Een jeugd in armoede is geen voorportaal voor een leven in gebrek later. Kinderen kunnen hun armoede materieel ontgroeien via goede onderwijs-, gezondheidszorg- en werkvoorzieningen. Maar armoede onder kinderen moet aandacht blijven krijgen, zegt onderzoeker Maurice Guiaux van het SCP.
Aan de hand van objectieve inkomensgegevens van 25 jaar geleden en van nu hebben wij bepaald in hoeverre armoede van generatie op generatie wordt overgedragen. Deze gegevens waren afkomstig van het CBS (57.000 personen). Vervolgens hebben we met een deel van deze mensen, 996 personen van 32 tot 36 jaar oud, teruggekeken op de afgelopen 25 jaar van hun leven. We hebben de respondenten in interviews gevraagd naar de vormen van sociale uitsluiting die zij tijdens hun jeugd hebben ondervonden en naar hun mogelijke verklaringen daarvoor: thuissituatie, opvoeding, gezondheid, opleiding en arbeidsmarktpositie. De aldus verkregen, subjectieve informatie hebben we vervolgens gekoppeld aan objectieve inkomensgegevens. Een derde van de ondervraagden groeide op in armoede en twee derde niet.
Uit ons onderzoek blijkt dat de meerderheid van de arme kinderen (93 procent) de armoede ontgroeit. Van de groep 0-17-jarigen die in 1985 arm was, bleek amper 7 procent in 2008 nog altijd arm. Dat slechts een kleine groep arme kinderen voorbestemd was tot armoede op latere leeftijd sluit aan bij bevindingen uit eerder onderzoek van het SCP en het CBS. Daaruit kwam naar voren dat een klein deel van de bevolking langdurig arm is, en dat de jaarlijkse in- en uitstroom uit armoede groot is. Rond 2 procent van de bevolking leeft gedurende een periode langer dan drie jaar in armoede.
Van de groep 0-17-jarigen die in 1985 nìet in armoede opgroeide was 4 procent in 2008 tot armoede vervallen. De kans dat een jeugd in armoede leidt tot armoede op volwassen leeftijd is met andere woorden bijna twee keer zo groot. En neemt toe naarmate de armoede indertijd langer heeft geduurd. De respondenten die als kind in de twee meetjaren (1985 èn 1989) arm waren, zijn als volwassenen vaker (15 procent) arm dan degenen die uitsluitend in 1985 (9%) onder de armoedegrens zaten.
Behalve dat ze een groter risico lopen op armoede als volwassene, ondervinden arme kinderen gedurende hun leven ook andere gevolgen van de armoede in hun jeugd. Zo hebben arme kinderen vaker dan welvarender leeftijdsgenoten te kampen met materiële tekorten en achterblijvende sociale participatie. Bij arme kinderen thuis was niet alleen weinig geld, het gezin ging ook niet op vakantie en het kind had geen eigen slaapkamer, fiets of sportkleding. Door deze tekorten namen arme kinderen gedurende hun jeugd minder deel aan allerlei sociale activiteiten, waren ze minder vaak lid van een sport- of vrijetijdsvereniging en speelden ze weinig bij klasgenootjes. Ook waren arme kinderen vaker ongezond.
Opleiding speelt sleutelrol
Het onderzoek wijst uit dat arme kinderen door gezondheidsproblemen en lagere sociale participatie vaak op een lager opleidingsniveau uitkomen. En dat dit gebrek aan opleiding een sleutelrol speelt bij armoede en sociale uitsluiting op latere leeftijd. Dat opleiding een sleutelrol speelt begint al bij de vader. Als hij een lagere opleiding had gevolgd was de kans op armoede toen groter en is ook de opleiding van zijn kinderen vaak lager. Hierdoor vertoont de latere loopbaan van de kinderen een grillige ontwikkeling. In veel gevallen hebben zij minder vaak een vaste baan en gemiddeld een lager inkomen uit werk.
