Sociale Vraagstukken

288 Artikelen
Achtergrond: Jay Huang (cc)
Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Kijk mannen niet weg uit de kinderopvang

Vorig jaar werd de kinderopvang opgeschrokken door een ernstige zedenzaak. Dat mag er niet toe leiden dat mannen daar niet meer mogen werken. Waarom wordt er toch zo slecht geleerd, bijvoorbeeld van de gehandicaptensector? Een gastbijdrage van Marijke Lammers, senior adviseur huiselijk en seksueel geweld bij MOVISIE.

Het is schrikken als je leest dat er nu in de kinderopvang wordt gesproken over aparte protocollen voor mannen. Over argwaan naar iedere mannelijke medewerker. Over angst dat ouders kinderen weghalen omdat er een man op de groep staat.

Er ontstaat een angstcultuur, met het risico dat preventie bestaat uit regels als: niet meer met een kind alleen, geen arm meer om een kind, niet op de rand van het bed zitten als een kind huilend wakker wordt… Risicomijdend gedrag van het management tot de werkvloer, met alle ongewenste gevolgen van dien. Als je kinderen nabijheid en aanraking onthoudt, is er in feite sprake van een vorm van verwaarlozing. En medewerkers worden hierdoor niet toegerust om op een professionele en veilige manier wel nabij te kunnen zijn.

Mannen weggekeken uit de kinderopvang. Dadelijk ook uit het zwembad, de sport, de kerk, de…? Hoe is het zover kunnen komen? Waarom hebben we zo weinig lering getrokken uit eerdere incidenten?

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Rechters zullen minimumstraffen omzeilen

Met zijn wetsvoorstel voor minimumstraffen zegt het kabinet tegemoet te komen aan de roep uit de samenleving om strengere straffen. De vraag is of die roep wel zo luid klinkt als de regering beweert.  En of het wetsvoorstel niet meer is dan symboolpolitiek. De rechterlijke macht ziet er in ieder geval niets in, stelt Nico Kwakman, universitair docent aan de vakgroep Strafrecht en Criminologie van de Rijksuniversiteit Groningen.

Onlangs heeft het kabinet het ‘wetsvoorstel minimumstraffen’ ingediend bij de Tweede Kamer. De Raad van State, de Raad voor Strafrechttoepassing en Jeugdbescherming en de Vereniging voor Rechtspraak: allemaal adviseerden ze het kabinet de wet niet in te voeren. Maar het kabinet zet haar plannen door. Die plannen houden kort gezegd in dat daders die binnen tien jaar voor de tweede keer een ernstig gewelds-, levens- of zedenmisdrijf plegen (waar ten minste een maximum straf van 8 jaar op staat en dat een ernstige inbreuk op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer met zich mee brengt), een minimumstraf opgelegd krijgen oftewel minstens de helft van de wettelijke maximumstraf waarmee het vergrijp wordt bedreigd.

Inhoudelijk valt er veel op het wetsvoorstel af te dingen en bovendien mist het zijn doel. In de eerste plaats laat wetenschappelijk onderzoek zien dat zware straffen de kans op recidive niet of nauwelijks verkleinen. Ook is nog nooit aangetoond dat zware straffen leiden tot een daling van de misdaadcijfers.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Diversiteit werkt op de werkvloer

Binnenkort betreden migranten van de derde generatie de arbeidsmarkt. Afgezien van de vraag tot in welke generatie je nog van migranten kan spreken, is er de kwestie van integratie. Werkt Achmed inmiddels in goede harmonie samen met Piet, Regillio en Cedric of weerspiegelt het ‘fiasco van de multiculturele samenleving’ zich ook in het bedrijfsleven? Een bijdrage van Sabine Otten, hoogleraar Intergroeprelaties en Sociale Integratie aan Rijks Universiteit Groningen.

Kunnen allochtonen en autochtonen zich dankzij twee decennia diversiteitsbeleid met elkaar verstaan op de werkvloer, of worden minderheden nog steeds geconfronteerd met sociale uitsluiting en achterstand?

Voor een antwoord op die vraag deed ik onderzoek onder meer dan tweeduizend zowel allochtone als autochtone werknemers; ongeveer 30 procent was migrant van de eerste of tweede generatie. Mijn aanname was dat de verwachting en feitelijke ervaring van uitsluiting en ongelijke behandeling samen zouden vallen met weinig arbeidsvreugde en dito sociaal vertrouwen. Die hypothese werd in het onderzoek bevestigd.

