OPINIE - Welke journalist zou een interview weigeren met zedenmisdadiger Robert M., hoofdpersoon in de Hofnarretjes-affaire? En welke journalist zou dat gesprek gewoon aangaan en er over publiceren, ongeacht de misselijkmakende aard van de delicten?
Een interessant dilemma, zowel vanuit journalistiek oogpunt als vanuit consumentenhoek. Want de vraag kan ook zijn: wie zou een blad kopen met daarin een interview met het Monster van Riga?
In De Balie in Amsterdam werd gisteravond gediscussieerd over dit soort morele vraagstukken in de misdaadjournalistiek. Het waren niet de minste journalisten die hun visie gaven. Jort Kelder, voormalig hoofdredacteur van Quote; Auke Kok, schrijver van onder meer Holleeder -de jonge jaren; Gerlof Leistra, misdaadverslaggever van Elsevier; en Özkan Akyol, auteur van Eus, over zijn jaren als crimineel.
Gesprekleidster Catharina Rinzema liet er geen misverstand over bestaan: in haar vragen zat een ondertoon van afkeuring. Hoe haal je het in je hoofd om als auteur (Akyol) een slaatje te slaan uit je eigen misdaden? Akyol bleef rustig. ‘Ik ben veroordeeld door de rechter, ik heb mijn straf uitgezeten. Wat wil je nu van me? Dat ik hier nóg een keer word berecht?’
En natuurlijk ging het al snel over Willem Holleeder. Uit de bocht gevlogen kwajongen uit de Jordaan? Of een kille, gewetenloze beroepsmisdadiger die de ontvoerde Freddy Heineken en zijn chauffeur ‘drie weken lang op middeleeuwse wijze vastketende in een hokkie in het Westelijk Havengebied?’ (dixit de ook aanwezige Kees Sietsma, leider van het rechercheteam dat de ontvoering oploste).
Moet zo’n Holleeder worden ondervraagd in College Tour? Mag hij een column krijgen in Nieuwe Revu?
Het antwoord lijkt mij: waarom niet?
Auke Kok zei het misschien wel het meest treffend. ‘Nieuwsgierig zijn is niet hetzelfde als sympathie hebben.’ Het is de taak van journalisten om de feiten te verzamelen en die openbaar te maken. Weten hoe het zit. Achterhalen wat iemands motieven en drijfveren waren, hoort daar bij. En als een misdadiger, welke dan ook, dat aan een journalist wil vertellen, zou ik zeggen: grijpen die kans! Zonder aanzien des persoons.
Natuurlijk slaat een journalist een modderfiguur als hij (m/v) geen kritische vragen stelt. Als hij klakkeloos alles optikt, afdrukt of uitzendt. Maar dat verwijt geldt net zo hard voor de schandalig brave manier waarop een Maartje van Weegen leden van het Koninklijk Huis ondervraagt.
Bij voorbaat gesprekspartners uitsluiten is echter een heilloze weg. Het zou een mooie boel kunnen worden. Stel: Hitler had nog geleefd. En hij was bereid een column te schrijven voor, zeg, De Telegraaf. Doen of niet doen? Himmler wil zijn autobiografie publiceren. Afwijzen? De moordenaar van Marianne Vaatstra wil zijn verhaal kwijt aan EenVandaag. Wel of niet op ingaan? Lance Armstrong wil dopinggebruik bekennen bij Oprah Winfrey. Oh, wacht even… Ander voorbeeld.
In 1998 werd de toen elfjarige Nicky Verstappen uit Heibloem vermoord tijdens een vakantiekamp in Brunssum. Indertijd werkte ik als (politie-)verslaggever bij Dagblad De Limburger. Misdaadjournalist Peter R. de Vries was er al snel zeker van: de hoogbejaarde jeugdleider Joos Barten werd als de waarschijnlijke dader aan de televisie-schandpaal genageld. Ik benaderde Barten voor een gesprek, waar hij na lang nadenken in toestemde. Urenlang zaten we aan tafel in zijn schemerige woonkamer. Barten ontkende.
Ik kan me nog goed herinneren hoe het uitgeschreven interview binnen de (hoofd-)redactie voorafgaande aan plaatsing uitgebreid werd besproken. Kan het, of kan het niet? Ik kan me de vele ‘tegenstemmers’ nog herinneren: zo’n viespeuk geef je geen podium, wat als straks blijkt dat hij wél de dader is?
Het interview werd uiteindelijk gepubliceerd. Barten, die overleed in 2003, werd vele jaren later opgegraven voor DNA-onderzoek – dat hem vrij zou pleiten. Ik voelde opluchting: mijn intuïtie dat hij niet de dader was had me kennelijk niet bedrogen. Maar stel dat achteraf was gebleken dat hij wèl de dader was geweest? Had het interview dan minder waarde gehad? Had ik de plank dan faliekant misgeslagen? Of hadden we dan gewoon geweten dat hij tijdens dat gesprek had zitten liegen? Hetgeen óók informatief is.
The point being: journalisten zijn geen rechters. Veroordelen is niet hun taak. Journalisten moeten optekenen, luisteren, kritische vragen stellen, feiten verzamelen en waar mogelijk checken, en vervolgens publiceren. Ook als het Holleeder, Hitler of Robert M. betreft.
Reacties (7)
Ik kan me nog goed herinneren hoe het uitgeschreven interview binnen de (hoofd-)redactie voorafgaande aan plaatsing uitgebreid werd besproken. Het interview werd uiteindelijk gepubliceerd.
