ANALYSE - De Ministeries van Buitenlandse Zaken en Defensie werken hard aan de artikel 100-brief, waarmee de regering de Tweede Kamer informeert over de uitzending van Nederlandse militairen naar Mali. Jan Gruiters, algemeen directeur van IKV Pax Christi, geeft tien tips voor de brief.
Het componeren van deze Kamerbrief is geen eenvoudige opgave. Meerdere belangen dienen te worden behartigd en veel risico’s moeten afgedekt worden. Dat vergt politiek handwerk en redactioneel schaven en schuren.
In een ideale wereld zouden bij het opstellen van deze brief over de toekomstige uitzending van militairen naar Mali de in het verleden geleerde lessen een belangrijke rol spelen. In de politieke praktijk is dat echter niet vanzelfsprekend. Het blijkt steeds opnieuw moeilijk om tussen de klippen van de taaie werkelijkheid en de politieke wenselijkheid te laveren. Bij het zoeken naar een zo breed mogelijk politiek draagvlak is de verleiding groot risico’s te verbloemen (geen vecht- maar een opbouwmissie), de werkelijkheid te romantiseren (geen zaken doen met opstandelingen) of de complexiteit te reduceren (binnen twee jaar klinkende resultaten beloven).
De evaluatie van de ISAF-missie in Uruzgan bevat belangrijke lessen. De schrijvers en ondertekenaars van de artikel 100-brief zouden er goed aan doen na te gaan of aan de volgende tien lessen gehoor is gegeven:
1. Om duurzame resultaten te garanderen is het essentieel om de lokale bevolking in alle stadia van de besluitvorming en uitvoering van de missie te betrekken. Dat vergt een lokaal perspectief dat niet in plaats van, maar als een onmisbare aanvulling, komt op het top-down-perspectief van regeringen. De artikel 100-brief moet uitdrukking geven aan het perspectief van de burgers en lokale gemeenschappen in Mali en aangeven op welke wijze de lokale bevolking voorafgaand aan, tijdens en na afloop van de missie, wordt gehoord.
2. De doelstelling van de missie moet in de artikel 100-brief realistisch en zo concreet mogelijk zijn en niet – zoals eerder het geval was – ambitieus en diffuus. De doelstellingen van de VN-missie MINUSMA moeten in de Kamerbrief vertaald zijn in concrete (nationale) doelstellingen van de Nederlandse bijdrage aan MINUSMA. De doelstellingen moeten vertaald kunnen worden in heldere indicatoren waarmee de regering en de Tweede Kamer de voortgang en resultaten van de missie kunnen monitoren en evalueren.
3. Er moet een expliciete samenhang bestaan tussen doel, aanpak en middelen. De artikel 100-brief moet duidelijk maken op welke wijze special forces effectief kunnen bijdragen aan de doelstellingen van de VN-missie: stabiliteit, politieke dialoog, herstel van staatsgezag, bescherming van burgers, promotie van mensenrechten, ondersteuning van humanitaire hulp en nationale en internationale gerechtigheid. Dat vergt een overtuigende onderbouwing van de kans op succes met de beoogde inzet van militairen, diplomaten en ontwikkelingswerkers. Daarvoor is een samenhangende geïntegreerde benadering onontbeerlijk.
4. De artikel 100-brief moet ondubbelzinnig en overtuigend laten zien dat er voor duurzame vrede en veiligheid in Mali een eenduidige, op VN-niveau breed gedragen politieke strategie aanwezig is. De regering moet duidelijk maken dat er in Mali sprake is van een eenduidige, consistente en lange termijn politieke en militaire doelstelling. De nadruk op de politieke, in plaats van op de militaire oplossing, stelt eisen aan de politiek, de diplomatie en de bereidheid om met lokale machthebbers en gewapende tegenstanders te onderhandelen, ook als zij bloed aan hun handen hebben.