Een verrassende uitkomst van het onderzoek is dat er ten aanzien van uitsluiting en sociaal vertrouwen niet of nauwelijks verschillen zijn te onderscheiden tussen allochtone en autochtone werknemers. Beide groepen gaven aan dat zij weinig ervaring hebben met onheuse behandeling. Ook lieten beide groepen weten veel vertrouwen te hebben in de arbeidsorganisatie en in hun collega’s en leidinggevenden. Alleen met betrekking tot hun verwachtingen, zijn er verschillen. De allochtone werknemer is vergeleken met zijn autochtone collega minder optimistisch over een behoorlijke behandeling.

Foto: copyright ok. Gecheckt 23-11-2022

De beste nudge: alleen chips op zaterdagavond

Gezond eten kun je aan mensen overlaten of je kunt hardhandig ingrijpen. Nudging is een redelijk alternatief, zeggen Denise de Ridder, Emely de Vet, Marijn Stok en Marieke Adriaanse. Voeding kent echter weinig succesvolle nudges; we worden weliswaar overladen met informatie wat en hoeveel we moeten eten, maar zelden horen we iets over wanneer en waar we zouden moeten eten.

De moderne voedselomgeving wordt ‘obesogeen’ (of dikmakend) genoemd omdat er op iedere plaats en op ieder moment van de dag ongezond en calorierijk eten te verkrijgen is – in flinke porties bovendien. Het gevolg is dat mensen meer eten dan goed voor ze is en dat inmiddels ruim de helft van de Nederlandse bevolking te dik is.

Voeding kent weinig succesvolle nudges
De roep om maatregelen om de effecten van de obesogene omgeving terug te dringen is groot. Een maatregel die op veel bijval kan rekenen is om mensen te stimuleren om gezondere keuzes te maken (zie bijvoorbeeld het artikel van Krispijn Faddegon op deze site), helaas in de meeste gevallen zonder concrete aanwijzingen hoe ze dat zouden moeten doen. Zo benadrukt minister Schippers bij herhaling dat de burger zelf verantwoordelijk is voor het consumeren van gezond voedsel, maar laat in het midden hoe ze dat voor elkaar moeten krijgen in een omgeving die vergeven is van ongezond voedsel.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Ouders voelen zich machteloos op school

Beleidsmakers denken dat de informatie die ze verstrekken makkelijk te vinden is. Maar ouders doen vrijwel geen beroep op informatie van de Onderwijsinspectie om de onderwijskwaliteit op de (basis-)school van hun kinderen te controleren. Ze vinden ook dat ze weinig invloed hebben op de kwaliteit van de school, zegt Victor Bekkers, hoogleraar Bestuurskunde aan de Erasmus Universiteit Rotterdam.

Ons onderzoek onder 25 verschillende basisscholen toont aan dat ouders de informatie van de Inspectie van het Onderwijs nauwelijks gebruiken om de kwaliteit van de school van hun kind te controleren. Opvallend veel ouders zeggen dat die gegevens hen niet veel zeggen.

Schooldirecteuren en schoolleidingen maken wel gebruik van de door de inspectie verzamelde gegevens bij het vaststellen van hun beleid. Bij (zeer) zwakke scholen gebeurt dat in de vorm van een ‘reactieve reflex’: in een poging om het negatieve stempel van de Inspectie kwijt te raken, pakken ze de geconstateerde tekortkomingen aan. Scholen die het beter doen, integreren de Inspectienormen in hun documenten en systemen van kwaliteitsbewaking doorgaans vanuit een proactieve strategie.

Inspectie richt zich te veel op cognitieve resultaten

Anders dan ouders maken schoolleiders wel gebruik van de informatie, maar zijn ze niet altijd tevreden over de manier waarop de gegevens zijn verzameld. De inspectie zou zich bij haar kwaliteitstoets vrijwel exclusief richten op cognitieve opbrengsten (smalle benadering van kwaliteit). Volgens de directies en het management moet een basisschool ook aandacht hebben voor de creatieve en sociaal-emotionele ontwikkeling van kinderen. En hoewel die aspecten doorgaans moeilijker zijn te meten, moet de Inspectie deze ook meerekenen omdat ze passen in een breed kwaliteitsoordeel. Onderwijskwaliteit omvat meer dan gekwantificeerde opbrengstcijfers.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Spoorellende is voorbeeld van verknipt bestuur

De verknipte dienstverlening op het spoor illustreert de behoefte aan nieuwe besturingsvormen in de publieke sector. Door een te grote nadruk op efficiency raakt de samenhang tussen de opgeknipte onderdelen verloren.  Meer toezicht en controle zullen daar weinig aan kunnen veranderen. Regionale verantwoordelijkheden wel, zegt Joop Koppenjan, hoogleraar Bestuurskunde aan de Erasmus Universiteit Rotterdam.

