COLUMN - van Simon Otjes
In de afgelopen vijftig jaar was het heel gebruikelijk dat alle ministers lid waren van de partijen die in coalitie zaten. Het aankomende kabinet dat steunt op PVV, NSC, VVD en BBB, zoekt naar een nieuwe verhouding tussen kabinet en Kamer.
Een mogelijkheid is dat er partijloze ministers worden opgenomen. Kim Putters stelde voor dat 50% van de ministers zonder partijpolitieke verankering voor. Partijloze ministers waren in de eerste vijftig jaar van de Nederlandse electorale democratie niet ongebruikelijk. Wat weten van deze bewindspersonen?
Een partijloze bewindspersoon is een bewindspersoon die geen lid is van een partij die deel uit maakt van de coalitie. Dat kunnen mensen zijn die geen lid zijn van een partij of mensen zijn die lid zijn van een partij die officieel in de oppositie zit. Dat laatste kwam drie keer voor: ARP’ers Gerbrandy in het kabinet-De Geer II en CHU’er Lieftinck en ARP’er Meynen in het kabinet Schermerhorn. Ik beperk me hier tot personen die tijdens formaties benoemd zijn en laat tussentijdse benoemingen buiten beschouwing: PvdA’er Martin van Rijn die in het kabinet-Rutte III zat, valt hier dus buiten
Ik kijk hier naar drie simpele vragen: wanneer kwamen deze partijloze bewindspersonen voor? Welke posten hadden ze? En wat was hun achtergrond?
Wanneer?
Sinds 1918 is 52 keer tijdens een formatie besloten om een partijloze bewindspersoon te benoemen. In deze periode zijn er meer dan 900 bewindspersonen benoemd. Meer dan 5% hiervan was dus partijloos. Als we dit in de tijd uitdelen is er een opvallend patroon: in het Interbellum is bijna één op de vijf ministers partijloos. Tijdens de oorlogskabinetten is dit meer dan één op de vier.
In de na-oorlogse wederopbouwperiode (1946-1967) is dit één op de twintig. Daarna is er nog één partijloze bewindspersoon: staatssecretaris van Financiën Steven van Eijck die geen lid was van de rechts-populistische LPF maar wel namens die partij het kabinet-Balkenende I in ging.
In de interbellumperiode wordt Nederland bestuurd door confessionele coalitiekabinetten. De partijloze bewindspersonen komen vaak uit een liberaal milieu. Dat was de dominante politieke stroming in de tweede helft van de negentiende eeuw. De partijloze liberalen zorgen voor bestuurlijke continuïteit als een nieuwe politieke stroming dominant wordt.
Het hoge aandeel tijdens de oorlogskabinetten heeft twee verklaringen: ten eerste, konden alleen personen die buiten Europees Nederland waren minister worden, dus er was weinig keuze. Ten tweede, ging in deze periode landsbelang over partijbelang: het ging om wie er capabel was en minder om partijkaart.
Na de Tweede Wereldoorlog verdwijnt de partijloze bewindspersoon geleidelijk. We zien in deze periode überhaupt dat benoemingen (bijvoorbeeld voor burgemeester) steeds vaker langs partijlijnen verlopen.
Welke post?
52 keer wordt er dus een partijloze bewindspersoon benoemd. 19 keer betreft dit het ministerie van Buitenlandse Zaken. Elf keer een defensie-bewindspersoon en zes keer een bewindspersoon op de post koloniën. Dit sluit aan bij het adagium “Politics stops at the water’s edge” van de Amerikaanse senator Vandenberg. Partijpolitiek stopt waar buitenlandpolitiek begint. Dat gaat om landsbelang niet om partijbelang.
Partijloze ministers van Buitenlandse Zaken hebben vaak een lange staat van Dienst: Van Karnebeek diende tussen 1918 en 1927 en Van Kleffens tussen 1939 en 1946. Nederland stond als neutrale staat in vijandige wereld: continuïteit op buitenlandbeleid werd verkozen boven al te grote partijpolitieke invloed. Voor koloniale politiek gold schijnbaar hetzelfde.
Buiten buitenlandbeleid is financiën de enige post waar meermalig partijloze bewindspersonen voorkomen. Daarbuiten is het een enkele keer.
Welke achtergrond?
Partijloze bewindspersonen komen bijna allemaal uit de overheid. Van de 52 benoemingen waren er 23 ambtenaar, 15 diplomaat en 8 militair. Dit valt deels samen met de posten: diplomaten naar Buitenlandse Zaken, militairen op Defensie en koloniale ambtenaren op Koloniën. Ook daarbuiten valt op dat relatief veel partijloze ministers buiten het ministerie van Koloniën gewerkt hebben in het koloniale bestuur in Indonesië: vier van de vijf partijloze ministers het kabinet Colijn V waren koloniaal bestuurder geweest.
Slechts een tiental partijloze ministers was academicus of zakenman. Ministers worden gerekruteerd uit de ambtelijke top. Dat zegt deels hoe er naar het kabinet gekeken werd tijdens Interbellumperiode: ministers zijn in de eerste plaats hoofden van departementen minder partijpoliticus.
De overstap van ambtenaar naar minister wordt ook daarna gemaakt: Zalm werd van CPB-directeur minister van Financiën en Brinkman was directeur-generaal bij het minister van Binnenlandse Zaken voor hij minister van volksgezondheid werd. Het gaat dus om mensen die “Den Haag” kennen, niet om mensen met frisse nieuwe inzichten.
De partijloze ministers in het komende kabinet
Dit zegt niet per sé veel over partijloze ministers in een komend kabinet. Immers het gesternte is nu anders. Alhoewel: informateurs Plasterk en Putters zijn in zekere zin te vergelijken met partijloze liberalen. Het liberalisme was na de invoering van het algemeen kiesrecht electoraal veel kleiner dan in het verleden maar domineerde nog steeds de top van de ambtenarij en de academie. De sociaaldemocratie is nu ook veel kleiner dan eerder maar is nog steeds sterk in de ambtelijke, academische en maatschappelijke top.
Zeker gezien de vraag wat voor een indruk een kabinet waarin de radicaal-rechtse PVV de grootste is, zal maken in het buitenland is het niet onlogisch om juist op het ministerie van Buitenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties minder partijpolitieke bewindspersonen te benoemen. Bovendien kiest de coalitie hier voor continuïteit in de pro-Europese en Atlantische koers, alhoewel de PVV anders beloofd had.
Ten slotte, de partijloze minister zou ook in een trend passen waarin partijen minder grip hebben op benoemde bestuurders: we zien lokaal een trend van partijloze burgemeesters. En ook voor andere functies, zoals leden van hoge colleges van staat of kroonleden van de SER leken jarenlang alleen leden van de gevestigde partijen benoembaar. We zien de laatste jaren hier steeds vaker partijloze personen tussen zitten, zoals Steven Van Eijck, die kroonlid van de SER is.
Dit artikel verscheen eerder bij het Montesquieu Instituut.