Kinderen met gezondheidsproblemen blijken ook als volwassene vaker ongezond te zijn en vaker afhankelijk van een uitkering. Opgroeien in armoede heeft kortom meer gevolgen dan alleen een verhoogde kans op armoede en sociale uitsluiting als volwassene. De opbouw van sociaaleconomische hulpbronnen (opleiding en werk) blijft achter en de kans op een slechtere gezondheidstoestand is groter.
Blijvende aandacht voor armoede bij kinderen is nodig
Dat armoede in de jeugd meestal niet leidt tot armoede en sociale uitsluiting op latere leeftijd, kan duiden op individuele veerkracht van de kinderen, maar is waarschijnlijk ook te danken aan goede onderwijs-, werk- en gezondheidsvoorzieningen. Die constatering neemt niet weg dat in het beleid blijvend aandacht moet worden besteed aan armoede bij kinderen. Daarmee is overigens niet gezegd dat armoede op volwassen leeftijd altijd kan worden voorkomen. Immers, ook kinderen die welvarend zijn opgegroeid, kunnen later tot armoede vervallen. Er zijn nu eenmaal meerdere factoren die een rol spelen bij het ontstaan en voortduren van armoede. Er is niet één ‘knop’ om armoede te voorkomen.
Maurice Guiaux is verbonden aan de onderzoeksgroep Arbeid, Inkomen & Sociale Zekerheid van het SociaalCultureel Planbureau.Het rapport ‘Voorbestemd tot achterstand’ is op 30 augustus gepresenteerd en is hier te downloaden.
Lees ook meer bij Sociale Vraagstukken.
Reacties (16)
Een nuttig, duidelijk en niet zo’n verrassend overzicht.
Een onderzoek in België, Engeland, Frankrijk etc. zou wel generaties van armoelijders aanwijzen. We hebben geluk gehad. Of was het goed regeringsbeleid ?
“Aan de hand van objectieve inkomensgegevens van 25 jaar geleden en van nu hebben wij bepaald in hoeverre armoede van generatie op generatie wordt overgedragen. Deze gegevens waren afkomstig van het CBS (57.000 personen).”
Omdat het de afgelopen 25 jaar zo was wil dat niet zeggen dat het de komende 25 jaar ook gebeurt.
“Dat armoede in de jeugd meestal niet leidt tot armoede en sociale uitsluiting op latere leeftijd, kan duiden op individuele veerkracht van de kinderen, maar is waarschijnlijk ook te danken aan goede onderwijs-, werk- en gezondheidsvoorzieningen“.
‘kan duiden’ en ‘is waarschijnlijk’, dat denk ik ook, maar ik zie die constatering door sommigen al neergesabeld wegens gebrek aan harde onderbouwing.
Is een onderzoek onder 1,75% van de 57.000 ‘armen’ relevant genoeg? Er zouden hier ongeveer 18.000 daklozen zijn. In Den Haag zijn er ongeveer 2000 en van hen weet ik dat er maar een enkeling uit die armoede weet te ontsnappen.
@2
Daarom is blijvende aandacht nodig staat er.
Aandacht maar geen actie lost niets op, dat is wat het huidige kabinet doet. En de grotere gemeenten afdwingt/probeert af te dwingen, want die moeten bezuinigen op doeltreffend beleid.
Zoals Marcel van Dam zegt: extra politie-agenten door de achterstandswijken laten lopen hoeft niet per sé bevorderlijk te zijn, je hebt namelijk als burger eerder een boete voor het kleinste vergrijp.
Hoe is armoede gedefinieerd. Als het, zoals ik vermoed, gaat over het aantal gezinnen onder de lage inkomensgrens is het resultaat niet zo verrassend. Vanwege economische groei zitten er steeds minder mensen onder de (vaste) lage inkomensgrens.
@5
Maar waarom de nadruk op het negatieve?
“De kans dat een jeugd in armoede leidt tot armoede op volwassen leeftijd is met andere woorden bijna twee keer zo groot. En neemt toe naarmate de armoede indertijd langer heeft geduurd. De respondenten die als kind in de twee meetjaren (1985 èn 1989) arm waren, zijn als volwassenen vaker (15 procent) arm dan degenen die uitsluitend in 1985 (9%) onder de armoedegrens zaten”
Eh ja…. Dat kinderen, die maar een deel van hun jeugd in armoede geleefd hebben, later meer kans hebben niet in armoede te leven, is een open deur, die ik ook zonder onderzoek wel in had durven trappen. Ik ben echter wel benieuwd, welke van de arme kinderen rijk zijn geworden tijdens hun leven, of andersom, hoe veel van de rijke kinderen arm zijn geworden tijdens hun leven.
