RECENSIE - Elk jaar reizen duizenden toeristen in Israël van Megiddo naar Tiberias, dwars door Galilea. Vanuit de busramen zien ze eerst de slagvelden van Toetmozes III, Debora en Barak, Napoleon en Allenby, alvorens aan te komen bij Golani Junction, dat is vernoemd naar een Joodse brigade die hier actief was in 1948. Van een afstandje zien de toeristen dan de Hoorns van Hattin, waar in juli 1187 de Koerdische sultan Saladin het leger vernietigde van het Kruisvaarderskoninkrijk Jeruzalem.
Deze veldslag vormt slechts een van de onderwerpen in Hattin, het korte boek van de Britse medievist John France over de Kruistochten. Het kan alleen worden getypeerd als een krachttoer: ik was verbaasd hoeveel informatie een schrijver in 168 pagina’s kan persen. Zo noemt France de etnische spanningen binnen de Fatimidische legers, een onderwerp dat weinig met het eigenlijke betoog heeft te maken maar dat de lezer desondanks niet stoort. Ondanks de hoge informatiedichtheid blijft Frances boek prettig leesbaar.
In het eerste hoofdstuk leren we hoe het christendom de islam was gaan zien als opponent. France beschrijft de ontwikkeling die ertoe leidde dat “salvation through slaughter” denkbaar werd en gaat in op de specifieke gebeurtenissen die vooraf gingen aan de Eerste Kruistocht, zoals de dood van de Seljukische vorst Malik Shah en de uitnodiging die de Byzantijnse keizer Alexius richtte aan westerse huurlingen.
Ik vond het volgende hoofdstuk, “Crusade and Jihad”, het beste uit het boek. In wezen biedt dit het verhaal van de eerste twee Kruistochten en de opkomst van Saladin, die door France wordt geplaatst in een wijdere, geopolitieke context. Dat verhaal is even complex als verhelderend en bereidt de lezer voor op het volgende hoofdstuk. “The battle of Hattin” biedt meer dan de titel suggereert: het gaat ook in op de interne spanningen binnen het Koninkrijk Jeruzalem, veroorzaakt door de melaatsheid van koning Boudewijn IV, en de uitdagingen waarmee Saladin werd geconfronteerd, zoals het feit dat hij was verwikkeld in oorlogen met Aleppo en Mosul.
Als usurpator kon Saladin bovendien alleen op zijn leger vertrouwen zolang hij succes boekte, en hij bleek opvallend kwetsbaar toen Reinoud van Châtillon, een vazal van Boudewijn, zich schuldig maakte aan piraterij op de Rode Zee. Als hij ook de heilige plaatsen van de islam zou plunderen, lag Saladins reputatie als beschermer van Mekka en Medina aan gruizels. Zo werd de oorlog onvermijdelijk die culmineerde in de slag bij Hattin. France besteedt tien pagina’s aan het eigenlijke gevecht.
Het vierde hoofdstuk behandelt de nasleep: de val van Jeruzalem en een half dozijn andere steden, de wijze waarop de christelijke leiders hun eigen mensen verrieden, de tegenaanval van de Derde Kruistocht, en de herovering van Jeruzalem in 1229 door Frederik II.
Hattin … was an immensely important battle with repercussions across the whole Mediterranean and beyond … but it was not decisive.
Saladin had immers de havens van de Kruisvaarders nooit weten te veroveren, zodat de West-Europese tegenaanval mogelijk bleef. Arabische auteurs beschouwden Hattin als een verspilde overwinning.
***
Eén aspect van de Kruistochten – France gaat er in het slothoofdstuk op in – is het standaardportret van Saladin in de westerse wereld: een ridderlijke, edele heerser. Dat is bepaald anders dan wat valt te lezen in de toenmalige bronnen, waarin Saladin tot op het bot wordt gehaat. De Carmina Burana presenteren hem als de leider van niet minder dan zevenentwintig woeste volken en vergelijken hem met de apocalyptische koning Gog van Magog. Morgen meer hierover in “Kunst op Zondag”.
In de dertiende eeuw veranderde het beeld. De christelijke leiders in het Heilig Land waren diplomatieke banden aangegaan met de veroveraar van Jeruzalem. Om dat te rechtvaardigen, kon hij niet langer gelden als de antichrist. Dat was het begin van een traditie waarin Saladin vol bewondering werd getypeerd en die in de negentiende eeuw een grootse vlucht kreeg.
Eén recenter voorbeeld is dat keizer Wilhelm II in Damascus een nieuwe tombe liet maken voor de islamitische strijder – een aanbod dat de Syriërs beleefd aanvaardden, zonder de bestaande sarcofaag op te geven, weshalve Saladin nu twee graven heeft. Nog recenter zijn de geïdealiseerde Saladins in het computerspel Age of Empires II en in de film Kingdom of Heaven. Tegelijk werd de man die de overwinning verspilde geheel vergeten in de wereld van de soennitische islam, terwijl sji’itische moslims zich Saladins harde optreden tegen hun geloofsgenoten herinneren.
