Sociale Vraagstukken

297 Artikelen
Achtergrond: Jay Huang (cc)
Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Naar een kritisch nationalisme

Nationalisme heeft een slechte naam gekregen. Ten onrechte. Want er is ook een niet-reactionaire, niet-regressieve vorm van nationalisme mogelijk. Dit kritisch nationalisme is een bron voor een mondiale solidariteit, schrijft socioloog Willem Schinkel in zijn nieuwe boek.

Wie nationalisme als scheldwoord ziet, heeft er niet over nagedacht. Democratische instituties zijn, bij gebrek aan absolute macht, traditie en religie, afhankelijk van nationalevormen van legitimiteit. Nationalisme is een reëel ervaren werkelijkheid die niet weggaat door er schande van te spreken, en die bovendien een positieve functie heeft, maar die tot nog toe in Nederland alleen aangesproken is door diegenen die er regressieve doelen mee hebben.

Kritisch potentieel van nationalisme

Een kritische inhoud van nationalisme kan onder meer bestaan uit een vorm van collectieve solidariteit die zowel ‘prikkelt’ tot werk als duidelijk maakt dat collectief gedeelde bestaanszekerheid juist ook een verzekering is voor de werkenden. Maar een kritisch nationalisme is óók een nationalisme dat voorbij de natie in strikte zin kijkt en dat tot een solidariteit met een breder leefmilieu oproept. Bijvoorbeeld met niet alleen wezens van het subtype ‘mens met Nederlandse nationaliteit’, maar, behalve met migranten en vreemdelingen, ook met dierlijke wezens, wier collectieve leed in de bio-industrie absurde proporties heeft aangenomen. Een kritisch nationalisme behelst een solidariteit die niet alleen, volgens de huidige racistische logica van de natiestaat, op een grond maar ookmet een grond bestaat. De natie is een solidariteitspotentieel dat niet als irrelevant afgedaan moet worden. Integendeel, het moet als productief aanknopingspunt dienst doen en er moeten nieuwe inhouden aan gegeven worden. Solidariteit met de grond van de natie is een manier om uitdrukking te geven aan de uitdagingen van energie- en klimaatcrisis.

Foto: copyright ok. Gecheckt 06-09-2022

We zijn nu eenmaal niet allemaal Jan Modaal

Volgens Marcel Ham en Jelle van der Meer is een categorie als ‘Turk’ achterhaald. In beleid moeten we daarom niet meer onderscheiden naar etniciteit. Maar de etnische achtergrond doet er, net als leeftijd en sekse, op terreinen als gezondheid wel degelijk toe, denken Hanneke Felten en Ilhan Tekir.

De auteurs van De etnische bril hebben gelijk dat een categorie als ‘allochtoon’, ‘jongeren’ of ‘vrouwen’ inderdaad weinig specifiek is en nietszeggend. Ook hebben ze gelijk dat een categorie als ‘allochtoon’ behoorlijk stigmatiserend is. Maar tot onze verbazing vinden de auteurs vervolgens de categorie ‘Turks’ of ‘Marokkaans’ ook niet goed; dit terwijl velen die identiteiten juist wel met trots dragen. Een groot deel van de Nederlanders met een Turkse achtergrond ervaart hun Turkse achtergrond als een essentieel onderdeel van hun identiteit en dit bepaalt mede hoe zij omgaan met relaties, gezinsleven, gezondheid, werk en andere belangrijke levenszaken.

Uiteraard spelen tegelijkertijd andere identiteiten mee zoals sekse, opleidingsniveau, religie, handicap, seksuele voorkeur. Maar wanneer er nieuw beleid of een nieuw project ontwikkeld wordt, wordt vaak geen rekening gehouden met deze verschillen tussen mensen. Er wordt ingestoken op de grootste groep burgers: ‘de gemiddelde burger’ ofwel ‘Jan modaal’. Dat betekent dat voor mensen uit minderheidsgroepen dit beleid niet toereikend is: het sluit niet (voldoende) aan.

Foto: copyright ok. Gecheckt 11-03-2022

Dus je bent een Turk? Boeiuh

Wetenschappers en beleidsmakers zijn het er allang over eens: etnische categorieën als ‘allochtoon’ of ‘Turk’ zijn achterhaald. Nu de rest van het land nog. Want politici, media en veel burgers zien nog veel allochtonen rondlopen, vinden Marcel Ham en Jelle van der Meer.