Afgelopen weken werden de treinreizigers volop geconfronteerd met de jaarlijkse dip in de dienstverlening op het spoor. Sneeuw en vrieskou waren het spoorsysteem wederom de baas en dat ging gepaard met het eveneens jaarlijkse terugkerende zwartepieten tussen dienstverlener NS en Infrastructuurbeheerder Prorail. Dit jaar in de vorm van een heuse catfight tussen directeuren Ingrid Thijssen (NS) en Marion Gout (Prorail).

Doordat de zorg voor het spoor is opgeknipt tussen NS en Prorail lijkt het Nederlandse railsysteem kwetsbaarder te zijn dan waar dat niet is gebeurd, zoals in Duitsland en Zwitserland. Dit opknippen hebben we te danken aan het streven naar efficiency, resultaatgericht werken, verzelfstandiging en marktwerking, waar onze bestuurders en politici zich in de jaren tachtig en negentig van de vorige eeuw door lieten leiden.

De gevolgen beperken zich niet tot de railsector. Op tal van terreinen van publieke dienstverlening treffen we praktijken aan die ‘verknipt’ overkomen. Recent werd melding gemaakt van de grote financiële risico’s waarmee directeur Erik Staal woningcorporatie Vestia aan de rand van de afgrond bracht. De week ervoor berichtten de media over te dure dienstreizen van het college van bestuur van de Technische Universiteit Delft. Incidenten die naadloos in de rij passen van eerdere berichten over mislukte vastgoedavonturen van onderwijs- en zorginstellingen die de kerntaken van deze organisaties bedreigden, het lichtvaardig uitreiken van diploma’s door hogeschool Inholland, te hoge salarissen van bestuurders en managers in verzelfstandigde overheidsdiensten, enzovoorts.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Nederlandse families zijn heel stabiel

Individualisering, secularisering en toenemende etnische diversiteit, plus de opbouw en renovatie van de verzorgingsstaat, onderwijsexpansie en flexibilisering van arbeid zouden negatieve gevolgen hebben voor het functioneren van families. Uit onderzoek blijkt echter het tegendeel, stelt hoogleraar Empirische Sociologie Pearl Dykstra.

De grote meerderheid van de Nederlandse bevolking kiest voor een betrekkelijk traditioneel bestaan. De diversiteit in familierelaties neemt weliswaar toe, maar lang niet zo sterk als populaire denkbeelden soms suggereren. Nederlandse families zijn niet in rep en roer. Ze worden gekenmerkt door veel contact en onderlinge steun. Oftewel, de kwaliteit van familierelaties is over het algemeen goed. Dat blijkt bijvoorbeeld uit het feit dat jongvolwassenen, nadat zij het ouderlijke huis hebben verlaten, frequent contact met hun ouders houden. En uit het feit dat de gedachte dat kinderen nu vaker in een éénoudergezin opgroeien, een historische misvatting blijkt. En: de veronderstelling dat het buitenshuis werken van de vrouw ten koste gaat van de zorg die zij haar familie biedt, vindt geen steun in de data.

Familie en overheid

In Nederland wordt evenals in de andere ontwikkelde landen de verantwoordelijkheid voor de zorg voor en de financiële ondersteuning van jong en oud op de een of andere manier gedeeld tussen families en overheid. Afhankelijkheden in families – tussen oudere en jongere generaties en tussen mannen en vrouwen – worden gecreëerd en bestendigd of juist verlicht door de juridische en beleidsvoorzieningen. Wetten definiëren de afhankelijkheidsrelaties tussen generaties en seksen, terwijl beleidsmaatregelen bepaalde familiepatronen en -praktijken belonen of ontmoedigen.

Foto: copyright ok. Gecheckt 14-10-2022

Waar voor ons belastinggeld?

Waar zijn de hogere uitgaven voor zorg, onderwijs en politie terechtgekomen, en zijn de ingezette middelen wel doelmatig en doeltreffend ingezet? Het SCP-rapport over de besteding van extra belastinggelden in deze sectoren deed veel stof opwaaien. De auteurs gaan hieronder in op de uitkomsten en de kritiek. Een gastbijdrage van de auteurs van het rapport, Bob Kuhry, Ab van der Torre en Evert Pommer.

