COLUMN - Eigenlijk is het allemaal de schuld van Marcus Bakker. Toen de Grondwet iets van een halve eeuw geleden herschreven moest worden, stelde hij voor er een nieuwe Artikel 1 aan vooraf te laten gaan: een verbod op discriminatie. En dat vond de Tweede Kamer een goed idee. Een verbod voor de overheid, wel te verstaan. De Grondwet is immers bedoeld om de burger te beschermen tegen de overheid. Maar sindsdien is het gelijkheidsideaal als een dikke deken over ons land uitgespreid, met als voornaamste wapenfeit de Algemene Wet Gelijke Behandeling. Die verbiedt het ons allemaal om te discrimineren.
Dat verbod is tegenwoordig zó vanzelfsprekend, dat het de laatste jaren steeds vaker voorrang lijkt te krijgen op andere rechten. En daarbij botst het met name op de vrijheid van Godsdienst. Dat laatste recht, zo constateert Amanda Kluveld in Gewetensvrijheid in het geding, is behoorlijk onder vuur komen te liggen.
Het bekendste voorbeeld betreft de ‘weigerambtenaren’, trouwambtenaren die weigerden om mee te werken aan het sluiten van een homohuwelijk. Aanvankelijk was dat geen probleem. Bij de behandeling van het wetsontwerp dat het homohuwelijk mogelijk moest maken, vroegen de christelijke partijen om bij de uitvoering rekening te houden met ambtenaren die daar om religieuze redenen niet aan mee willen werken. Staatssecretaris Job Cohen ging daar toen in mee, en GroenLinks-leider Femke Halsema was daar ‘blij’ mee. Dat was in het jaar 2000. In de jaren daarna moet de sfeer behoorlijk verhard zijn, want in 2008 diende GroenLinks een motie in die een einde moest maken aan het bestaan van zoiets als een ‘weigerambtenaar’. Voortaan moesten ambtenaren gewoon meewerken. Toen de Haagse trouwambtenaar Wim Pijl drie jaar later in een interview vertelde dat hij niet van plan was om homohuwelijken te sluiten, wordt hij prompt ontslagen. Niet vanwege enige weigering (de nieuwe regels waren nog niet eens in werking getreden) maar vanwege het interview. Een rechter stelde de gemeente in het gelijk: de suggestie van ‘discriminatie’ was al reden genoeg voor ontslag.
Dezelfde intolerantie treffen we ook aan in de Memorie van Toelichting uit datzelfde jaar 2011 bij een D66-voorstel tot aanscherping van de AWGB, een aanscherping gericht tegen weigerambtenaren. De Memorie vindt dat de wet zo geformuleerd en gehandhaafd moet worden dat er een nationale voorbeeldfunctie van uit zou gaan:
‘Wat in een klimaat van intolerantie wél kan helpen, is het niet louter zoeken van ‘pragmatische oplossingen’ voor de gevolgen van intolerantie, maar het consequent handhaven van het verbod op discriminatie. En dat zo nodig zwaarder laten wegen dan de bescherming van godsdienstige opvattingen.’
Weg met de ambtenaar en zijn opvattingen. En even een andere ambtenaar opzoeken (of een andere zaalverhuurder, als de eerste bezwaren maakt tegen een homohuwelijk) zijn volgens D66 verwerpelijke ‘pragmatische oplossingen’ die intolerantie en discriminatie alleen maar stimuleren en daarom bestreden moeten worden. De overheid moet de confrontatie aangaan: die ambtenaar vliegt eruit en zo’n zaalverhuurder moet voor de rechter gesleept. Opmerkelijk is dat de Memorie al aangeeft welk recht in deze bij de rechter zou moeten prevaleren – en dat alleen om een voorbeeld te stellen. Godsdienstige opvattingen zijn daarbij per defintie minder waard. ‘Wie de ondeugdelijkheid van deze redenering op zich laat inwerken,’ aldus Kluveld, ‘beseft dat de gewetensvrijheid van de reformatorische achterban in onze samenleving, de vrijheid om God te dienen naar Zijn Woord, inderdaad op het spel staat.’
Kluveld schreef deze studie op verzoek van het wetenschappelijk bureau van de SGP. Ze gaat dus uitgebreid in op de positie van de SGP, en de discussies binnen de partij. Maar los daarvan biedt ‘Gewetensvrijheid in het geding’ ruim voldoende stof tot nadenken voor iedereen die denkt dat het wel los loopt met de ‘discriminatie van gelovigen’. Het is een onmiskenbaar feit dat het orthodoxe geloof zéér uit de mode is, en dat orthodoxe gelovigen nauwelijks nog maatschappelijke ruimte krijgen om hun opvattingen uit te dragen en te praktiseren – zelfs niet in eigen kring. Maar de klachten hierover komen nauwelijks aan, en dat komt vooral doordat de standpunten van de SGP zelf ook intolerant zijn. En dan heb je dus je mond te houden.
