COLUMN - Vorige week wees Marc van Oostendorp er in zijn column over taalproevers op dat de betekenis van woorden niet altijd eenduidig is. Dat breekt met name de juristen op die als geen ander precies willen zijn in hun taalgebruik. Je kunt de betekenis van een woord natuurlijk opzoeken in een woordenboek. Maar dat geeft niet altijd uitsluitsel. ‘Het is nu juist een kenmerk van menselijke taal dat woorden altijd een wat vage betekenis hebben, waarvan de betekenis inderdaad eigenlijk grotendeels op een geheimzinnige manier door de context wordt bepaald.’ Dat geeft te denken.
Tot die context moeten we volgens mij ook de omstandigheden, de achtergrond en de cultuur van de taalgebruikers rekenen. Generatieverschillen leveren bijvoorbeeld verschillen op in taalgebruik. Taal is een levend ding en verandert in de loop van de tijd. Woordenboeken lopen in dat opzicht altijd achter. Allemaal redenen om de betekenis van woorden niet altijd als een absoluut gegeven op te vatten. Natuurlijk, een stoel is een stoel. Maar wat is een fascist? De betekenis die de een aan een woord hecht kan nogal verschillen van die van een ander. Lastig voor de onderlinge communicatie, maar bovenal buitengewoon ongemakkelijk voor een rechter die een uitspraak moet doen in zaken waar juist de woorden tellen: smaad, belediging, discriminatie, bedreiging.
Welke woorden in de rechtspraak als grensoverschrijdend worden beschouwd hangt af van de context en de individuele en maatschappelijke impact ervan. In het publieke debat ligt dat doorgaans allemaal wat eenvoudiger. Dat kan dan ook al snel vastlopen op een dispuut over ‘foute’ woorden. Fout in de betekenis die de veroordelende partij er aan geeft.
Het verschillende gewicht van fout
De kwaliteit van het debat zou kunnen winnen bij het besef van de ambiguïteit van woorden en van de verschillende lading die mensen er aan geven. Een simpele regel is wat mij betreft dat je het gebruik van woorden van een ander niet uitsluitend beoordeelt aan hand van de betekenis die je er zelf op een bepaald moment aan geeft. En dat je ook rekening houdt met de context waarin woorden worden gebruikt inclusief de interpretatie van de gebruiker. Niet alles is fout omdat jij het fout vindt. Het verabsoluteren van de eigen invulling van woorden is een bron van ruzie en verstoorde relaties. Dat kan soms de bedoeling zijn: haatdragende uitingen, scheldpartijen, hebben per definitie een eenzijdig bepaalde betekenis. En daarmee kun je ook grenzen overschrijden. Voetbalhooligans die over de rug van holocaustslachtoffers de tegenpartij willen provoceren met pijnlijke leuzen over Joden moeten strafrechtelijk worden vervolgd.
Maar los van dit extreme voorbeeld van ongevoeligheid lijkt mij begrip voor de context van het woordgebruik en de verschillen die daaruit kunnen voortkomen altijd bevorderlijk voor een ontspannen communicatie. Het voorkomt de giftige polarisatie die het publieke debat nu regelmatig verstoort.
[overgenomen van Free Flow of Communication]
Reacties (3)
Daar zit natuurlijk ook een andere kant aan. Iemand kan een woord vervelend of zelfs kwetsend vinden terwijl jij dat niet zo ziet. En daar mag je best rekening mee houden, als die ander dat laat weten. Waarom zou je op iemands tenen gaan staan als je dat makkelijk kunt vermijden?
Ik kan met niet aan de indruk onttrekken dat jij de verantwoordelijkheid helemaal neerlegt bij de ‘veroordelende partij’. Alleen die woordkeus al. Terwijl die partijen in heel veel gevallen zijn begonnen met heel rustig en beleefd te wijzen op redenen waarom zijn bepaalde woorden onprettig vinden. Daar is helemaal niks mis mee. En volgens mij is het gewoon een kenmerk van beschaving om rekening te houden met gevoeligheden van anderen. Zolang die niet onredelijk zijn, tenminste.
De botte weigering van een deel van de bevolking om rekening te houden met zulke gevoeligheden draagt net zo goed bij aan de giftige polarisatie. Of eigenlijk nog meer, als je het mij vraagt. Omdat ze continu op zoek zijn naar incidentjes van overgevoeligheid, om die op te blazen. Als je alleen maar naar de ‘veroordelende partij’ wijst, schaar je je aan de kant van de horken. Of dat nu je bedoeling is of niet.
Het probleem is dat er zo’n beetje altijd wel iemand is die zich gekwetst zal voelen, ook al doe je nog zo je best om rekening te houden met elkaar.
Soms zijn die gekwetste gevoelens op zich legitiem, maar is de oorzaak simpelweg zo specifiek (of dusdanig ingewikkeld) dat het onmogelijk is voor de rest om er op een betekenisvolle manier rekening mee te houden.
En soms worden die gekwetste gevoelens veroorzaakt door extreem lange tenen, of simpelweg een compleet onbegrip voor de context van de ander (e.g. bepaalde Amerikanen die klagen over het Spaanse woord voor zwart bij een potloodfabrikant, omdat het concept van vreemde talen hen volledig onbekend is.)
Uiteindelijk moet communicatie van twee kanten komen, en zullen beide kanten de moeite moeten doen om de context van de ander te begrijpen. Zowel de hork als de ‘veroordelende partij’ zullen daar wat moeite in moeten steken, en jammer genoeg doen ze dat vaak geen van beide, en daar schiet niemand wat mee op
Het was ook niet mijn bedoeling om dat tegen te spreken. Maar ik vond dat die kant van het probleem al genoeg aan bod kwam in het stuk van Jos. En dat de andere kant er wat bekaaid vanaf kwam. Dus die wilde ik ook even noemen.
Overigens denk ik dat de meeste mensen best bereid zijn om rekening te houden met elkaars gevoeligheden én met onhandigheden om daar mee om te gaan. Maar weet de kleine groep die dat niet kan of wil steeds weer de aandacht op zich te vestigen. En degenen die dat doen krijgen het vaak voor elkaar om zowel hork als sneeuwvlokje te zijn. Zoals de types die vinden dat zij alles mogen zeggen, maar enorm in hun wiek geschoten zijn als ze wit worden genoemd in plaats van blank.