Op 12 januari bracht het SCP een publicatie uit over de ontwikkeling van de kosten, het personeel en de productie van een zestal publieke diensten: primair onderwijs, voortgezet onderwijs, ziekenhuiszorg, verpleging en verzorging, politie en rechtspraak. Het idee achter dit rapport is om de paradox uit te werken tussen enerzijds de stijging van de overheidsuitgaven en anderzijds de gelijkblijvende of teruglopende kwaliteit en tevredenheid. Waar zijn de hogere uitgaven terecht gekomen, en zijn de ingezette middelen wel doelmatig en doeltreffend ingezet? Om dit soort vragen te beantwoorden is de kostenontwikkeling in een aantal onderliggende componenten ontleed (zie de tabel). Met name bij het basisonderwijs, de politie en de rechtspraak bleken de reële (voor inflatie gecorrigeerde) kosten en de omvang van het personeel veel sneller toe te nemen dan de productie. In mindere mate gold dit ook voor voortgezet onderwijs en intramurale verpleging en verzorging.

Behalve naar de productie is ook gekeken naar de objectieve en naar de door gebruikers ervaren kwaliteit en de doeltreffendheid van de dienstverlening. In het algemeen is de objectieve kwaliteit gelijk gebleven of verbeterd, de ervaren kwaliteit gelijk gebleven of verslechterd, de doeltreffendheid verbeterd. Hieronder bespreken we per publieke dienst de belangrijkste uitkomsten en gaan we gelijk in op geleverde kritiek.

Foto: copyright ok. Gecheckt 05-10-2022

Revolutionair lol trappen op het internet

De online sociale beweging Anonymous maakte het leven van tieners kapot met treiterij, maar schoot Tunesiërs te hulp toen Ben Ali’s regime de Jasmijnrevolutie probeerde neer te slaan. Hoe werkt deze ongrijpbare beweging, zonder formele leiders, organisatiestructuur, toelatingseisen of regels? Een gastbijdrage van Justus Uitermark, socioloog aan de Erasmus Universiteit Rotterdam.

Anonymous is als een virtuele zwerm vogels, steeds weer worden er nieuwe formaties gevormd rond uiteenlopende collectieve acties. Acties die soms grootschalig en risicovol zijn, soms gedragen worden door hoogdravende idealen en andere keren ‘alleen maar voor de lol’ zijn of eerder lijken op laag-bij-de-grondse pesterijen. De bekendste actie is het uitschakelen van de websites van financiële instellingen (zoals Mastercard, VISA en Paypal), toen deze in 2010 Wikileaks hun diensten ontzegden. Maar er zijn veel en veel meer voorbeelden.

Ondanks het gebrek aan eenheid en structuur en in weerwil van het ontbreken van een gemeenschappelijke noemer of leider, krijgt de beweging dingen voor elkaar. Anonymous werkt. Hoe kan dat? Hoe komen die collectieve acties tot stand? En waarom verschuift de aandacht van het pesten van christelijke pubers naar het ondersteunen van de Arabische revoluties? Justus Uitermark beantwoordt deze vragen in het artikel Revolutie ‘for the lulz’. De opkomst en transformatie van de online sociale beweging Anonymous. Hieronder een korte introductie op het artikel en een uitnodiging om vooral verder te lezen.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Kunnen burgerinitiatieven wel zonder de overheid?

Nederlandse burgerinitiatieven zijn door de jaren heen geneigd geweest om snel de steun van de overheid te zoeken. Zo ontkomen bijvoorbeeld ook de Voedselbanken niet aan deze oude verzuilingsreflex. Zouden burgerinitiatieven zich in de nabije toekomst wel aan de overheid kunnen ontworstelen, vraagt Marcel Hoogenboom, universitair docent Algemene Sociale Wetenschappen aan de Universiteit Utrecht?

Uit internationaal-vergelijkend onderzoek naar ‘derde-sectororganisaties’ – tot in de jaren zeventig van de vorige eeuw ‘particulier initiatief genoemd – komt Nederland als absolute kampioen naar voren: maar liefst 14,4 procent van al het niet-agrarische werk wordt door derde-sectororganisaties verricht. Maar de resultaten van het onderzoek moeten enigszins worden gerelativeerd; door allerlei factoren, waarop ik later zal ingaan, zijn in Nederland in de loop van de geschiedenis overheid en derde-sectororganisaties sterk met elkaar verknoopt geraakt, waardoor nauwelijks meer van een onafhankelijke derde sector kan worden gesproken.

Sommige auteurs menen dat de huidige burgerinitiatieven een geheel nieuwe vorm van particulier initiatief zijn (zie bijvoorbeeld: Van der Heijden et al. 2007). Behalve dat de huidige burgerinitiatieven kleinschaliger een laagdrempeliger zouden zijn dan oude vormen van particulier initiatief in Nederland, zouden ze in een andere relatie staan tot de overheid dan hun voorgangers. Om te kunnen beoordelen of dit werkelijk het geval is en in hoeverre hedendaagse burgerinitiatieven toch nog afhankelijk zijn van de overheid, eerst een korte geschiedenis van het particulier initiatief in Nederland in de afgelopen eeuw analyseren.