Was het niet praktischer geweest als je eerst had overlegd? Nu liep je het risico dat alle moeite voor niks was geweest.
Vrijheid van meningsuiting is af te meten aan de ruimte voor onwelgevallige meningen
Journalisten zijn leuke mensen, maar in Nederland hebben ze een beetje de gewoonte om alle geneugten van de journalistiek te nemen zonder de plichten. Bijvoorbeeld, diepe discussies over morele plichten die hen als journalist ontvallen – in tegenstelling tot een regulier persoon uiteraard (maar dit is impliciet en mag nooit benoemd worden) – die uiteindelijk geen enkele basis in realiteit hebben omdat ieder en enkele laatste van die zelfbevredigende gefaalde politieke sletten de eerste zal zijn in de race naar de bodem om z’n eigen naam in letters te zien onder een nonsens artikel.
Dus vergeef mij indien ik niet bijzonder onder de indruk ben van ethische en morele vraagstukken in de journaille.
Er zit wel een verschil tussen één of twee interviews of “een podium geven”.
Opzienbarende figuren wil iedereen wel in zijn krant of programma. Als die figuur dat ook wil, onstaat vanzelf dat podium. Onnodig want na de eerste interviews volgt er geen of weinig nieuws meer.
Een column, als terugkerende rubriek, is zeker een podium.
Het kan de nieuwsgierigheid amper bevredigen want als goed verslag is gedaan van misdaad, rechtszaak en die paar interviews met de dader, wat valt er dan nog aan toe te voegen?
Maar goed, “een podium geven” wil doorgaans zeggen dat iemand kans krijgt zijn/haar gedachtengoed te openbaren. Daar valt alleen wat over te zeggen als het ook openbaar komt. Waar dan weer op gereageerd kan worden.
Zolang het in het nieuws blijft bestaat dan de kans dat de “mens achter de dader” aan sympathie wint en, in het ergste geval, navolgers krijgt. Overigens is dat t.a.v. de meeste misdaden nog nooit bewezen.
Het is logisch dat een crimineel zal zeggen dat als hij zijn straf heeft uitgezeten het hem vrij staat om te doen wat ieder ander vrij mens mag doen.
Het is duidelijk dat veel journalisten in die redenering mee gaan.
Daarmee vermengen ze twee werelden die gescheiden beoordeeld moeten worden. De ene is die van de rechtspraak, waarin we regels hebben afgesproken om om te gaan met mensen die de regels van de maatschappij overtreden. De ander is echter de moraliteit zelf. Waarmee ik wil aangeven dat het niet zo is dat wanneer een misdadiger zijn straf heeft uitgezeten hij ook moreel gezuiverd is. Dat is iets dat in eerste plaats tussen hem en zijn geweten zich afspeelt natuurlijk. Tegelijk kan iedereen aan iemands daden wel herkennen of een misdadiger ook gewerkt heeft aan het moreel zuiveren van zijn naam.
Maatschappelijk mag de naam van een crimineel misschien gezuiverd zijn nadat hij zijn straf heeft uitgezeten.
Moreel zal hij nog altijd met zijn geweten in het reine moeten komen, wat hij zou kunnen doen door bijvoorbeeld zijn wandaden in de ogen van de slachtoffers te herstellen, of door een goed maatschappelijk werk te doen.
De ellende die Holleder de familie Heineken en Doderer heeft aangedaan is hem misschien vergeven door zijn slachtoffers, dat maakt nog niet dat die vergeten is. Wat zou kunnen gebeuren als hij er iets tegenover zou zetten.
Dat geldt mutatis mutandis ook voor Akyol.
Dat journalisten niet langer op het scherpst van de snede dergelijke morele kwesties durven aan te kaarten zegt nogal wat over de staat van de journalistiek.
Maatschappelijk mag de naam van een crimineel misschien gezuiverd zijn nadat hij zijn straf heeft uitgezeten.
Alleen juridisch is zijn naam gezuiverd, maatschappelijk juist niet. In de eerste plaats omdat hij letterlijk een slechte naam heeft (reputatie), maar ook omdat hij een gat in zijn cv heeft die hij uit moet leggen aan een potentiële werkgever. En als die werkgever een verklaring omtrent gedrag (VOG) eist komt hij ook niet ver. Verder zal hij nog schulden hebben aan teruggevorderde buit en schadevergoedingen aan slachtoffers. Geld dat hij liever probeert te houden.
Een crimineel is na zijn straf nog lang niet vrij.
@6: je hebt gelijk. Het staat er niet goed, maar ik doelde eigenlijk op de opmerking van Akyol die volgens mij goed weergeeft hoe er in het algemeen over misdaden wordt gedacht: als de straf er op zit, is de rekening met de maatschappij vereffend.
Ik ben het daar ook niet mee eens. Los van dat het feitelijk niet klopt.
Het punt is dat als juist hierop, de noodzaak van het vereffenen van de maatschappelijke schuld, geen aandacht wordt gevestigd door bijvoorbeeld, of misschien wel in de eerste plaats journalisten, het beeld dat de crimineel die zijn straf heeft uitgezeten van zichzelf wil neerzetten, weer in het reine te zijn, onweersproken blijft. Dan wordt de crimineel ook een podium geboden. Een voorbeeld hiervan is wat mij betreft de college tour waar Holleder in plaats nam en waarin te weinig ruimte was voor gewetensvragen of een moreel of ethisch commentaar.