Armoede is een abstract sociaal probleem. De onvrede, die blijvende armoede oproept, is een reëel probleem.
Verder is het onderzoek wel nuttig, omdat het eens te meer aan toont, dat mensen, die hun hele jeugd in armoede opgroeien, nauwelijks kans hebben uit die armoedeval te ontsnappen. Niet omdat het onmogelijk is aan de armoede te ontsnappen, maar omdat zij geen gelijke kansen hebben om normaal niet-armoedig leven te leiden.
@7. Nadruk op het negatieve? Ik hou niet verkeerde voorstelling van zaken. “Blijvende aandacht” … dat politici en beleidsmakers een probleem benoemen is nog niet het oplossen. Juist voor de minima en hun problemen is aandacht vaak iets wat negatief uitpakt naar stigmatisering als half-crimineel, slechte normen en waarden en profiteurs. Het is niet zo dat de minima tegenover de hardwerkende burger staat zoals getracht wordt. De werkende minima werken vaak keihard voor hun paar centjes.
‘Met andere woorden: armoede in Nederland anno 2011 is niet vast te stellen aan de hand van normen uit het verleden of die van een ander land.’
Maar dan heeft zo’n onderzoek over langere periode weinig zin, omdat er geen constante in je onderzoek zit.
Mooi zo, nu alle aandacht naar onderwijs, het enige dat arme mensen welvarend kan maken
@3: “Is een onderzoek onder 1,75% van de 57.000 ‘armen’ relevant genoeg?”
Wat een vage vraag is dat. Wat bedoel je er eigenlijk mee?
@12: Ik vraag dat, omdat er volgens mij in een steekproef een minimum aantal mensen nodig zijn, om representatief genoeg te zijn voor de hele groep. Ik weet alleen niet hoeveel dat dan is.
Verder voegde ik het voorbeeld van de dak- en thuislozen toe (18.000 is 31,6% van de 57.000) waar de door het SCP opgelaten vlieger niet voor opgaat.
Ik wil dus meer weten over hoe de vork in de steel zit.
@13: “Ik vraag dat, omdat er volgens mij in een steekproef een minimum aantal mensen nodig zijn, om representatief genoeg te zijn voor de hele groep. “
Helaas, klepel en klok.
18.000 is 31,6% van de 57.000
Hoe weet jij dat de dak- en thuislozen als kind arm waren en dat dus die 18.000 afkomstig zijn uit de 57.000?
Ik vraag dat, omdat er volgens mij in een steekproef een minimum aantal mensen nodig zijn, om representatief genoeg te zijn voor de hele groep. Ik weet alleen niet hoeveel dat dan is.
Dat is statistical power en sampling theorie in een zin, dat is lastig. Het aantal mensen (dat minimum) moet ook dezelfde samenstelling hebben als de totale populatie – bewijzen dat je daaraan voldoet is niet eenvoudig.
eens met Bismarck
@14: leel en klok: Juist, daarom vroeg ik ernaar om bijgelkucht te worden. Op Sargasso kan je wel vakere door reacteurs geholpen woerden om kennis bij te spijkeren. Het ziet er nu naar uit dat ik het zelf moet uitzoeken, want nu weet ik nog niet of het waar is over dat antal en zo ja, hoeveel dat moet zijn.
Over de dak-enthuislozen. Dat weet ik niet, dat denk ik omdat in het atikel staat dat er van CBS 57.000 armen zijn geplukt. Alle dak- en thuislozen zijn armen. Vorig jaar waren dar er 18.000. Ik ben in mijn werk met deze mensen (ruim 12 jaar) maar een heel enkele keer iemand tegen gekomen die geen “arme” jeugd had en ook maar zelden iemand gezien die uit de armoede wist te ontsnappen.