De term ‘allochtoon’ is geïntroduceerd om lovenswaardige redenen. Ze is in de jaren negentig gemunt als hulpmiddel bij integratiebeleid. Met een precieze definitie – iedereen die in het buitenland is geboren of van wie een van de ouders in het buitenland geboren is – kan je groepen en hun achterstanden in beeld brengen en vervolgens gerichte maatregelen nemen. Omdat herkomstland én dat van de ouders geregistreerd staat in de gemeentelijke bevolkingsadministratie kan iedere ingezetene geoormerkt worden als allochtoon dan wel autochtoon. Dat maakt het produceren van vergelijkende statistieken kinderlijk eenvoudig. Door uitsplitsing in ‘westerse allochtonen’ en ‘niet-westerse allochtonen’, en vervolgens in ‘Turk’, ‘Marokkaan’, ‘Surinamer’ etc. wordt het wel en wee van deze groepen haarscherp in beeld gebracht. De Integratierapporten van het SCP en het CBS zijn daarvan het jaarlijkse hoogtepunt. Een klein deel is nuttig voor beleid (werkloosheid, schooluitval), het meeste is puur kennis (gemengde huwelijken, kindertal, vrijetijdsbesteding, kerkgang etc.).

Etnische categorieën zijn achterhaald
Maar wat blijkt bij een ronde langs universiteiten? De gebruikers van die kennis, de integratie-onderzoekers, zijn merendeels uiterst kritisch over de waarde ervan. Reden: etnische categorieën als ‘allochtoon’, ‘Turk’ of  ‘Marokkaan’ zijn achterhaald. Door integratie, het opgroeien van een tweede generatie en door nieuwe immigratie zijn groepen zeer divers geworden waardoor containertermen als ‘Turk’ of ‘Marokkaan’ weinig betekenis meer hebben. Een ‘Marokkaanse’ hbo’er heeft meer gemeen met klasgenoten dan met ‘Marokkaanse’ straatjongeren.

Foto: copyright ok. Gecheckt 19-10-2022

Jeugdzorg: graag ontzorgen

Omdat de samenleving niet langer een ‘neus’ heeft voor kwetsbaarheid, komt de opvoeding van kinderen steeds meer in handen van professionals. Dat kan anders, schrijven Dorien Graas en Dieneke de Ruiter van de Raad Maatschappelijke Ontwikkeling.

Op de kinderafdeling van een ziekenhuis staat op een poster aan de muur geschreven: ‘Let meer op uw kinderen dan op de monitor’. Hoewel het een oproep is aan ouders in een medische context, verbeeldt deze poster ook een trend in de jeugdhulpverlening. Het is een tendens om risico’s en opvoedproblemen vroegtijdig te signaleren en via gespecialiseerde zorg te volgen. Net als de toenemende neiging om het gewone gesprek van ouders met leerkrachten, huisartsen of CJG-medewerkers steeds meer te formaliseren en standaardiseren.

Het jeugdbeleid in de jaren tachtig heeft onbedoeld bijgedragen aan het verminderen van de steun die ouders elkaar onderling geven en heeft de steun uit voorzieningen in de nabije omgeving teruggedrongen. Gevolg: het beleid van meten, monitoren en beheersen heeft de lichtere vormen van ondersteuning vervangen door superspecialisatie en zware zorg.

Het effect nu is dat vanuit een gemedicaliseerde bril álle kinderen als potentiële risicogevallen worden aangemerkt, dat ouders weinig betrokken worden bij het oplossen van problemen, en dat professionals en beroepskrachten snel doorverwijzen naar gespecialiseerde hulp en zelf weinig ruimte hebben voor breed pedagogisch handelen. De jeugdzorg is daardoor explosief gegroeid en loopt tegen haar grenzen aan.

Foto: copyright ok. Gecheckt 06-11-2022

Brinkman ervaart het nu ook: er is geen politieke middenweg

Het schisma tussen Brinkman en Wilders toont het democratische dilemma van het populisme. De keuze is tussen een sterke leider en ruim baan voor de vrije volkswil. Wat Brinkman persoonlijk heeft ervaren, is op grote schaal gebeurd: het vertrouwen in een politieke middenweg is verdwenen. Dat stelt politiek filosoof en publicist Gerard Drosterij.

Wil een alleenheerser zijn macht behouden dan zal hij vrijdenkers moeten weren en samenscholingen voorkomen. Mensen in zijn buurt dienen vreemden voor elkaar te blijven, want opbloeiende vriendschappen verzwakken slechts de ondubbelzinnige loyaliteit voor de alleenheerser. Aldus Aristoteles 2300 jaar geleden.

