ACHTERGROND - Bij de zoektocht naar interessante rapporten over het vak van leerkracht, vond ik onderstaande grafiek uit een zeer lezenswaardige oratie van Dr. W. J.C.M. van de Grift.
Eigenlijk zijn oraties ideaal: geschreven door mensen met grote deskundigheid, voor een publiek dat voor een feestje komt. Niet te wetenschappelijk, toegankelijk en vaak met een heldere boodschap.
Van de Grift laat in zijn oratie zien hoe belangrijk leerkrachten zijn voor de prestaties van de leerlingen. Onderzoek naar de wijze waarop leerkrachten hun vak leren, is dan ook relevant. En hij laat een paar grafieken zien, waarvan ik de volgende de mooiste vond.
Bij deze grafiek schrijft Van de Grift het volgende:
Het afgelopen jaar hebben we in cross-sectioneel onderzoek bij een steekproef van 402 Duitse leraren uit het basisonderwijs geëxploreerd of er een samenhang bestaat tussen het aantal beroepservaringjaren van leraren en de hoogte van het interventieniveau dat zij in hun pedagogisch
en vakdidactisch handelen bereiken. De verwachting was dat leraren met meer ervaring ook een hoger niveau van pedagogisch en vakdidactisch handelen zouden bereiken. Deze verwachting bleek niet uit te komen.
De beroepsvaardigheden die Van de Grift onderzocht zijn in de oratie mooi samengevat in een lijst van 24 gedragingen. Als je dus een leerkracht zoekt die alles volgens het boekje doet, zoek dan iemand die tussen de zes en tien jaar ervaring heeft. Daarvoor moet een leerkracht nog veel leren, daarna neemt de (geobserveerde) vaardigheid af.
In de nabije toekomst is per school waarschijnlijk wel een profiel te zien van de ervaringsjaren van individuele docenten en/of het gemiddelde aantal ervaringsjaren. Nu al kunnen we de leeftijdsopbouw zien van het team. Zou dat meer zeggen dan de CITO?
Reacties (10)
De grafiek wekt de indruk dat ervaring eerder negatief uitwerkt. De kop suggereert juist dat je nog eerst 6 tot 10 jaar ervaring moet opdoen.
Vreemde tegenstelling!
NB Een afscheidsrede is vaak nog boeiender dan een oratie.
Het verschil tussen 1 tm 5 en 6 tm/10 vind ik niet zo heel hoog. Het jammere van de gebruikte klasseindeling is dat je data hebt per 5 jaar. Het zou zomaar best kunnen zijn dat iemand na 1 jaar al op 80% van het niveau zit als iemand van 5 jaar.
De y-as is een logarithmische functie van de gemeten waarden. Dat is omdat de 24 vaardigheden niet onderling onafhankelijk zijn, maar een hiërarchie hebben. Dat doet vermoeden dat de “top”-vaardigheden een verminderde meerwaarde hebben, en dat de meer ervaren leerkrachten ze niet meer gebruiken omdat ze niets blijken toe te voegen vergeleken met het goed uitnutten van onderliggende vaardigheden.
Dus de conclusie in de titel van dit stuk volgt allerminst uit deze grafiek en is bij gebrek aan andere gegevens niet gerechtvaardigd.
Er staan meer leuke en tot nadenken stemmende suggesties in de ‘openbare les’ (pdf) van Van de Grift.
Een leerracht kan in niet meer dan 20% de verschillen in de leerprestaties van leerlingen beïnvloeden. Die ruimte benutten de Nederlandser leerkrachten op slechts, zegt Van de Grift, maar kan maar twee van de negen vaardigheden noemen waarin Nederlandse leerkachten wel wat beter zouden kunnen worden.
Ook een leuke: goed onderwijs is van economisch belang. Van de Grift: “Recent onderzoek van de Organisation for Economic Co-operation and Development (OECD, 2010) maakt duidelijk dat Nederland een stijging van 177% in bruto binnenlands product (BBP) zou doormaken wanneer de prestaties van de Nederlandse leerlingen op het zelfde niveau zouden liggen als in Finland. De Finse 15-jarigen behoren al jaren tot de koplopers in internationale vergelijkende studies naar de leerprestaties”.
Maar Finland hoorde in 1970 nog wel tot top-30 economieën, in 2010 niet meer. Of er is iets dramatisch gebeurd met het Finse onderwijs, of onderwijs kan zelfs niet tegen de crisis op, of de relatie onderwijs – economie is dunner dan Van de Grift doet vermoeden.
@4: – tweede alinea: de invloed van de overheid op de genoemde vaardigheden blijft onbelicht. Ik moest direct denken aan verhalen van mijn vriendin die individueel onderwijs moest gaan geven in een klas van 43 kinderen (“speel-leerklas” uit de jaren ’70).
En 177% is absurd. Verwart correlatie met causaliteit.
@4: Maar Finland hoorde in 1970 nog wel tot top-30 economieën, in 2010 niet meer.
Uiteenvallen van de Sovjet-Unie heeft Finland bijzonder hard getroffen in economische zin.
@3: dat stelde ik al in @1:
Aangezien het een dwarsdoorsnede onderzoek betreft kan de grafiek net zo goed weergeven hoe de kwaliteit van lerarenopleidingen veranderd is over tijd.
Nuttig onderwerp, maar ik word oud. De centrale rol in de discussie wordt gespeeld door “de toename en afname van de standaarddeviatie”. Maar de SD is toch alleen maar een maat van variatie rond een gemiddelde waarde, en ik neem aan dat die gemiddelde waarde (in dit geval van pedagogische effectiviteit) van belang is en niet de variatie?
@6: je hebt gelijk.
Krijg ik nu ook een min van de rest?
Ik wordt een beetje moe van het minnen (en plussen?) op auteur, in plaats van inhoud van het commentaar. Dat doe je maar bij -edet-.
Ik wordt nog veel meer moe van de politici en andere groepjes die het onderwijs in Finland zitten te verheerlijken. Kan niet iemand daar een genuanceerd artikel over schrijven? En dan door iemand met kennis van de situatie?
On:
Daar moet je het zoeken.