Een simpele vraag, een lastig antwoord
ACHTERGROND - In de aanloop van de Statenverkiezingen van 2011 noemde premier Rutte de wijze waarop de Eerste Kamer wordt gekozen ‘bizar’. Dat was evenwel geen reden voor zijn toenmalige kabinet, noch voor het in 2012 aangetreden kabinet van VVD en PvdA om daaraan iets te veranderen. Het onderwerp ‘staatkundige vernieuwing’ zat in de ijskast en bleef daar in.
Het kabinet-Rutte II en verantwoordelijk minister Plasterk zetten in op decentralisatie en op versterking van het middenbestuur door vorming van een provincie ‘Zuiderzee’ (Noord-Holland, Flevoland en Utrecht). Dat dit indirect ook gevolgen zou hebben voor de verkiezing van de Eerste Kamer bleef geheel buiten beschouwing. De samenvoeging van drie provincies zou per saldo immers tot vermindering van het aantal Statenleden hebben geleid, waardoor het electoraat voor de Eerste Kamer (de Statenleden) nog kleiner zou worden dan het nu al is. Nog ‘bizarder’ dus. Het ‘landsdeel-plan’ ging echter van de baan.
Het aanvankelijk wat lichtzinnige optimisme dat de Eerste Kamer in meerderheid wel steun zou geven aan kabinetsplannen, verdween spoedig. Er bleken onderhandelingen nodig met ‘meest geliefde’ oppositiefracties in de Tweede Kamer om daar het politieke draagvlak te vergroten. Dat maakte ook in de Eerste Kamer kans op een meerderheid reëel, uitgaande van de ‘wetmatigheid’ dat verwante fracties in beide Kamers als regel een zelfde stemgedrag vertonen. Dát moest worden onderhandeld, was omdat bij de formatie geen kabinet was gevormd dat kon rekenen op een meerderheid in de Staten-Generaal. Er kon hoogstens worden gesproken van een kabinet dat vruchtbaar kon samenwerken met de beide Kamers. De verhoudingen in de Eerste Kamer dwongen het kabinet feitelijk tot die onderhandelingen.