Joost

2.713 Artikelen
2.826 Waanlinks
25.330 Reacties
Achtergrond: Kordite (cc)
Technisch opperhoofd en voorzitter van Sargasso, wat in de praktijk betekent dat hij nog geen zak te zeggen heeft :).

Developt (?) zich in het dagelijks leven het ongans en heeft veel te veel ideeën om uit te voeren. Daarom helpt Chad (zie boven) hem tegenwoordig vaak een handje zodat er toch nog af en toe een stukje verschijnt.
Foto: Gene Dizon on Unsplash

Vijf van de zes jongens zijn lief. En dus?

Er circuleert een filmpje met een gedicht dat het allemaal wat vriendelijker wil maken. Eén op de zes jongens tussen de zes en vijftien heeft een positieve kijk op Andrew Tate*, maar volgens de persoon op het podium moeten we vooral kijken naar die andere vijf. Die bakken muffins, fietsen met vrienden, blozen bij hun eerste crush en vinden bloemen mooi maar durven dat woord niet uit te spreken. De boodschap is dat we ons gerust kunnen voelen, want de overgrote meerderheid is eigenlijk heel lief.

Het is verleidelijk, in dezelfde categorie als not all men: een reflex die het systemische ongemak vervangt door individuele geruststelling. Niet de vraag waarom een misogyne influencer zoveel jonge jongens bereikt, maar de herinnering dat de meesten nog altijd nerveus worden van hand in hand lopen. Dat ze hun moeder soms irritant vinden maar haar zullen missen wanneer ze er niet meer is. Dat ze twijfelen, lachen tot ze huilen. Het is ontroerend, maar ook een rookgordijn.

Het centrale probleem verandert niet omdat je het in een warm jasje giet. Eén op de zes jongens is een indicatie van culturele normalisering, niet een detail dat je kan gladstrijken met dit soort romantiek. Dat vijf van de zes het níet zijn, is geen geruststelling maar de minder dan minimale ondergrens van wat je mag verwachten. De tekst van het gedicht maakt van die ondergrens overstijgen een morele prestatie. Alsof het juist bijzonder is dat een jongen géén geweld tegen vrouwen wil verheerlijken. Alsof het troost moet bieden dat de meerderheid liever muffins bakt dan een influencer aanbidt die vrouwen als bezit behandelt. Terwijl er inmiddels een meer dan significante minderheid bestaat die daar geen boodschap aan heeft, eentje die tot 10 jaar geleden niet zo openlijk bestond.

Foto: Dilan Yeşilgöz, De Balie, 2022, via Wikimedia Commons.

Yesilgöz, de formatie en de kunst van het verschuivende midden

Dilan Yesilgöz heeft een opmerkelijke politieke vaardigheid ontwikkeld: ze hoeft zelf niet te bewegen om het midden van plaats te laten veranderen. Haar bewering dat een kabinet met JA21 een middenkabinet zou zijn, is geen beschrijving van de politieke werkelijkheid maar een poging de werkelijkheid te veranderen. Het mogelijke gevolg? Het midden wordt niet langer gezien als een plek waar je elkaar treft, maar als een label dat je plakt op partijen die je strategisch nodig hebt.

Het traditionele midden had, ondanks zijn halfslachtigheid, een functie. Het was de zone waar partijen zichzelf temden, waar scherpe randen werden afgeslepen. Yesilgöz draait dat nu binnenstebuiten. In haar lezing hoeft niemand zich meer te matigen om het midden te bereiken; het midden schuift gewoon op tot het precies past rondom de gewenste coalitie. Het is geen ideologische beweging maar een taaloperatie.

Tegelijk blijft de realiteit dat JA21 geen middenpartij is. Het is een verzameling weggelopen FvD-standpunten in net iets acceptabeler verpakking. Door hen in het centrum te plaatsen, wordt de beweging naar rechts verkocht als bestuurlijke normaliteit. Niet de inhoud verschuift, maar de etiketten. En zodra dat frame staat, wordt kritiek afgedaan als niet willen luisteren naar de verkiezingsuitslag.