Een voorbeeld daarvan, dat veel stof deed opwaaien, was de afwijzing door de SGP-fractie in de gemeente Ede van het voorstel voor de bouw van een moskee. De rest van de gemeenteraad viel over de partij heen, óók de leden van de CU en het CDA. Nederland kende toch de vrijheid van godsdienst, en de SGP diende de Grondwet te respecteren! De reactie van de SGP-fractie luidde dat de Grondwet niet zaligmakend was en dat wat haar betreft het bevorderen van het christelijk geloof belangrijker was dan de Grondwet. De SGP beriep zich hierbij op het recht van ‘vrijheid van geweten’. Alsof dit een fundamenteler recht zou zijn. Maar zoals GPV-voorman Gerrit Schutte de SGP in 2008 voorhield: dat (in geval van conflicten) verwijzen naar het persoonlijk geweten is een ‘schijnoplossing’:
‘Gereformeerden hebben terecht nooit genoegen genomen met slechts de vrijheid van geweten, omdat zij de vrijheid wilden hun godsdienst te belijden en te beleven. Zouden niet-christenen dan gedwongen mogen worden zo’n gekunsteld onderscheid te maken?’
Gereformeerden schermen graag met het geweten omdat dit begrip een cruciale rol speelde tijdens de Reformatie, waar het ingezet werd om aan alle theologische discussies te ontkomen. De katholieke Kerk had volgens de protestanten niet het recht om hen te vervolgen, want zij handelden immers vanuit hun geweten. En het geweten, daar had de Kerk niets over te zeggen. Kluveld constateert dat dit recht niet in de Grondwet van 1848 is opgenomen, en dat de SGP het maar moet doen met het recht op de vrijheid van godsdienst. Ook zij suggereert dat dat de vrijheid van godsdienst in wezen minder is, dat het geweten fundamenteler is. Maar dat is onjuist, en Thorbecke had het uiteraard bij het rechte eind. Een beroep op het persoonlijke ‘geweten’ is in wezen een beroep op het eigen gelijk (al dan niet religieus) en dat heeft geen bijzondere betekenis, terwijl de vrijheid van godsdienst (zoals Schutte terecht opmerkt) veel meer omvat: dan gaat het ook om het recht op eigen gebouwen, het tonen van symbolen, eigen regels, feesten, verenigingen, et cetera.
Het beroep op de vrijheid van het geweten heeft dan ook weinig meer dan emotionele waarde. Het is in zekere zin een zoeken naar de status van (eenzaam) slachtoffer. De vrijheid van godsdienst zou maatgevend moeten zijn. Het zorgelijke is, dat ‘godsdienst’ steeds meer beschouwd wordt als een achterlijke curiositeit, waar de wetgever eigenlijk iets tegen moet ondernemen. Gelovigen zijn een minderheid die, omdat zij intolerant zijn, intolerantie oproept.
Als de SGP deze trend wil keren, of daaraan in elk geval een bijdrage wil leveren, zal zij ook het interne debat over dat geweten moeten aangaan. Aan het eind van het boekje doet Kluveld dan ook een beroep op de SGP om goed na te denken over wat men nu werkelijk uit naam van de ‘vrijheid van geweten’ wil bewaren en wat niet. Gaat ze de dialoog aan, past ze zich aan aan de ‘gebroken’ wereld, of gaat ze ten onder in het besef een zuiver partijgeweten te hebben? Het is een heet hangijzer binnen de partij, die zich graag presenteert als het onwrikbare bastion van het geloof der vaderen. Maar, aldus Kluveld in haar omzichtig (en wollig) geformuleerde slotbeschouwing: ‘Het is beter om werkelijk uit te spreken wat men inlevert en vanuit welke vrees men dat doet, dan dit te verhullen uit angst voor verdeeldheid.’
Kluvelds boekje, hoezeer ook getoonzet naar de discussie binnen de SGP, laat zien dat de enorme, naïeve drang om discriminatie uit te bannen andere grondrechten in gevaar brengt. We leven te veel in de illusie dat een afgedwongen, opgedrongen gelijkheid het aards paradijs dichterbij zal brengen. We zijn vergeten dat een samenleving niet meer is dan dat: een poging om samen te leven. En de beschaving van een samenleving kun je afmeten aan de ruimte die zij biedt aan opvattingen die de grote meerderheid verwerpelijk acht. Daar zijn christenen nooit echt sterk in geweest. Zij die na hen het roer van de staat in handen kregen, horen beter te weten.
Boek: Dr. A.A. Kluveld, Gewetensvrijheid in het geding, uitgeverij De Banier, 276 blz. 14,95 euro.