Foto: copyright ok. Gecheckt 09-02-2022

Weerstand tegen migranten staat los van werkgelegenheid

De instroom van laaggeschoolde migranten is goed voor de economie, wordt vaak betoogd. Maar in bepaalde stedelijke gebieden met een industrieel verleden, zoals Rotterdam, is juist ook sprake van verdringing op de arbeidsmarkt. Maar dit verklaart niet de weerstand tegen migranten, zegt Jeroen van der Waal, socioloog aan de Erasmus Universiteit in Rotterdam.

Nederland kende de afgelopen decennia een aanzienlijke instroom van laaggeschoolde migranten. Hoewel het niet enkel arbeidsmigranten betreft, is het overgrote deel voor zijn levensonderhoud wel afhankelijk van de arbeidmarkt.

Conform de economische theorie worden we met zijn allen welvarender wanneer laaggeschoolde immigranten in een land als Nederland arbeidsplaatsen vervullen. Echter, de instroom van laaggeschoolde migranten leidt niet alleen tot macro-economische groei, maar ook tot verdringing op de arbeidsmarkt. Door immigratie neemt het arbeidsaanbod sterk toe, terwijl de vraag naar arbeid niet evenredig stijgt. Dit leidt tot dalende lonen van laaggeschoolden en voor hen een grotere kans op werkloosheid. Maar verschillende overzichtsstudies tonen aan dat dit verdringingseffect gemiddeld genomen zwak is, en zich slechts voordoet op de korte termijn.

Grote regionale verschillen

Het effect kan gemiddeld genomen dan wel zwak zijn, binnen landen zijn er grote regionale verschillen. Dat heeft ermee te maken dat voormalige industriesteden, zoals Rotterdam en in Limburg, inmiddels kampen met hoge werkloosheid onder de laaggeschoolde bevolking door het wegvallen van industriële werkgelegenheid. Steden als Amsterdam en Utrecht, met een meer op diensten georiënteerde economie, kennen aanzienlijk minder werkloosheidsproblemen (Van der Waal 2010b). Financiële dienstverlening, consultancy etc. scheppen namelijk veel werkgelegenheid voor laaggeschoolden in ondersteunende diensten, zoals schoonmaak, catering en beveiliging. Deze vraag naar laaggeschoolde arbeid ontbreekt veelal in de meeste voormalige industriesteden.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Slachtoffers mensenhandel verdienen meer bescherming

Slachtoffers van mensenhandel verdienen meer bescherming, stelt universitair hoofddocent Conny Rijken. Zij worden nu te veel benaderd als illegalen die misbruik willen maken van verblijfsrecht, bijstand en ondersteuning. Zo een benadering verhindert een gedegen aanpak van mensenhandel.

Voor zover in Nederland de aanpak van mensenhandel hoog op de prioriteitenlijst staat betreft het de strafrechtelijke aanpak. Maar juist omdat het menselijke aspect ontbreekt, werkt zelfs die aanpak niet. Slachtoffers doen vaak geen aangifte als zij hiervoor bij de politie moeten zijn. Intussen is minister Leers ervan overtuigd dat slachtoffers maar al te vaak misbruik maken van de regels – hoewel hij toegeeft dat voor zijn donkere vermoedens geen cijfers bestaan. Zou dat de minister dan niet aan het denken moeten zetten, en doen beseffen dat de regeling juist voor de slachtoffers veel beter moet?

Leers’ prioriteit ligt bij uitzetting

Een mensenrechtelijke aanpak van de slachtoffers van mensenhandel is ook vereist volgens een nieuwe Europese Richtlijn mensenhandel van april 2011. Maar de door minister Leers voorgenomen maatregelen tegen het vermeende misbruik van de zogeheten ‘B9-verblijfsregeling slachtoffers mensenhandel’ (die recht geeft op verblijf, bijstand en ondersteuning) illustreren nog eens dat de prioriteit ligt bij uitzetting en strafrechtelijke procedures in plaats van bij het beschermen van degenen die dat nodig hebben. De maatregelen die de minister voorstelt in zijn brief (11 november, 2011, kenmerk 5716693/11), of voorstelt om te gaan onderzoeken, beogen de toegang tot de B9 te bemoeilijken en het verblijfsrecht in te perken. Een twaalftal organisaties heeft intussen de handen ineen geslagen en in een brief een schets gegeven van de gevolgen van zijn voorgenomen beleid (18 januari, 2012).

Vorige Volgende