Hero Brinkmans frontale botsing met Geert Wilders kwam dus niet als een verrassing. Waar een alleenheerser regeert, daar zal ooit iemand opstaan die het niet meer pikt. Maar Brinkmans pleidooi voor openheid in de PVV was voor Wilders een onmogelijke eis. De deur op een kier zetten, was hem wagenwijd openen.

Het schisma tussen Brinkman en Wilders toont het democratische dilemma van het populisme. Voorop staat het belang van het volk, een belang dat lang door de elite is gedwarsboomd. De populist wil het volk van het elitaire juk bevrijden en kan dat op twee manieren: of de volkswil ondubbelzinnig door een sterke leider laten verwoorden, of juist vrijbaan geven aan die volkswil. In principe is er geen tussenweg mogelijk. Immers, de vijand is juist de vertegenwoordigende democratie.

Foto: copyright ok. Gecheckt 08-11-2022

De herontdekking van het collectief

Ten gevolge van de forse overheidsbezuinigingen ontstaan er tal van initiatieven waarbij de burger zelf het heft in handen neemt. De middeleeuwse en vroegmoderne geschiedenis leert dat de burgers heel goed in staat zijn om zelf hun instituties op te richten en te beheren, zonder al te veel bemoeienis van bovenaf, meent Tine de Moor.

Tot begin 19e eeuw organiseerden de burgers bij ontstentenis van een krachtige overheid hun eigen instituties. In de steden verenigden zij zich in ambachts- en buurtgilden; op het platteland maakten ze collectief gebruik van gemeenschappelijke weidegronden (meenten en markegenootschappen) en werden collectieve afspraken gemaakt over het beheer van de waterhuishouding. In het Engelstalige jargon verwijst de term commons naar allerlei vormen van gedeeld gebruik en verantwoordelijkheid over diensten en goederen.

De verschillende vormen van do-it-yourself-governance boden eeuwenlang een alternatief voor regulering van bovenaf of door de vrije markt. Omdat steeds duidelijker wordt dat de overheid niet bij machte is om alle sociale problemen op te lossen, bieden ze ook nu een wenkend perspectief. De onvrede van de samenleving over de ‘onmacht’ van de overheid uit zich in een groeiend populisme, maar tegenwoordig ook steeds meer in de herontdekking van collectieve instituties.

Er zijn inmiddels tal van voorbeelden van collaborative consumption (initiatieven zoals autodelen of samenaankoop van energie) en collaborative production (de coöperatie als bedrijfsmodel). Daarbij zij aangetekend dat ze economisch een nog vrij marginale betekenis hebben. De grote vraag is dan ook of het collectief de kracht van een echt maatschappelijk alternatief kan krijgen.

Foto: copyright ok. Gecheckt 10-03-2022

Hoe blijft de verpleging betaalbaar?

Het gebruik van verpleging en de verzorging voor mensen thuis of in instellingen zal de komende jaren blijven doorgroeien. Van 11 miljard in 2009 zal dit bedrag groeien tot 25 miljard in 2030. Gesteld dat we dit als een probleem zien, wat kunnen we ertegen doen? Een verhoging van de eigen bijdrage zal geen soelaas bieden, menen Evelien Eggink en Debbie Oudijk, beiden werkzaam bij het Sociaal en Cultureel Planbureau.

In 2009 gebruikten 940.000 mensen een vorm van publiek gefinancierde thuiszorg, verpleeghuiszorg of verzorgingshuiszorg. De vergrijzing zal het beroep op deze zorg opstuwen. Wij hebben becijferd dat er in 2030 intotaal 1,25 miljoen gebruikers kunnen worden verwacht. Dit betekent een stijging van ongeveer 1,5 procent per jaar. De meer intensieve vormen van zorg, met name van de instellingen, zullen sterker toenemen dan de lichtere en goedkopere zorgvormen.

Op basis van de vergrijzing hadden we wel een veel sterkere stijging van het gebruik verwacht. Zo komt de groei van het aantal 65-plussers tot 2030 uit op 2 procent per jaar, en die van het aantal 80-plussers zelfs op 2,5 procent per jaar. Het zorggebruik wordt gedempt doordat ouderen steeds langer in goede gezondheid verkeren en door een hoger inkomen en opleidingsniveau minder afhankelijk zullen zijn van publiek gefinancierde zorg. Bij deze berekeningen is geen rekening gehouden met moeilijk te voorspellen effecten van beleid of veranderde voorkeuren van gebruikers.

