Twintig jaar geleden diende de toenmalige minister van Justitie Piet Hein Donner (CDA) een wetsontwerp in voor het strafbaarstellen van het verheerlijken van terrorisme. Na vele kritische reacties, met name ook uit de juridische hoek verdween het voorstel van tafel. In 2008 schreef Donner’s opvolger Hirsch Ballin (CDA): “Uit adviezen is gebleken dat het draagvlak voor strafbaarstelling van “apologie” in de rechtspraktijk niet groot is en dat het lastig is eventuele strafbaarstelling zodanig vorm te geven dat deze voldoende precies is zowel voor de rechtsgenoten als voor de rechtspraktijk, EVRM-proof is, voldoet aan de legaliteitsvereiste en ook nog relevante toegevoegde waarde heeft.” Het was -anders gezegd- niet meer dan symboliek in een tijd waarin politici met voorstellen voor terrorismebestrijding goede sier wilden maken.
Ook op zoek naar een punt om te scoren haalde CDA-fractievoorzitter Sybrand Buma in 2014 het oud idee van partijgenoot en voormalig minister Donner weer van stal: verbied het verheerlijken van geweld. Hij kreeg er weinig steun voor, ook niet van VVD-minister Opstelten, doorgaans een hardliner op dit punt. Die vond dat de Nederlandse wet al voldoende mogelijkheden heeft om opruiing en haatzaaien aan te pakken.
Meer dan tien jaar later komt demissionair VVD-minister van Justitie David van Weel nu opnieuw met een vergelijkbaar wetsontwerp tegen terrorismeverheerlijking. De internetconsultatie over het ontwerp leverde 8500 reacties op. Critici vrezen dat het plan naar het voorbeeld van Duitsland en het Verenigd Koninkrijk gebruikt kan worden om vreedzame demonstranten op te pakken. Daarbij wordt gedacht aan demonstranten tegen Israël die leuzen roepen die geassocieerd zouden kunnen worden met Hamas. En Hamas is officieel een terroristische organisatie. De wet is buitengewoon vaag over welke uitspraken er precies onder vallen. Wat is verheerlijken? En wanneer mag een organisatie terroristisch genoemd worden? Ook wanneer je niet aanzet tot haat of geweld, kun je onder deze strafbaarstelling vallen. De straf kan oplopen tot drie jaar gevangenis of een geldboete.
De Raad voor de Rechtspraak, indertijd ook een van de critici van Donners plannen, adviseert de minister het ontwerp op een aantal punten te verduidelijken en aan te passen. De Raad constateert allereerst dat, zoals ook in de toelichting staat, ‘dat de voorgestelde strafbepalingen grotendeels overlappen met reeds bestaande strafbepalingen, zoals opruiing (artikel 131 Sr), groepsbelediging (artikel 137c Sr), haatzaaien (artikel 137d Sr) of het voortzetten van de werkzaamheid van verboden organisaties (artikel 140 lid 2 Sr)’. Waarom moet daar nog iets aan toegevoegd worden? ‘Dat levert een beperking op van de vrijheid van meningsuiting’. En die is, zoals Hirsch Ballin al schreef, mogelijk in strijd met het EHRM, het Europees Handvest voor de Rechten van de Mens. De Raad vindt dat de minister niet voldoende duidelijk maakt hoe voorkomen kan worden dat een beroep op het EHRM de strtafbaarstelling eenvoudig onderuit kan halen. Zoals het er nu staat, schrijft de Raad kan ‘het tonen van een vlag, bericht of beeld, ook als dat niet opruit, beledigt of aanzet tot haat, al als een steunbetuiging worden geduid’. En dat betekent een verregaande inperking van de uitingsvrijheid. Ook de omschrijving van het ’terroristisch misdrijf’, dat niet verheerlijkt mag worden, moet volgens de Raad concreter worden ingevuld.
Huiswerk voor Van Weel, die, gezien de huidige situatie van het ingekrompen demissionaire kabinet, wel wat anders aan zijn hoofd zal hebben. De kans dat zijn plan ooit wet wordt moet niet al te hoog worden ingeschat. Van Weel’s morrelen aan de demonstratievrijheid is net als in het geval van zijn voorgangers Donner en Buma vooral symboliek. Of dát ooit verdwijnt valt te betwijfelen.
[overgenomen van Free Flow of Information]