Maar als “Hattin” niets besliste, zo vraag je je af, waarom dan alwéér een boek of dat gevecht en zijn overwinnaar? France meent dat juist de voortdurende her-verbeelding belangrijk is: Hattin en Saladin kunnen alles betekenen.
In de negentiende eeuw, toen het Arabische nationalisme ontstond, werd Saladins unificatie van het Midden-Oosten beschouwd als een prachtig voorbeeld van de grootse dingen die Arabieren kunnen doen (zelfs al was Saladin een Koerd). Dit was ook de tijd waarin de Ottomaanse sultan het islamitische karakter van zijn rijk begon te benadrukken en daartoe had ook hij rolmodellen nodig, zoals de jihadische Saladin. Een derde groep die in Hattin was geïnteresseerd, bestond uit degenen die zich verzetten tegen de westerse imperialisten: zoals de Kruisvaarders waren verslagen, zouden ook de Britten en Fransen worden verdreven.
Zo ook in de twintigste eeuw. Van Nasser tot Bin Laden zijn “Hattin” en “Saladin” steno voor anti-westers verzet. Het is wat ironisch dat Arabische nationalisten, Ottomaanse moslims en anti-imperialisten hun Saladin baseerden op de westerse lofzangen.
***
Hattin is een uitstekend boek, goed geschreven en bomvol informatie. Frances pakt het allemaal zakelijk aan: hij concentreert zich op de feiten en onthoudt zich van charmante anekdotes en citaten uit de bronnen. Hij typeert de christenen niet als de enige helden en de moslims niet als de enige schoften, maar keert het ook niet om door de Kruisvaarders te typeren als westerse barbaren. In plaats daarvan wijst hij voortdurend op de complexiteiten en de talloze samenwerkingen tussen de zijden die geacht werden vijanden te zijn. Dat is prettig en goed, maar je kunt het nauwelijks een nieuw perspectief noemen.
Wellicht was dat waarom ik me uiteindelijk ietwat teleurgesteld voelde. Het verhaal van de Kruistochten en de wijze waarop die worden gebruikt in het eigentijdse politieke debat zijn al vaker beschreven en Frances nadruk op de complexiteit van de regio is geen baanbrekende innovatie. Los daarvan kenmerkt Hattin zich door een traditionele, positivistische aanpak: France vertelt na wat de in de bronnen staat en biedt zijn eigen, overtuigende interpretatie. Dat is op zichzelf een respectabele wijze om met het verleden om te te gaan.
Maar toch. De waarde van oude en middeleeuwse geschiedenis is dat ze hun beoefenaren dwingen onder ogen te zien dat ze op een overdonderende wijze te weinig informatie hebben. De samenleving was destijds immers grotendeels ongeletterd en de grote paradox van de voorindustriële tijd is dat de gegevens die we kunnen ontlenen aan de weinige bronnen, atypisch zijn en met wantrouwen dienen te worden bejegend, juist omdat ze zijn opgeschreven. Een historicus moet zich voortdurend afvragen waarom iemand besloot deze of gene informatie toe te vertrouwen aan het perkament.
Niet zelden kunnen we meer zeggen over de agenda van een middeleeuwse chroniqueur dan over de feiten die hij probeert ver te dragen. Eén van de weinige in Hattin geciteerde bronnen is de beroemde opmerking van Raymond d’Aguilers dat de Kruisridders bij de inname van Jeruzalem tot aan hun knieën en teugels door het bloed reden – niet iets wat echt gebeuren kon, maar een verwijzing naar de Openbaring van Johannes (“bloed stroomde eruit tot aan de teugels van de paarden”; bron). Zo’n opmerking zegt meer over degene die de gebeurtenissen optekende dan over de opgetekende gebeurtenissen. Raymond heeft iets over de inname van Jeruzalem te zeggen, maar we moeten eerst zijn apocalyptische kader weghalen voor we de feiten kunnen proberen te zien. Het lezen van Raymond is zo een oefening in het overdragen van feiten van de ene naar de andere cultuur.
De waarde van middeleeuwse geschiedenis is niet alleen dat je wat feiten leert kennen over het verleden, maar dat je leert tekortschietende informatie te evalueren. Het gaat niet om kennis maar om een vaardigheid. Omdat de Kruistochten zijn uitgegroeid tot zo’n krachtig politiek symbool, zou het goed zijn geweest om te tonen hoe verschrikkelijk “zacht” de door ons gekende feiten eigenlijk zijn. Persoonlijk denk ik dat dit een betere benadering zou zijn geweest, maar dat wil niet zeggen dat France het verkeerd doet door het vanuit een andere hoek te benaderen. Hij had in Hattin slechts 168 bladzijden en die heeft hij uitstekend benut.
Reacties (1)
Oké nu was de +knop wel handig geweest.