Foto: copyright ok. Gecheckt 03-03-2022

Hervorm liever dan alleen te bezuinigen

Haastig bezuinigen zonder fundamentele hervormingen brengt de Nederlandse economie in een neerwaartse spiraal. Het zou beter zijn om de economie sterker, groener en rechtvaardiger te maken. Dat zouden zowel liberalen, christendemocraten als populisten moeten willen, zegt Bas van Bavel, hoogleraar Sociale en Economische Geschiedenis van de Middeleeuwen aan de Universiteit Utrecht.

Bezuinigen is noodzakelijk. Over het tempo en de omvang waarin dat moet gebeuren, en wat hiervan de korte termijneffecten zijn, valt te twisten. Maar veel belangrijker nog zijn de effecten op de langere termijn. Hoe voorkomen we dat een langdurige hapering van de Nederlandse economie en een verlies aan concurrentiekracht ons over een tijd dwingen tot weer een volgende bezuinigingsronde? Hoe zorgen we ervoor dat het succes en de slagkracht van onze economie juist in deze moeilijke omstandigheden worden vergroot, om de uitdagingen van de toekomst aan te kunnen? Die slagkracht is al niet groot, als gevolg van de structurele problemen op drie terreinen die noodzakelijk zijn voor economische ontwikkeling en groei:

– de uitbouw van menselijk kapitaal (human capital) en daaraan gekoppeld de investering in onderwijs en onderzoek;
– verduurzaming van de economie;
– maatschappelijke gelijkwaardigheid en brede participatie.

Terecht wordt er op gewezen dat hervormingen van de arbeidsmarkt, de woonsector en de financiële sector noodzakelijk zijn, maar nog belangrijker voor onze welvaart zijn de dieperliggende fundamenten die welvaart op de lange termijn kunnen creëren. Recent economisch en economisch-historisch onderzoek laat, nog duidelijker dan we eerder al wisten, zien dat juist deze drie terreinen cruciaal zijn voor een succesvolle economie die ook internationaal concurrerend blijft. En op alle drie terreinen presteert Nederland op dit moment matig.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

De crisis is een mooie kans voor mannen

Mannen gaan waarschijnlijk meer last van de crisis krijgen dan vrouwen. Dit geeft een geweldige kans om taken (binnenshuis) te gaan herverdelen,  betoogt psycholoog Vincent Duindam. Uit onderzoek dat hij deed komt naar voren dat mannen graag vaderschap en werk willen combineren. Dan is een part-time baan dus een ideaal perspectief.

Waarschijnlijk weten niet veel mensen dat de aanleiding voor de eerste Internationale Vrouwendag (Kopenhagen 8 maart, 1910) een massale staking was waarin Amerikaanse vrouwen eisten dat ze niet méér dan 8 uur per dag hoefden te werken. Behalve minder uren werken wilden ze betere arbeidsomstandigheden en kiesrecht. Er is veel veranderd in de afgelopen eeuw. En de hierboven genoemde eisen zijn in het Westen in elk geval grotendeels werkelijkheid geworden.

Sinds de jaren zestig is (vrouwen)emancipatie veel breder geworden. Het heeft te maken met zelfbeschikking: mogen beschikken over je eigen lichaam (inclusief seksualiteit, voortplanting, ouderschap), je eigen keuzes kunnen maken (vrije partnerkeuze, betaalde arbeid, zorg,  relaties, onderwijs, politiek).

In 1978 hing Joke Kool Smit een affiche op met TIEN VOORDELEN VAN DE 5-URIGE WERKDAG. Voor vrouwen én mannen wel te verstaan. Ook hier dus een radicalisering van de eisen uit 1910. Alle tien de voordelen zijn m.i. nog steeds actueel. Hieronder geef ik er drie van de tien:

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Kijk mannen niet weg uit de kinderopvang

Vorig jaar werd de kinderopvang opgeschrokken door een ernstige zedenzaak. Dat mag er niet toe leiden dat mannen daar niet meer mogen werken. Waarom wordt er toch zo slecht geleerd, bijvoorbeeld van de gehandicaptensector? Een gastbijdrage van Marijke Lammers, senior adviseur huiselijk en seksueel geweld bij MOVISIE.

Het is schrikken als je leest dat er nu in de kinderopvang wordt gesproken over aparte protocollen voor mannen. Over argwaan naar iedere mannelijke medewerker. Over angst dat ouders kinderen weghalen omdat er een man op de groep staat.

