Het kabinet Schoof extraparlementair of parlementair?

Foto: -JvL- (cc)

ANALYSE - van Prof.Dr. Bert van den Braak

Tijdens eerdere fases in de huidige formatie werd benadrukt dat het nieuwe kabinet een extraparlementair karakter zou krijgen. Over wat dat precies inhoudt, valt te discussiëren. Dat geldt echter minder voor de vermoedelijke uitkomst. Het kabinet is parlementair.

Er zijn staatsrechtgeleerden die menen dat ieder kabinet dat op parlementaire steun kan rekenen, door een binding of gedogen, parlementair is. Tot midden negentiende eeuw was de enige andere vorm een koninklijk kabinet. In 1868 werd echter definitief uitgemaakt dat een kabinet niet tegen de zin van het parlement (Tweede Kamer) kan optreden.

Dat er toch soms van een extraparlementair kabinet wordt gesproken, komt door de wijze van formeren en eventuele binding van partijen aan het regeerakkoord (als dat er al is).

1. Wat is extraparlementair?

Wijze van formeren

Er zijn formaties geweest, die grotendeels of zelfs geheel buiten het parlement omgingen. Dat was bijvoorbeeld zo met het kabinet-De Geer I in 1926. Dat kabinet had echter het karakter van een interim-kabinet, omdat er na de val van het kabinet-Colijn I geen kabinet kon worden gevormd, dat kon rekenen op steun van een meerderheid.

Binding

In de jaren 1946-1963 waren fracties vooral via hun voorzitter betrokken bij de formatie. Partijen maakten – zeker op hoofdlijnen – afspraken over het te voeren beleid. Formeel bonden fracties zich niet, maar afwijken van een door de eigen fractievoorzitter gesloten akkoord lag niet voor de hand.

Er was daarbij wel enige ruimte voor partijen om op onderdelen een afwijkend standpunt in te nemen, de zogenoemde vrije kwesties. Zo stemden de ARP in 1961 tegen invoering van de voetbaltoto.

Behalve het kabinet-Den Uyl (1973-1977) hadden alle kabinetten vanaf 1963 een programmatische basis en waren er afspraken waaraan fracties zich bonden

2. Personen

Partijen en personen

Als door partijen in de formatie afspraken werden gemaakt, dan betekende dat ook dat leden met toestemming van hun partij konden toetreden tot het nieuwe kabinet. Waren die afspraken er niet, zoals in 1926 en 1939, dan was dat laatste niet per definitie het geval. In 1926 werd Waszink minister van Onderwijs tegen de zin van de RKSP en in 1939 trad Gerbrandy toe tot het kabinet-De Geer II, hoewel de ARP daar tegen was.

In 1973 werden Boersma en De Gaay Fortman door formateur Burger gevraagd om minister te worden, hoewel hun partij ARP daar toen nog tegen was. Uiteindelijk werd dat echter, na afspraken in de formatie, alsnog toegestaan. De ARP-Tweede Kamerfractie stemde in met de komst van het kabinet-Den Uyl.

Keuze van personen

De keuze van personen kan een zekere indicatie zijn voor het karakter van het kabinet, maar de toetreding van personen van buiten de politiek is dat niet. Nagenoeg alle kabinetten vanaf 1888 telden politici en ‘buitenstaanders’.

kabinet

Aantal ministers

Aantal ‘buitenstaanders’

Drees I (1948)

14

3

De Quay (1959)

13

5

De Jong (1967)

14

3

Den Uyl (1973)

16

4

Lubbers I (1982)

14

4

Kok I (1994)

14

6

Balkenende I (2002)

14

7

Rutte III (2017)

16

4

Rutte IV (2022)

20

6

Het begrip ‘van buiten’ is overigens niet eenduidig. VVD’er Joris Voorhoeve had bijvoorbeeld in 1990 de politiek verruild voor een functie bij Instituut Clingendael, maar keerde in 1994 terug als minister. Was hij politicus of buitenstaander? En zo zijn er meer voorbeelden.

Bovendien moet eigenlijk alleen naar nieuwkomers worden gekeken. In het verleden gingen vrijwel altijd wel enkele of zelfs meerdere ministers over naar het opvolgende kabinet. Van het kabinet-Rutte III waren dat er bijvoorbeeld zes.

Conclusie over het kabinet-Schoof

Gelet op de onderhandelingen door fractievoorzitters (met secondanten), de goedkeuring van het akkoord door de deelnemende partijen (fracties) en de afspraken over de verdeling van posten, staat al vast dat het kabinet-Schoof een parlementair kabinet is. Dat er slechts op hoofdlijnen een akkoord is gesloten, doet daaraan niet af.

Wat tot nu bekend is van de personele samenstelling bevestigt dat beeld. Er zullen diverse (Tweede-)Kamerleden toetreden tot het kabinet en dat geldt ook voor de vier vicepremiers. Ook als vijf, zes of zeven van de 16 ministers ‘buitenstaanders’ zijn, wijzigt dat het parlementaire karakter van het kabinet niet.


