Het eenzijdige vijandbeeld van de BVD
RECENSIE - Het debat over de bevoegdheden van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten heeft baat bij een evaluatie van het optreden van de BVD in het verleden.
Constant Hijzen schreef met zijn proefschrift Vijandbeelden; de veiligheidsdiensten en de democratie 1912-1992 een indrukwekkende en originele geschiedenis van de BVD en zijn voorgangers. Er zijn meer boeken verschenen over Nederlandse geheime diensten, waaronder het standaardwerk van de eigen historicus van de BVD, Dick Engelen uit 1995. Maar die boeken gaan vooral over de binnenkant van de dienst. Of het zijn nogal anekdotische verhalen over de avonturen van Nederlandse spionnen die de vijand te slim af zijn. Hijzen concentreert zich op de de relatie tussen de BVD en de omgeving, actoren met een rol in de democratie die de dienst zou moeten beschermen: de politiek, de burgers en de media. In de interactie tussen de nationale veiligheidsdienst en zijn politieke, ambtelijke en maatschappelijke omgeving moet de legitimiteit van het functioneren van de dienst worden gevonden. En daar valt wat de BVD betreft nog wel het een en ander op aan te merken.
Vijandelijke ideologie
Wat Engelen in zijn Geschiedenis ook al duidelijk maakte bevestigt Hijzen: de BVD had een volstrekt eenzijdige dreigingsperceptie. Het communisme was hét grote gevaar voor Nederland, de CPN was een staatsondermijnende ‘vijfde colonne’, communisten waren per definitie niet te vertrouwen. En dat beeld bleef dominant en sturend voor het optreden van dienst tot ver in de jaren tachtig. Ondanks alle bezwaren die tegen deze eenzijdige opvatting van de veiligheid in Nederland al in de jaren zestig en zeventig veelvuldig werden geuit. Kamermoties van onder andere PvdA-Kamerlid Roethof en aanwijzigingen van de PvdA-minister van Binnenlandse Zaken Van Thijn hadden weinig effect.