Waarom ik niet en wél rouw om Charlie Kirk
Waarom ik niet rouw om Charlie Kirk
Er zijn mensen wiens overlijden vanzelf stilte en respect oproept. Charlie Kirk hoort daar voor mij niet bij. Zijn dood is geen verlies voor de democratie, maar hooguit het verdwijnen van een van haar luidruchtigste ondermijners. Want laten we eerlijk zijn: Kirk zal niet worden herinnerd om zijn bijdrage aan een open samenleving, maar om zijn hardnekkige inzet om achterdocht, ressentiment en complottheorieën te voeden.
Hij zette de Civil Rights Act weg als een “enorme fout”, droeg complottheorieën als de “Great Replacement” met trots uit en wijdde zich aan het in twijfel trekken van verkiezingsuitslagen zodra de uitkomst hem niet beviel. De belangrijkste taak van vrouwen is kinderen krijgen en abortus is erger dan de Holocaust. In elk ander systeem zou dit slechts gênant theater zijn geweest, maar in de VS, waar miljoenen zijn woorden omarmden, kreeg het gewicht. Hij was een van de speerpunten van een beweging die de democratische spelregels alleen respecteert zolang ze zelf wint.
Hier komt de tolerantieparadox van Karl Popper om de hoek kijken. Een samenleving die onbeperkt tolerant is tegenover intolerantie, graaft haar eigen graf. Kirk was bij uitstek een vertegenwoordiger van die intolerantie: niet de felheid van een debatpartner die de democratie scherper maakt, maar de gretigheid van iemand die aan haar fundamenten zaagt omdat diversiteit, inclusie en verkiezingsresultaten niet in zijn straatje pasten. Tolerantie voor dat soort denkbeelden is geen deugd, maar een zwaktebod dat aan de basis ligt van de ondergang van de democratie.