Er ontstaat een angstcultuur, met het risico dat preventie bestaat uit regels als: niet meer met een kind alleen, geen arm meer om een kind, niet op de rand van het bed zitten als een kind huilend wakker wordt… Risicomijdend gedrag van het management tot de werkvloer, met alle ongewenste gevolgen van dien. Als je kinderen nabijheid en aanraking onthoudt, is er in feite sprake van een vorm van verwaarlozing. En medewerkers worden hierdoor niet toegerust om op een professionele en veilige manier wel nabij te kunnen zijn.

Mannen weggekeken uit de kinderopvang. Dadelijk ook uit het zwembad, de sport, de kerk, de…? Hoe is het zover kunnen komen? Waarom hebben we zo weinig lering getrokken uit eerdere incidenten?

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Rechters zullen minimumstraffen omzeilen

Met zijn wetsvoorstel voor minimumstraffen zegt het kabinet tegemoet te komen aan de roep uit de samenleving om strengere straffen. De vraag is of die roep wel zo luid klinkt als de regering beweert.  En of het wetsvoorstel niet meer is dan symboolpolitiek. De rechterlijke macht ziet er in ieder geval niets in, stelt Nico Kwakman, universitair docent aan de vakgroep Strafrecht en Criminologie van de Rijksuniversiteit Groningen.

Onlangs heeft het kabinet het ‘wetsvoorstel minimumstraffen’ ingediend bij de Tweede Kamer. De Raad van State, de Raad voor Strafrechttoepassing en Jeugdbescherming en de Vereniging voor Rechtspraak: allemaal adviseerden ze het kabinet de wet niet in te voeren. Maar het kabinet zet haar plannen door. Die plannen houden kort gezegd in dat daders die binnen tien jaar voor de tweede keer een ernstig gewelds-, levens- of zedenmisdrijf plegen (waar ten minste een maximum straf van 8 jaar op staat en dat een ernstige inbreuk op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer met zich mee brengt), een minimumstraf opgelegd krijgen oftewel minstens de helft van de wettelijke maximumstraf waarmee het vergrijp wordt bedreigd.

Inhoudelijk valt er veel op het wetsvoorstel af te dingen en bovendien mist het zijn doel. In de eerste plaats laat wetenschappelijk onderzoek zien dat zware straffen de kans op recidive niet of nauwelijks verkleinen. Ook is nog nooit aangetoond dat zware straffen leiden tot een daling van de misdaadcijfers.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Diversiteit werkt op de werkvloer

Binnenkort betreden migranten van de derde generatie de arbeidsmarkt. Afgezien van de vraag tot in welke generatie je nog van migranten kan spreken, is er de kwestie van integratie. Werkt Achmed inmiddels in goede harmonie samen met Piet, Regillio en Cedric of weerspiegelt het ‘fiasco van de multiculturele samenleving’ zich ook in het bedrijfsleven? Een bijdrage van Sabine Otten, hoogleraar Intergroeprelaties en Sociale Integratie aan Rijks Universiteit Groningen.

Kunnen allochtonen en autochtonen zich dankzij twee decennia diversiteitsbeleid met elkaar verstaan op de werkvloer, of worden minderheden nog steeds geconfronteerd met sociale uitsluiting en achterstand?

Voor een antwoord op die vraag deed ik onderzoek onder meer dan tweeduizend zowel allochtone als autochtone werknemers; ongeveer 30 procent was migrant van de eerste of tweede generatie. Mijn aanname was dat de verwachting en feitelijke ervaring van uitsluiting en ongelijke behandeling samen zouden vallen met weinig arbeidsvreugde en dito sociaal vertrouwen. Die hypothese werd in het onderzoek bevestigd.

Een verrassende uitkomst van het onderzoek is dat er ten aanzien van uitsluiting en sociaal vertrouwen niet of nauwelijks verschillen zijn te onderscheiden tussen allochtone en autochtone werknemers. Beide groepen gaven aan dat zij weinig ervaring hebben met onheuse behandeling. Ook lieten beide groepen weten veel vertrouwen te hebben in de arbeidsorganisatie en in hun collega’s en leidinggevenden. Alleen met betrekking tot hun verwachtingen, zijn er verschillen. De allochtone werknemer is vergeleken met zijn autochtone collega minder optimistisch over een behoorlijke behandeling.

Vorige Volgende