Nee, dit is geen bespreking van Paul Verhoevens versie van de onzichtbare man. De titel van dit stukje is ontleend aan het gelijkluidende liedje op Marillions conceptalbum Brave, over de holle mens.
Watch us grin and grin
See the lies behind our eyes
See the will to win
We’ll buy you and we’ll sell you
But perhaps we’ll save your skin
Grijnzende gezichten van mannen in pakken die besluiten nemen die enkelingen tot voordeel strekken en honderdduizenden zo niet miljoenen in het ongeluk storten. Mannen die dergelijke beslissingen zonder blikken of blozen kunnen rationaliseren. Mannen met macht.
Maandagavond keek ik in het grijnzende gelaat van Donald Rumsfeld, die zonder met zijn ogen te knipperen zijn aandeel in de Irakoorlog en de foltermethodes in Guantanamo Bay rationaliseerde en wegrelativeerde.
Je ziet huid, spieren, kaken, ogen bewegen, je hoort woorden, argumenten, maar veel meer dan een pratend hoofd wordt het niet.
Er schuilt overduidelijk intelligent bewustzijn achter het masker van kraakbeen en spieren, maar geen ziel. We zien iemand die vele miljoenen levens in oorlog en ellende heeft gestort. En hij glimlacht en masseert het allemaal weg met zijn hersengymnastiek, zonder een greintje zelfreflectie. Integendeel: de zelfvoldaanheid grijnst je tegemoet.
Het knappe aan de documentaire van Errol Morris is dat hij Rumsfeld zichzelf laat ontmaskeren als holle mens. De kijker wordt niets voorgekauwd, Rumsfeld wordt niet in het nauw gedreven met scherpe vragen en onbetwistbare feiten. De documentairemaker laat Rumsfeld zijn eigen memo’s van commentaar voorzien en zo een puzzel van zijn eigen portret leggen, en laat het aan de kijker daarover zijn eigen conclusies te trekken.
Zoals één recensent het zegt:
[Morris] has held a mirror up to the man, and found no reflection. The viewer simply has to realize that what’s important is what’s not there.
Dat Rumsfeld een amorele, lege huls is, een mens zonder ziel, wordt des te scherper duidelijk wanneer je The Unknown Known legt tegenover Morris’ vergelijkbare documentaire over Robert McNamara, The Fog of War.
Waar Rumsfeld een van de voornaamste architecten van de Irakoorlog genoemd kan worden, geldt Robert McNamara als de hoofdarchitect van de Vietnamoorlog, zoals Max Molovich opmerkt. Wat meer is, tijdens WOII behoorde hij tot de staf van generaal Curtis LeMay, die hele Japanse steden afbrandde met vuurbombardementen. De voorbode voor het wegvagen van Hirosjima en Nagasaki.
In tegenstelling tot Rumsfeld ligt McNamara daar wel wakker van. Honderdduizenden Japanse burgers verbrandden levend. McNamara gaf dan misschien niet de order; hij leverde wel de cijfers en de logica die een legitimatie vormde van die vuurbombardementen.
En dat knaagt aan McNamara’s geweten. Was hij niet eigenlijk een oorlogsmisdadiger, die een lintje kreeg omdat hij toevallig aan de kant van de overwinnaar diende? En al die doden van de Vietnamoorlog, waren die niet goeddeels te vermijden geweest? Hij voelde zich schuldig, McNamara. Hij pijnigde z’n hersens over wat hij – met de informatie die hij voorhanden had – anders had kunnen doen.
Je ziet McNamara op zoek naar een ontsnappingsmogelijkheid, iets dat hij over het hoofd heeft gezien, een element in de vergelijking die zou maken dat zijn beslissingen over het leven en dood van al die mensen anders zouden zijn uitgevallen.
Maar als dat verlossende moment lijkt te komen, in de vorm van een ontmoeting met een voormalig generaal van de Vietcong, die hem toeblaft: ‘Dachten jullie nu werkelijk dat wij jarenlang in het bloed, de stront en de modder vochten teneinde onder het juk van de Fransen en Amerikanen uit te komen, om ons vervolgens te schikken onder de knoet van de Sovjet-Unie?’ (mijn parafrase), dan blijkt dat slechts tijdelijk verlichting te geven.
Toch licht McNamara’s gezicht op als hij dat moment bespreekt: je kunnen verplaatsen in je tegenstander, dat maakt het verschil. Kennedy en Chroesjtjov wisten een atoomoorlog te voorkomen omdat ze zich in het perspectief van de ander konden verplaatsen. Het drama van de Vietnamoorlog lag vooral aan het onvermogen aan Amerikaanse zijde om de Vietcong te begrijpen, aldus McNamara.
Een functionerend geweten, kritische zelfreflectie, empathie. Het maakt Robert McNamara misschien niet minder schuldig aan oorlog, dood en ellende, maar het maakt hem wel tot een compleet mens. Een mens met een ziel.
En dat kan duidelijk niet van alle staatsmannen gezegd worden.
Reacties (6)
Soms vinden staten het beter om psychopaten in dienst hebben dan dat ze ze opsluiten.
Rumsfeld is daar een wel zeer sprekend voorbeeld van ;-)
Hier een kleine proeve van (de ontwikkeling van) de Amerikaanse beschaving:
https://www.youtube.com/watch?v=DqJv5ZOXQ2s
Ameriikanen, sorry het is 2014, vergeet de Amerikanen, geen visie, slechte strategie en failliet.
@3:
Dat lijkt me erg onverstandig. De NSA bewijst dat de VS nog steeds een wereldmacht zijn. Met steun van vele bondgenoten. De NAVO bestaat ook nog. En het vrijhandelsverdrag TTIP is nog niet van tafel. En zo kunnen we nog wel even doorgaan.
@3:
Dat vergeten zal velen niet lukken, zoals:
http://www.npo.nl/artikelen/2doc-dirty-wars
wordt nu uitgezonden en zal morgen wel op uitzending gemist staan.
N.B.
De Taliban is natuurlijk minstens zo wreed, maar toch,
De mannen (en vrouwen) in pak zijn machtig, maar niet almachtig. Ze worden wel degelijk ingeklemd door het volk en omstandigheden, zelfs voor dictators geldt dat (de koning van Saudi Arabie kan bv. niet morgen het homohuwelijk legaliseren in Saudi Arabie ook al zou ie het willen) en democratisch gekozen/aangestelde leiders hebben als werk de keuzes te maken waar de burger niet aan wil denken (een oorlog verschuift vaak doden of de aantallen ipv. dat er zonder die oorlog 0 doden in totaal waren geweest, de burger kan natuurlijk wel doen alsof doden die ie niet ziet niet bestaan).
Zelf discussieren we hier op Sargasso ook heel wat af over ingrijpen in Syrie, de situaties in Irak, Oekraine en Palestina, de eindigheid van de zorgbegroting vs. oneindige vraag naar zorg enz… Het verschil is dat de mensen in pak ook echt dat soort knopen moeten doorhakken, dat schuiven wij op hen af (en daarmee onze medeplichtigheid, maken we onszelf wijs) en dat leidt onherroepelijk tot mensen die zich gedragen als Rumsfeld (maar zich misschien voelen als McNamara).