Foto: Marek Studzinski on Unsplash

De markt wordt beter, de patiënt niet

De jaren 90: het hoogtepunt van de privatiseringshype en de gezondheidszorg moest ook efficiënter. Minder bureaucratie, meer marktwerking, meer prikkels. De patiënt als klant, de zorgverlener als ondernemer, en de verzekeraar als bewaker van de ‘doelmatigheid’. Dat was het verhaal, en het klonk toen allemaal rationeel, zakelijk, onvermijdelijk (*).

Alsof een ziekenhuis hetzelfde is als een supermarkt, en een patiënt als iemand die rustig de schappen afstruint op zoek naar de goedkoopste bypass. Alsof iemand met pijn op de borst eerst even de aanbiedingen vergelijkt, de kleine lettertjes leest en nadenkt over de bonuspunten. Alsof iemand met een gebroken heup kan onderhandelen over de prijs per schroef. De fictie van de “zorgconsument” is dat mensen met keuzestress in het leven plots rationele actoren worden zodra hun gezondheid op het spel staat. In werkelijkheid kiest niemand voor een hartaanval met vrije markttoegang. De patiënt is geen klant, maar een gegijzelde: afhankelijk van schaarse zorg, van obscure declaratiecodes, van verzekeringsvoorwaarden die elk jaar opnieuw worden herschreven door mensen die zelf nooit in een wachtkamer zitten.

En we zijn nu ruim 20 jaar verder .Wat we kregen, is geen efficiëntie. Het is een andere vorm van verspilling, slimmer verpakt. De oude bureaucratie met haar papieren dossiers en stempelformulieren is ingeruild voor een digitale nachtmerrie van vinkjes, dashboards en rapportages. Een excelbureaucratie. Alles moet geregistreerd, gemeten, verantwoord en geaudit. Niet omdat het de zorg beter maakt, maar omdat aandeelhouders willen weten waar hun rendement blijft, en het personeel gewantrouwd wordt.

Foto: NLportaal.NL (cc)

Funcaps is geen oorzaak maar een symptoom

De discussie over Funcaps, een site die ‘afgeleiden’ van populaire drugs en slaapmiddelen verkocht, wordt nu gevoerd alsof de webshop het probleem zelf was. Alsof één clubje opportunisten een soort farmaceutisch kwaad introduceerde dat uit het niets tientallen levens kostte. Dat verhaal werkt blijkbaar prima, want dan kun je een boosdoener aanwijzen, het OM laten binnenvallen en vervolgens doen alsof daarmee een hoop ellende is opgelost. Maar Funcaps is geen oorzaak. Funcaps is een symptoom. De manifestatie van een beleid dat liever alles verbiedt dan iets begrijpt.

Wat je ziet in de markt voor nieuwe psychoactieve stoffen is een simpel mechanisme. Als de overheid alles verbiedt wat populair is, verschuift de vraag vanzelf naar stoffen die nog niet op de lijst staan. Net iets anders, net iets onbekender, net iets gevaarlijker. Een chemisch kat-en-muisspel waarbij de consument telkens verder van wat veilig is wordt losgeweekt. Niet omdat mensen per se op zoek zijn naar hardcore middelen, maar omdat het beleid ze daarheen duwt.

Zodra een middel wordt verboden, verdwijnt niet het gebruik maar de kwaliteit en de controle. Veiligheid wordt een toevalligheid. In die schaduwzone floreren webshops zoals Funcaps. Niet omdat de wereld vol roekeloze gebruikers zit, maar omdat beleid weigert te erkennen dat vraag een constante is. Als je alles onder de Opiumwet schuift, creëer je vanzelf een markt die zich eronderuit graven moet. En wat daaruit komt is zelden milder of veiliger.

