COLUMN - Je kunt beter klein zijn dan groot. Als je klein bent, maak je vrienden. Dat leerde ik deze week van mijn nieuwe minicursist in de pre-inburgering.
De schoolvakanties zijn begonnen, maar de pre-inburgering loopt de hele zomer door. Bij gebrek aan kinderopvang willen vluchtelingen hun kind dan nog wel eens meenemen naar de Nederlandse les. Zo maakte ik vrijdag kennis met de zesjarige Kabitan.
Kabitans moeder spreekt nog bijna geen Nederlands. Zij is aangewezen op haar moedertaal Tigrinya. Best wel lastig in een groep waar mensen alleen Nederlands, Arabisch of Farsi spreken, en soms een beetje Engels. Maar haar zoontje Kabitan is nog klein en hij zit op een gewone Nederlandse school. In de korte tijd dat hij hier is, heeft hij al heel goed Nederlands leren spreken. Onderweg naar Nederland leerde hij bovendien een beetje Arabisch.
Tijdens de les kletste Kabitan dan ook honderduit. Zijn moeder, die meestal nogal stil is, fleurde helemaal op met haar vrolijke spring‑in‑‘t‑veld in de buurt. Ineens waren zij en haar kind het middelpunt van de belangstelling.
Kabitan fladderde van de een naar de ander. Toen hij eindelijk ging zitten, nam hij het woord. Tegen de meesten van ons zei hij: ‘Jij bent klein.’ Daarna zei hij: ‘Ik ben groot.’ ‘Jij bent ook groot,’ zei hij tegen één cursist. Ik keek ernaar met verwondering. Waarom deelde hij iedereen in? Wat betekende dat voor hem? Het heeft vast iets met status te maken, ging het door mijn hoofd, hij zal zijn aandacht nu wel richten op die ene grote cursist.
Kabitan bleef echter zitten waar hij zat, naast de ‘kleine’ Samad, en begon met hem te praten. Na een tijdje vroeg Samad: ‘Waarom zit je eigenlijk naast mij? Moet je niet daar gaan zitten, bij je grote vriend?’ ‘Nee,’ schudde Kabitan.
We gingen verder met de les. Voor Kabitans moeder had ik het prachtige alfabetiseringsprogramma DigLin gevonden. Dit online programma is ontwikkeld door de Radboud Universiteit in samenwerking met het Friesland College. Met maar heel weinig instructie kan iemand die niet kan lezen en schrijven er direct zelfstandig mee aan het werk.
Op het computerscherm wordt een woord getoond. De cursist kan luisteren hoe je het woord en de afzonderlijke letters uitspreekt en krijgt een plaatje te zien wat het woord betekent. Zonder uitleg leer je daardoor om de gesproken vorm, de geschreven vorm en de betekenis van een woord aan elkaar te koppelen. De woorden die je zo leert, zijn woorden die veel gebruikt worden in het Nederlands en die heel bruikbaar zijn in het dagelijks leven. Al snel vroeg Kabitan: ‘Mag ik ook meedoen?’ Ik zette hen samen aan het werk met elk een eigen oortje.
In de pauze zat Kabitan op de speelplaats op de schommel. Al snel riep hij: ‘Samad, Samad, kom hier!’ Hij wees op de schommel naast hem. Nadat Samad was gaan zitten, legde Kabitan hem uit hoe een schommel werkt. Daarna sprong hij van de schommel, ging achter Samad staan en begon hem te duwen. Je kunt beter klein zijn dan groot als je vrienden wil worden met een zesjarig kind.
Aan het einde van de les kwam Kabitans moeder naar me toe. ‘Kunt u het programma op mijn telefoon zetten? Dan kan ik er thuis ook mee oefenen.’
Reacties (4)
Mooi verhaal. Begrip voor elkaar ontstaat makkelijker van klein naar groot dan omgekeerd. Inductie versus deductie zelfs misschien.
Met genoegen gelezen!
Ja, leuk onderwerp. Ik hoop dat je vaker zulke belevenissen met ons wilt delen. Het is een wereldje waar ik zelden mee te maken krijg.
Mooi, dankjewel.