSC en BBB. En dat deed hij nadrukkelijk niet louter als informateur en formateur van dit kabinet. Hij zei er ‘ook hier bij de Raad van State’ bij wijze van ‘bemoediging’ van uit te gaan dat het kabinet komend voorjaar nog zal bestaan.
Vervolgens opperde Van Zwol dat er achter de schermen van het kabinet veel meer goeds gebeurt ‘dan je zou denken’. Sterker: hij stelde dat het rond de meeste zaken en begrotingen waarmee het kabinet bezig is ‘heel ordelijk’ toegaat. Verder zei hij dat voormalig minister-president Rutte tijdens het recente VVD-congres beter zijn mond had kunnen houden over de volgens hem matige bestuurlijke kwaliteiten van PVV-minister Marjolein Faber (asiel en migratie). Ook lachte Van Zwol dat hij gedurende zijn loopbaan wel vaker kabinetten ‘in het begin een beetje [zag] struikelen’.
Het gesprek eindigde zo: ‘Ik ga met vertrouwen naar dit kabinet kijken. En nogmaals, ze hebben ook een beetje bemoediging nodig’.
Dat ik hierover schrijf is omdat de afdeling advisering van de Raad van State onder meer de noodzaak, grondwettelijkheid en uitvoerbaarheid van wetsvoorstellen beoordeelt, en daarmee van groot belang is voor de kwaliteit en het behoud van onze democratische rechtsstaat. Het spreekt vanzelf dat dit werk gepaste afstand tot de politiek-bestuurlijke macht vereist.
De casus Van Zwol laat echter zien dat de Raad van State op dit punt momenteel een probleem heeft. Het lijkt mij namelijk in beginsel ongewenst dat staatsraden op het functioneren van een kabinet en/of het functioneren van bewindslieden een persoonlijke (positieve dan wel negatieve) visie ventileren.
De genoemde ondersteunende bewoordingen van Van Zwol zijn bovendien mede zo opzienbarend, omdat inmiddels duidelijk is gebleken dat de betreffende vier coalitiepartijen zich keer op keer niet aan hun veelbesproken ‘rechtsstaatverklaring’ houden. Terwijl daarnaast diverse planbureaus en talrijke andere deskundigen erop hebben gewezen dat het nu gevoerde en voorgenomen kabinetsbeleid aanzienlijke rechtsstatelijke, klimatologische, sociale en economische risico’s in zich draagt.
Verder is het staatsraden van de Raad van State kennelijk toegestaan om sterk inhoudelijk en ook als personeelsfunctionaris betrokken te zijn bij de vorming van kabinetten. Zelfs als deelname van een uiterst rechtste partij is beoogd. De hiervoor geboden ruimte bracht onder meer met zich mee dat informateur Van Zwol tijdens een persmoment de inzet van het staatsnoodrecht bij een vermeende asielcrisis verdedigde. Een idee dat door tal van juristen zwaar is bekritiseerd.
Een en ander is onmiskenbaar schadelijk voor het gezag van de Raad van State. Zowel Richard van Zwol als vicepresident Thom de Graaf heeft dan ook iets uit te leggen.
Dit artikel verscheen eerder bij het Montesquieu Instituut. Annemarie Kok is promovenda aan de Universiteit Leiden (Instituut Bestuurskunde) en fellow van het Montesquieu Instituut