Foto: Ari Dinar on Unsplash

De Fifa Vredesprijs: een schoen, een wortel en Trump

De Fifa heeft een nieuwe internationale traditie bedacht, al is het geen traditie waar iemand om gevraagd heeft. Morgen, op 5 december, een datum die in Nederland ruikt naar kruidnoten en passief-agressieve gedichten, reikt ze een Vredesprijs uit. Geen symboliek, geen culturele verwijzing, puur toeval. Maar dat maakt het alleen maar absurder: ergens op de wereld zit een organisatie die structureel conflicten veroorzaakt door stadiondeals, smeergeld en geopolitieke stunteligheid, en precies op die dag speelt ze voor mondiale vredesduif, en geeft een cadeautje weg.

En wie staat er op de – waarschijnlijk – eenregelige shortlist? Donald J. Trump. De man die huilde dat hij de nobelprijs voor de vrede niet kreeg, maar het aankomende WK al gebruikte als politiek wapen en dreigde wedstrijden verplaatsen uit Democratisch bestuurde steden. Waar voetbal bedoeld is om landen dichterbij te brengen, maakt Trump er een instrument van om tegen steden te kunnen slaan.

De Fifa doet alsof dit allemaal niet bestaat, of nou ja, ze hopen misschien dat als je Trump vleit hij dat soort dingen niet gaat doen. Ze zullen officieel wel beweren dat Trump “wereldwijde aandacht voor voetbal” genereert, of zoiets. Dat is ongeveer hetzelfde als zeggen dat een aangestoken vuilnisbak “aandacht genereert voor afvalbeleid”. Formeel klopt het, maar niemand met een functionerend stel hersenen neemt het serieus.

Foto: Wouter Supardi Salari on Unsplash

Productinnovatie gone wrong: de kruidnootreep

De kruidnotenreep van Bolletje lijkt op het eerste gezicht een onschuldige seizoensgril. Een reepvorm, tien aan elkaar geplakte kruidnoten en negen van die repen in een zakje. Briljant, maar ik zie toch vooral een symptoom van hoe de markt is uitgegroeid tot een laboratorium voor overbodige innovaties die vooral het klimaat en de portemonnee raken. Niet omdat de ingrediënten anders zijn, maar omdat de vorm dat wel is. En die vorm kost grondstoffen, energie en transport. De kruidnoot wordt steeds vierkanter, de wereld erachter steeds krommer.

Het begint al bij het prijsverschil. De kleine zak kruidnoten van Bolletje kost bij Albert Heijn 1,19 voor 200 gram. De kruidnotenreep kost 1,99 voor 155 gram. Je betaalt dus ruim het dubbele per gram. De productie zal niet veel duurder zijn, maar de reepvorm heeft marketingwaarde. Althans dat denken ze bij Bolletje vermoed ik. Dat je de pepernoten niet meer hoeft te tellen, bijvoorbeeld. De consument moet geloven dat hij iets handigs koopt, iets bijzonders, pepernoten die zich gedragen als een reep en dus automatisch een soort functioneel aura krijgen, en daarmee kunnen concurreren met andere repen zoals Mars en Twix, waar de nietige pepernoot dat op zichzelf niet kan.

Dat prijsverschil heeft ook een milieukant. Losse kruidnoten hebben één verpakking. De kruidnotenreep heeft negen individuele wikkels plus een buitenzak. Extra folie, extra verwerking, extra transportvolume. Allemaal materiaal dat na een paar seconden scheuren eindigt in de afvalstroom. De industrie noemt het gemak, de realiteit is dat dit soort producten de hoeveelheid verpakkingsafval jaar na jaar laat stijgen. Het is moeilijk uit te leggen waarom we ons druk maken over plastic rietjes en tasjes, terwijl we tegelijkertijd accepteren dat een seizoenssnack per hap wordt ingepakt.

Foto: Towfiqu barbhuiya on Unsplash

De vrijwillige glijbaan naar mondiale surveillance

Nederland lag tot en met het eind (en terecht) dwars, maar nu is de kogel dan toch door de kerk. De nieuwe EU-wet tegen online kindermisbruik introduceert een systeem waarin appmakers “vrijwillig” hun platforms kunnen scannen. Niet meer verplicht, zoals eerder, waardoor bijna iedereen overstag ging. Dat klinkt alsof Europa het netjes aan bedrijven laat om te bepalen of ze hun gebruikers aan algoritmische inspectie onderwerpen. Maar die vrijwilligheid is vooral een diplomatiek doekje voor het bloeden. De werkelijke consequenties liggen, behalve in Europa ook ver daarbuiten.