Dit artikel verscheen eerder bij het Montesquieu Instituut

Toevoeging redactie Sargasso:

Inmiddels is bekend welke beoogde bewindslieden ‘buitenstaanders’ zijn en welke vanuit de huidige Tweede Kamer komen. Voor het volledige aanstaande kabinet (ministers én staatssecretarissen) is de verhouding 50 – 50 (zo was dat bij de onderhandelingen ook afgesproken): veertien bewindslieden vanuit de Tweede Kamer, veertien van buiten.

Reacties (9)

#1 Eric

Het akkoord op hoofdlijnen is slechts een begin, de details worden nog ingevuld door het komende kabinet. Het kabinet zit vol met partijgebonden mensen. Het zou me helemaal niet verbazen als we aan het eind van de start gewoon een dicht getimmerd akkoord krijgen.

  • Volgende discussie
#1.1 Hans Custers - Reactie op #1

Zeker. Het hoofdlijnenakkoord is niet veel meer dan een lijstje wensgedachten. Eigenlijk beginnen de echte inhoudelijke onderhandelingen over het regeerakkoord pas na de beëdiging van het nieuwe kabinet. Dat is wel echt nieuw, lijkt me. Een behoorlijk gewaagd staatsrechtelijk experiment. Want zo lang is het niet meer tot Prinsjesdag, en als ze er dan niet uit zijn hebben ze (we?) een groot probleem. De chaos, met de PVV-despoot aan het roer, zal dus nog wel een tijd onverminderd doorgaan.

Kun je ergens popcorn per container bestellen?

#1.2 beugwant - Reactie op #1.1

Hoeveel mensen zullen er zinspelen met de gedachte om een wedkantoor te beginnen?
’t Is weer eens wat anders dan een voetbalpoule op het werk.

#2 Rigo Reus

Toch wel praktisch dat de naam van het kabinet ‘Schoof’ al in de verleden tijd staat. /Seth

  • Volgende discussie
  • Vorige discussie
#3 Bismarck

Ik merk dat de redactie in het naschrift de doelpalen voor “buitenstaanders” aanmerkelijk heeft verschoven in vergelijking met de het artikel.

  • Volgende discussie
  • Vorige discussie
#3.1 P.J. Cokema - Reactie op #3

Nadere uitleg a.u.b.?

In het Sargassolijstje staan 15 ministers waarvan 5 ‘van buiten’ de politiek. Dat past dus zo in het lijstje van het Montesquiue Instituut.
Over taatssecretarissen wordt niet gerept in het artikel, maar inmiddels weten dat 1 huidige demissionaire minister straks staatssecretaris wordt (mevrouw Paul) en dat het a.s. kabinet zich bij de voordracht van bewindslieden in ieder geval aan 1 afspraak heeft gehouden: een 50 – 50 verdeling van bewindslieden die van binnen en van buiten de politiek komen. Wel aardig om dat even mee te nemen, toch?

#4 Bismarck

Dan ben ik benieuwd naar het lijstje van “buiten de politiek”.

  • Volgende discussie
  • Vorige discussie
#4.1 Hans Custers - Reactie op #4

Eigenlijk zou dat een lijstje ‘deskundigen van buiten de politiek’ moeten zijn. Want dat is wat er eigenlijk was beloofd. Dan hou je al helemaal weinig over, tenzij je dat ‘deskundig’ vrij ruim interpreteert.

Wisten jullie trouwens dat de aanstaande minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening commissaris is van een bouwbedrijf uit Volendam? Zou het kunnen dat de formerende partijen het verschil niet goed snappen tussen deskundigheid en belangenverstrengeling? (Een Eerste Kamerlid van de BBB schijnt dan weer een lange lijst vragen te hebben gesteld die rechtstreeks afkomstig was van de belangenclub van particuliere vastgoedbeleggers. Corruptie alom, zoals dat overal het geval is bij radicaal rechtse partijen.)

  • Volgende reactie op #4
#4.2 P.J. Cokema - Reactie op #4

Je ben benieuwd dus je hebt het lijstje vast wel ergens opgezocht/gevonden…. en het vergeten even met ons te delen, dus daar gaat-ie

Ministers ‘van buiten’: Dirk Beljaarts, Reinette Klever, David van Weel, Femke Wiersma en Eppo Bruins. Van die laatste kan gezegd worden dat-ie wel uit de politiek komt, want hij was tot voor kort lid van Christenunie, voor welke partij hij Van 2 december 2015 tot en met 30 maart 2021 Kamerlid was. Het geval Eppo Bruins goed ingepast worden bij het voorbehoud dat in het artikel hierboven staat in de twee alinea’s onder “Het begrip ‘van buiten’ is overigens niet eenduidig.
Alle tien andere ministers komen rechtstreeks uit de huidige Tweede Kamer.

Van de negen staatssecretarissen die ‘van buiten’ komen (vier komen er uit de huidige 2e Kamer) kan je zeggen dat zes van hen wél uit de politiek komen. Twee waren in het verleden lid van de 2e Kamer, twee zijn wethouder, 1 is Statenlid en 1 is gemeenteraadslid.

Zo beter, heer Bismarck?

  • Vorige reactie op #4