ACHTERGROND - September 2016 stond in het teken van eerherstel van twee grootmeesters uit de Gouden Eeuw die in de negentiende eeuw in diskrediet waren geraakt. Zij zijn opnieuw in het zonnetje gezet middels eigen monografische tentoonstellingen. De eerste die de eer te beurt viel was Gerard de Lairesse wiens werk momenteel in het Rijksmuseum van Twenthe wordt getoond. De tweede grootmeester is Caesar van Everdingen, wiens werk in het Stedelijk Museum van zijn geboortestad Alkmaar wordt getoond in de boeiende tentoonstelling ‘Vleiend Penseel’.
Leven
Van Everdingen werd omstreeks 1616 of 1617 te Alkmaar geboren. Hier ging hij ook in de leer en trad hij vermoedelijk in 1632 toe tot de Sint-Lucasgilde. Een van de leden van deze gilde was Jacob van Campen; een welgesteld kunstenaar en architect uit Haarlem die Van Everdingen in 1640 zou ontmoeten en aan menig belangrijke opdracht zou helpen. Voordat het echter zover was, ging Van Everdingen van 1637 tot 1639 in de leer in Utrecht met als mogelijke leermeester de Nederlandse etser en kunst- en glasschilder Jan van Bronckhorst.
In 1639 keerde Van Everdingen terug naar Alkmaar en kreeg hij twee belangrijke opdrachten: het schilderen van een groepsportret van de Oude Schutterij en het beschilderen van de twee orgelluiken in de Grote Kerk van Alkmaar. Op laatstgenoemde is te zien hoe koning Saul Jeruzalem triomferend binnenrijdt, nadat David de reus Goliath heeft verslagen resulterend in de nederlaag van de Filistijnen.
Van Everdingen heeft ruim twee jaar over de luiken gedaan, waarvan de eerste anderhalf jaar gewijd waren aan een schaalmodel. Dit werk zou tevens zijn grootste zijn met een oppervlakte van 73 vierkante meter. Daar waar zijn carrière als het ware begon, is ook waar Van Everdingen terecht kwam na zijn dood in 1678. Zijn persoonlijk monogram, die veelvuldig op zijn schilderijen is te zien, pronkt ook op zijn graf in de (Grote) Sint-Laurenskerk van Alkmaar.
Liefde voor Venus
Tijdens zijn leerperiode in Utrecht was het internationaal classicisme de norm. Dat wil zeggen: de klassieke mythologie en geschiedenis golden als inspiratiebron voor de onderwerpen die werden geschilderd. Men koos vaak voor een specifieke episode uit bijvoorbeeld de Bijbel of de Metamorfosen van Ovidius en bracht deze dan in heldere kleuren en in een evenwichtige compositie op doek of paneel aan met als resultaat een geïdealiseerd tafereel dat goed in de smaak viel bij de zeventiende-eeuwse notabelen.
Ook de leermeester van Van Everdingen, Van Bronckhorst, schilderde vele van deze ‘historiestukken’ en Van Everdingen zette bij zijn terugkeer in Alkmaar het geleerde in de praktijk. Hij heeft tot circa 1662 talloze historiestukken geschilderd waaronder Pan en Syrinx (1645-1650), Jupiter en Callisto (1655) en Bacchus en Venus (1655-1660).
Een van zijn lievelingsonderwerpen was de godin van de liefde (Venus of Aphrodite), vaak afgebeeld met haar zoontje (Amor-Eros). Een bijzonder mooi werk van de godin maakt onderdeel uit van een ‘tweedelig’ stilleven (de enige twee die resteren uit het oeuvre van Van Everdingen). Het betreffen twee trompe-l’oeils met op de één een borstbeeld van Venus (Mauritshuis – Den Haag) en op de ander een buste van haar geliefde Adonis (The South African National Art Gallery – Kaapstad). Tot op het laatste moment was het spannend of Venus en Adonis weer herenigd zouden worden: het werk van Adonis kwam namelijk door problemen bij de douane pas een dag vóór de opening van de tentoonstelling in Alkmaar aan.