Want zodra een grote appmaker één regio bedient met “vrijwillig” ingebouwde scanmechanismen, ontstaat er een wereldwijd precedent. En als één partij in Europa overstag gaat, dan wordt de druk op de anderen vanzelf groter: want ‘wat hebben zij te verbergen?’. En ‘denk aan onze kinderen!’. Als bijvoorbeeld Meta de scanner inbouwt voor Europa, dan kunnen Rusland en China precies hetzelfde eisen, maar dan zonder het gêne van een publieke rechtvaardiging, en het bestaat al! Europa heeft immers gezegd dat de technologie moreel en juridisch acceptabel is. En wat acceptabel is voor Brussel, wordt bruikbaar voor regimes die minder scrupules hebben. Vrijwillig scannen in Europa leidt tot verplicht scannen elders.

Dit is het patroon waarin een liberale rechtsstaat, goedbedoeld of niet, technologie legitimeert die vervolgens in autoritaire – en misshcien in de eigen – handen verandert in een machtsmiddel. Function creep is daarbij geen risico maar een zekerheid: zodra de scanner bestaat, groeit het toepassingsgebied vanzelf. Eerst alleen beelden. Dan ook teksten. Daarna metadata. Vervolgens “verdachte patronen”, want dat klinkt als moderne veiligheid. En uiteindelijk kan elke overheid het label “bescherming” plakken op wat feitelijk gedragsanalyse is.

Foto: Remy Gieling on Unsplash

Het Concertgebouw en de middenweg waar niemand om vroeg

De afgelopen weken liep de spanning rond het geplande Chanukah-concert in het Concertgebouw verder op. De aangekondigde aanwezigheid van een cantor die verbonden is aan het Israëlische leger veroorzaakte protesten, bezwaren en een groeiende druk op de instelling om eindelijk kleur te bekennen. Het Concertgebouw laveerde zichtbaar. Eerst mocht de man komen, daarna werd het afgeblazen, vervolgens werd er weer geschoven met de programmering. Tegelijkertijd nam de druk toe vanuit Israël en de organisaties die nooit verlegen zitten om een telefoontje richting bestuur of directie. Uiteindelijk verscheen er een gezamenlijke verklaring waarin het Concertgebouw “nog steeds” stelt dat een vertegenwoordiger van een leger dat een genocide pleegt niet op het podium kan staan. Het compromis dat geen compromis is, kwam er toch: hij mag wél optreden, maar dan in besloten kring. Met andere woorden, het conflict is formeel opgelost, maar vooral op een manier waar de Israël-lobby geen moment wakker van ligt.

De verklaring van het Concertgebouw en de Stichting Chanukah Concert probeert een explosieve kwestie te presenteren als een kwestie van both sides. Niet de vraag of een vertegenwoordiger van een strijdkracht midden in een genocide geprogrammeerd moet worden wordt dan centraal, maar hoe je een evenement organiseert in tijden van “extreme polarisatie”. Daarmee verschuift het gesprek van inhoud naar toon, van verantwoordelijkheid naar sfeerbeheer. Het is de taal van instellingen die hopen dat iedereen ophoudt met lastige vragen. Geen woord over machtsverhoudingen. Geen woord over geweld dat niet om nuance vraagt maar om ruggengraat.

Foto: Jurriaan on Unsplash

Leert Rotterdam het dan nooit?