5. De artikel 100-brief zal moeten aangeven wat de oorzaken en de aard van de gevaren zijn waartegen burgers in Mali beschermd moeten worden. Dat is noodzakelijk om te kunnen onderbouwen dat – en te kunnen toetsen of – met de Nederlandse bijdrage burgers daadwerkelijk en effectief zijn te beschermen.
6. Het scheiden van terroristen van de bevolking teneinde terroristische groeperingen te isoleren, vergt bescherming van de bevolking en een minimaal gebruik van militair geweld. Dit veronderstelt dat de krijgsmacht beschikt over adequate beschermingsstrategieën en –capaciteiten en een flexibel personeelsplafond. Als er meer militairen noodzakelijk zijn, dan moet er kunnen worden opgeschaald.
7. Samenlevingen zijn niet maakbaar. Dit veronderstelt strategisch geduld en een politieke bereidheid om de inzetduur niet te koppelen aan een end date maar aan een end state.
8. De artikel 100-brief moet garanties bevatten dat er in Mali (voldoende) sprake is van eeneenheid in commandovoering en benaderingswijze onder de deelnemende landen (waaronder eigenzinnig Frankrijk) en tussen de verschillende missies. Het jagen op terroristen en het beschermen van burgers, kan elkaar natuurlijk in de weg zitten.
9. Beschikt MINUSMA over een onafhankelijk eenheid die incidenten waarbijburgerslachtoffers vallen door geweld (of misdragingen) van uitgezonden militairen opspoort, analyseert, rapporteert, slachtoffers identificeert en compenseert voor geleden schade?
10. Tenslotte dient de artikel 100-brief op voorhand vast te leggen op welke manier de regering de missie zal evalueren. Bij een missie van enige omvang dient deze evaluatieeen zo onafhankelijk mogelijk karakter te hebben, onder begeleiding van een commissie van onafhankelijke experts.
De politieke praktijk is weerbarstig. Dat geldt ook voor de opstellers van de artikel 100-brief. Toch is het waarborgen van deze lessen de moeite waard. Deze lessen kunnen niet alleen bijdragen aan de kwaliteit van de artikel-100 brief, maar ook aan de kwaliteit van het politieke debat hierover en aan het succes van de missie zelf.
Jan Gruiters, algemeen directeur van IKV Pax Christi, was als lid van een door de regering ingestelde ‘commissie van onafhankelijke experts’, betrokken bij de evaluatie van de Nederlandse bijdrage aan de ISAF-missie in Uruzgan. Mede op basis van zijn inzichten, heeft IKV Pax Christie 10 tips opgesteld voor de Nederlandse politiek met het oog op de Mali-missie.
Via Vice Versa.
Reacties (7)
gewoon niet gaan scheelt geld en gezeik.
Ik ben ook niet voor deze missie.
Nu het toch gaat gebeuren, tip 11: blijf a.u.b. onderscheid maken tussen de Alqaida-achtige terroristen/vijanden, en eventuele Touaregrebellen die nog vechten voor onafhankelijkheid van zuidelijk Mali.
@1:
Ja maar…:
Als “we” dit soort missies niet meer willen doen is er geen rede om de JSF aan te schaffen ;-)
Eerder vanavond toch maar eens naar Nieuwsuur gekeken. De belangrijkste vraag die aan de orde kwam was: wat mogen “onze” jongens daar in Mali eigenlijk voor geweld gebruiken. Een analyse van het conflict ontbrak volledig. Wie vechten daar eigenlijk, waarom doen ze dat – het lijken vragen die niet gesteld mogen worden.
@3: De JSF is er ook niet voor dit soort missie’s
De laatste tip is: let op de net aangekondigde Japans Russische militaire oefeningen.
Sinds 1945 zijn de landen in staat van oorlog.
Zou het zo zijn dat de VS sneller ten onder gaat dan enige politieke commentator in de gaten heeft, of durft te zeggen ?
@6:
http://www.washingtonpost.com/world/national-security/syrian-conflict-persian-gulf-officials-tired-of-waiting-for-us-move-to-boost-aid-to-rebels/2013/11/02/af0c8554-4324-11e3-8b74-d89d714ca4dd_story.html