Realistische texturen en stoffen
Een van de stijlkenmerken van Caesar van Everdingen was zijn gladde afwerking, met nauwelijks zichtbare penseelstreken. In de achttiende eeuw werd hij door kunstenaarsbiograaf Arnold Houbraken geroemd om wat hij noemde zijn ‘vleiend penceel’.
Een ander talent van Van Everdingen ontwikkelde hij vanaf 1648. Toen verhuisde hij met zijn vrouw naar Haarlem om een grootse opdracht in Den Haag uit te kunnen voeren: de decoratie van de Oranjezaal van Huis ten Bosch. Deze opdracht verkreeg Van Everdingen van de weduwe van stadhouder Frederik Hendrik – Amalia van Solms – en deelde hij met twaalf andere schilders (waaronder zijn broer Allart en Jacob van Campen). Werken die onder andere op Van Everdingens naam staan, zijn de Allegorie op de geboorte van Frederik Hendrik en de Vier Muzen en Pegasus op de Parnassus (westwand van de Oranjezaal).
De geweldige uitdrukking van diverse soorten stof (onder andere satijn, fluweel en bont) komt goed tot uitdrukking in het werk Graaf Willem II verleent het handvest aan het Hoogheemraadschap van Rijnland (1655), maar ook in die van de Jongeman met een anjer (1665-1670).
Individuele portretten
Ondanks zijn nieuwe verblijfplaats (Haarlem), bleef Van Everdingen nog altijd gewild in Alkmaar en nam hij diverse opdrachten aan, zoals de groepsportretten van de Jonge en de Oude Schutterij (beiden in 1657 geschilderd). In 1958 verhuisden hij en zijn vrouw terug naar Alkmaar, waar hij in 1662 de opdracht kreeg om een historiestuk voor het Stadshuis te creëren. Hierna namen de historiestukken af en legde Van Everdingen zich steeds vaker toe op het schilderen van individuele portretten van de rijke notabelen van Alkmaar, zoals Wollebrand Geleynsz de Jongh, die hij in 1674 schilderde. Dit was tevens zijn laatste werk.
Individuele portretten schilderen was echter niet nieuw voor Van Everdingen. In het verleden had hij bijvoorbeeld de gefortuneerde Johan van Nordingen de Jonge en diens vrouw Maria van Steenhuijsen in 1648 geschilderd en in 1656 schilderde hij het portret van Cornelis Jacobsz Groot, een van de burgemeesters van Alkmaar. Deze ‘voorstudie’ kwam goed van pas, want Van Everdingen zou Cornelis in 1657 nogmaals vastleggen in het groepsportret van de Oude Schutterij van Alkmaar. Het gezicht van Cornelis is een exacte replica van het individuele portret.
Van Everdingen maakte ook een aantal kinderportretten, waarvan het meest bekende Portret van een tweejarige jongen met een valhelm is (1664). Het lievelingswerk van deze auteur betreft echter een portret van een jong meisje geportretteerd als de godin Diana (1655). In het werk wordt op subtiele wijze (de jachthond) verwezen naar de mythe over de jager Actaeon die de gruwelijke wraak van de jachtgodin onderging nadat hij haar per ongeluk had zien baden.
Vleiend Penseel
Net als zijn tijdgenoot Gerard de Lairesse raakte ook Caesar van Everdingen uit de gratie bij negentiende-eeuwse kunsthistorici, die de voorkeur gaven aan het volkse realisme van bijvoorbeeld Rembrandt en Vermeer in plaats van verheven classicistische onderwerpen. De tentoonstelling Vleiend Penseel in het Stedelijk Museum van Alkmaar biedt, ter gelegenheid van het vierhonderdste geboortjeaar van de grootmeester, welverdiend eerherstel. Ze is t/m 22 januari 2017 te zien.
Er ging vijf jaar voorbereiding aan vooraf om de werken uit particuliere en binnen- en buitenlandse museale collecties gelijktijdig te verenigen met de topstukken van het museum zelf. Over vier jaar zal ook de broer van Caesar in het zonnetje worden gezet in het Stedelijk Museum Alkmaar: landschapsschilder Allart van Everdingen.
Reacties (1)
The sites you have referred were good. This is a great article, that I really enjoyed reading. Thanks for sharing. Post is explained clearly so that we are able to understand it clearly. I loved the way you discuss the topic great work thanks for the share.