Rotterdam heeft nieuwe maatregelen aangekondigd tegen daklozen en bedelaars. De maatregelen zijn specifiek bedoeld om het bedelen tegen te gaan op grote kruispunten. Het is een mix van hulp en handhaving, met de nadruk op dat laatste. De stad zet straatteams in, opent extra opvangplekken en richt zelfs een aparte gebruiksruimte in. Maar tegelijk komen er gebiedsverboden, worden inkomsten van bedelaars afgepakt en blijft de boete het favoriete bestuurlijke wapen. Het geheel voelt als een herhaling van een oud script. Rotterdam presenteert zich graag als stoer, maar is vooral een stad die niet aarzelt om haar eigen kwetsbare inwoners onder de bus te gooien.

In de aankondiging gebruikt de wethouder een bekende retorische truc: hij waarschuwt dat de situatie doet denken aan de jaren tachtig en negentig van de vorige eeuw. De stad zou op weg zijn naar verloedering., en dat moeten we niet willen met zijn allen. Maar dat frame dient vooral een politiek doel: daklozen zijn geen mensen met problemen, maar dragers van verval. Wie zo denkt, hoeft zich ook niet af te vragen waarom iemand dakloos is geworden of waarom verslaving en schulden zo hardnekkig zijn. De zichtbare persoon op straat wordt het probleem, niet de omstandigheden die hem daar hebben gebracht.

Closing Time | Closing Time

Tot mijn ontsteltenis is dit nummer nog nooit langsgekomen in deze serie. Een omissie die nodig rechtgezet moest worden. Bij deze.

Semisonic was geen grungeband, geen boyband, geen rebellie. Ze waren de soundtrack van het moment waarop de Amerikaanse middenklasse dacht dat de geschiedenis voorbij was. De koude oorlog was gewonnen, Bill Clinton speelde saxofoon, en iedereen dacht dat het internet de democratie zou redden. Closing Time klonk als het geluid van tevredenheid, het soort tevredenheid dat achteraf bezien altijd de voorbode is van een crash.

Closing Time | Het is toch een act dit

Afgelopen weekend speelde Sam Bettens van K’s Choice een ietwat, eh, geactualiseerde versie van hun megahit ‘Not an addict‘, in ‘Even tot Hier’. Hij vraagt zich af hoe het nou verder moet de formatie, en noemt het gesteggel ’typisch Nederlands’, een subtiel grapje van de Belg, neem ik aan.

Foto: "Zohran Mamdani Speaking at a DSA 101 Meeting at the Church of the Village in NYC" by Bingjiefu He is licensed under CC BY-SA 4.0

Mamdani, New Yorks onwaarschijnlijke burgemeester

In een tijd waarin Amerikaanse verkiezingen steeds vaker verworden tot investeringsprojecten van miljardairs, heeft Zohran Mamdani iets ongebruikelijks gedaan: hij heeft gewonnen. Niet dankzij de miljoenen van hedgefondsen, niet dankzij de steun van vastgoedmagnaten of  door een als ‘independent’ meedoende Andrew Cuomo, maar ondanks hen. Tegen een lawine aan geld en desinformatiecampagnes in, wist Mamdani gekozen te worden op een programma dat zich expliciet keerde tegen de machten die normaal bepalen wie überhaupt kans maakt.

Mamdani is niet de gladde centrist die de Democratische Partij doorgaans voortbrengt. Hij noemt zichzelf een democratisch socialist en handelt er ook naar. Hij is een politicus die niet wegkijkt van woorden als klasse, ongelijkheid of kolonialisme, en daar openlijk trots op is. Terwijl anderen hun eerste bezoek als burgemeester plannen naar Israël om de partijdiscipline te tonen, zei Mamdani openlijk: nee. Geen rituele knieval, geen diplomatiek toneelstuk. Het was een kleine daad van morele autonomie in een omgeving die daar allergisch voor is.

Zijn openlijk islamitische identiteit maakt hem bovendien een zeldzaamheid in het Amerikaanse politieke landschap, waar religie vaak een instrument is om conformiteit te etaleren, niet verschil. Voor Mamdani is dat geen merk, maar een realiteit die samenvalt met zijn politiek: solidariteit met gemarginaliseerde groepen, kritiek op onderdrukking, en de overtuiging dat je niet kunt praten over vrijheid zolang macht ongelijk verdeeld blijft.

Volgende