COLUMN - Na 165 jaar is Uncle Tom’s Cabin nog steeds een ongemakkelijk boek. Het was natuurlijk dé grote bestseller in de negentiende-eeuwse Verenigde Staten en het is misschien wel voor altijd hét voorbeeld van een boek dat een belangrijke rol heeft gespeeld in een sociaal-politieke verandering – de afschaffing van de slavernij.
Maar het is ook weggezet als een typisch vrouwenboek, een sentimentele roman. En het geeft een beeld van slaven dat je makkelijk als racistisch kunt beschouwen.
Het zou, kortom, verplichte stof moeten zijn voor iedereen. Het is belachelijk dat iemand als ik – ik laat me er graag op voorstaan dat ik zo belezen ben, blablabla – het nu pas lees. Men had mij moeten uitlachen en uitsluiten van mijn huidige baan omdat ik van alles en nog wat gelezen had, maar dit boek niet.
Slavenmoeders
En dan moet ik ook nog bekennen dat ik het een fijn boek vind om te lezen. Ik laat me graag meevoeren in de sentimenten die me worden opgelepeld: afschuw van de enkele zeer nare slavendrijver, sympathie voor de nobele christenmens Tom en de slavenhouders die het wél goed met hem menen, treurnis om de slavenmoeders die van hun kinderen gescheiden worden. Het gaat er bij mij in als koek.
Ik vind de dialogen in Uncle Tom’s Cabin levendig, en ik vat vooral voor Tom gaandeweg grote sympathie op. Maakt mij dit tot een racist?
Mooi
Het beeld van Tom is er natuurlijk een dat helemaal is aangepast aan de smaak van de negentiende eeuwse witte Amerikaan. Hij komt niet in opstand. Op het moment dat hij wordt geïntroduceerd wordt er meteen bijverteld dat hij zo’n goede christen is. Hij is een bounty avant la lettre. Precies om invoelbaar te maken dat hij een mens is, heeft de schrijfster Stowe hem volkomen aangepast aan hoe mensen zoals zij, en wie weet zoals ik, hem graag zien.
Dat het indertijd misschien alleen op die manier kon, is geen excuus. Ja, de slavernij alleen succesvol aan de kaak kon worden gesteld door iemand die zelf bij de bovenliggende partij hoorde. Ja, die kon dat alleen doen door de slaven zo braaf mogelijk te maken. Maar daarom hoef ik het, alweer een aardig eind op weg in de 21e eeuw, nog niet mooi te vinden.
Studeerkamer
Zoiets nodigt uit tot zelfonderzoek. Het racisme is, behalve een ideologie, ook een instinct. De ideologie onderschrijf ik natuurlijk niet – maar hoe zit het met het instinct? Is mijn historiserende manier van lezen – ‘je moet het natuurlijk in zijn tijd zien’ – niet ook een vorm van me verschuilen achter sentiment?
En mag ik er, als witte professor van middelbare leeftijd in mijn studeerkamer in Amsterdam, wel iets over zeggen?
Verplichte kost, dus.
Volgende week: Gerard Walschap, De bejegening van Christus.
Reacties (4)
Ik las het vrij jong en ik vond het relativerend. De ene slaveneigenaar was ergens wel goed jegens zijn slaven met priveleges en bepaalde vrijheden, terwijl anderen er op kotsten. Dat zal in de werkelijkheid niet anders geweest zijn.
Ik heb de Bijbel wel eens gelezen.
Wat de afdeling had-ik-nog-nooit-gelezen betreft: Ik vond Tijl Uilenspiegel ronduit verbijsterend (in de zin van: totaal anders dan ik verwacht had)
We hebben tegenwoordig gelukkig Quentin Tarantino’s “Django Unchained”. Koop die dvd en zie hem driemaal achter elkaar, en denk dan nog eens na over je eigen witheid.