Reacties (14)
Het komt er dus op neer of je tolerant moet zijn ten opzichte van intolerantie. Waarschijnlijk tot op zekere hoogte wel, maar je moet ervoor blijven waken dat de intoleranten niet de overmacht krijgen of als enige de luidruchtigste groep kan zijn.
Mijn generatie heeft – ik schaam mij om dit te schrijven – de atmosfeer van het schoolplein nooit van zich af geschud, en mee genomen naar de Tweede Kamer. Het feit dat de rechter moet toetsen op het gevoel van het vermeende slachtoffer, is een gotspe, en kan eigenlijk alleen maar begrepen worden als een totaal onbegrip van deze generatie hoe een overheid eigenlijk hoort te werken.
Als ik het goed begrijp is de SGP-fractie in Ede tegen de vrijheid van godsdienst, en heeft deze fractie de mogelijikheid om dit uit te spreken, en zelfs te stemmen om anderen te hinderen in het uitoefenen van hun godsdienst.
Voor zover ik weet zijn geen ruiten ingegooid en geen SGP’ers bedreigd of economisch geboycott door deze acties, maar is alleen verbale kritiek op de SGP gekomen.
Dan denk ik dat de SGP alle ruimte heeft om haar geweten te volgen.
of heb ik iets gemist?
M.b.t. de weiger-ambtenaar:
Ontslag voor alleen het uiten van een mening vind ik verkeerd.
Wel vind ik normaal dat iemand ontslagen wordt, als hij/zij niet bereid is z’r werk te doen.
Anders kan een vegetariër die in een snackbar werkt, ook wel z’r werk weigeren met een beroep op z’r geweten.
of een niet-roker in een tabaksfabriek.
Het wordt een ander verhaal als iemand ontslagen wordt, voor dingen die niet z’r werk belemmeren.
Ik vind het dus geen probleem als iemand met een hoofddoek schoonmaakt, of iemand met een kruisje of keppeltje in de plantsoenendienst werkt.
Helaas heeft een Europese rechter besloten dat werkgevers ook in zulke gevallen hoofddoeken mogen verbieden.
@4: Iedere ambtenaar die buiten het fiat van z’n werkgever – de overheid – naar de pers toe loopt, moet er rekening mee houden dat ‘ie ontslagen wordt.
Jongens, het is Marcel Huslpas.
Christenen pesten is altijd leuk voor links, dat zijn makkelijke brave slachtoffers. Dit terwijl ze wel elk excuus verzinnen om moslims die vrouwen, anders gelovigen en homo’s (LGTalfabet) nog veel harder discrimineren, het hand boven het hoofd te houden. Dat is eng, voor je het weet heb je een Fatwa aan je boek hangen of nog erger wordt je voor een PVV’er aangezien.
Dit artikel herinnert mij aan: Amitai Etzioni, tijdsgedrocht – de gemeenschap als norm. Libertarianisme* Alles valt op z’n plaats, (ga de geschiedenis maar na), een favoriete politieke stroming van (de superrijken, die het “omarmen” en) de (wat ik noem) de nep-linksen: Balkenende (MP, 2002-2010), Bill Clinton, Tony Blair o.a. zijn fans van Etzioni.
*Het opstapje en een hersenmassage, toen, voor een neofascistische stroming, nu, aardig op weg.
@0 Het beroep van de protestanten op de ‘vrijheid van geweten’ tegenover hun katholieke vervolgers heeft een theologische achtergrond. Volgens de katholieke moraaltheologie – in de 13e eeuw geformuleerd door niemand minder dan Thomas van Aquino – is ieder mens verplicht zijn geweten te volgen, boven alle andere wetten, regels en beleidskaders, en óók als dat geweten dwaalt. Daar stond natuurlijk een extra caveat bij dat ieder mens ook verplicht was dat geweten ordentelijk te vormen, maar echt helpen (meer dan een inspanningsverplichting kan zoiets nooit worden) doet dat niet in extreme situaties.
Dáár verwees dat argument naar en het was dus ook om die reden dat het argument, ook – of eigenlijk: vooral – voor katholieken, hout sneed.
@7: Ah weer een scheet van onze huis-troll.
@7: Nee, je lijdt aan een beperkte-blik-stoornis.
@7: Le Déplorable, en rechts is altijd zo hypocriet: wel kritiek op moslims als die vrouwen of homo’s achterstellen, maar als christenen dat doen, is dat opeens deel van ‘onze’ fantastische christo-judeo cultuur en is kritiek niet gewenst. Wees eens consequent.
@12: Maar. ..Maarruh… Freek de Jonge jullie linkse oppergod heeft de Christelijke cultuur toch al volledig de grond in geboord? De reden waarom hij de islam niet aanpakt is omdat hij laf is en bang voor represailles. Heeft ie zelf gezegd. Jullie sjw’ers lijken trouwens wel erg veel op Freek.
@13: Zeg eens Louis de Troll, ga eens ergens anders trollen.